ECLI:NL:RBDHA:2025:7956

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
AWB 24/17488 en AWB 24/17489
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen een locatieverbod en verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 april 2025, beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen een locatieverbod en het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser, die niet aanwezig was op de zitting, had een locatieverbod ontvangen van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) per brief van 27 oktober 2024, waarin hem werd medegedeeld dat hij het terrein van de COA-locatie Luttelgeest niet meer mocht betreden. De rechtbank heeft het beroep op 24 maart 2025 behandeld, maar zowel eiser als verweerder waren niet aanwezig.

De rechtbank oordeelt dat de brief van 27 oktober 2024 geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het locatieverbod niet op enig rechtsgevolg gericht is. De opvang en verstrekking zijn niet beëindigd, maar zijn voortgezet in Dronten. Het locatieverbod is slechts een feitelijke mededeling en geen publiekrechtelijke rechtshandeling. Hierdoor staat er geen rechtsmiddel open tegen deze maatregel.

De rechtbank verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 24/17488 en AWB 24/17489
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 15 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

V-nummer: [v-nummer]
en

het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het locatieverbod en het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser.
1.1.
Met de brief van 27 oktober 2024 heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat hij vanaf die datum het terrein van de COA-locatie Luttelgeest niet meer mag betreden.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 24 maart 2025 op zitting behandeld. Eiser was niet aanwezig. Verweerder heeft zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
2. Verweerder heeft in de Engelstalige brief van 27 oktober 2024 meegedeeld dat eiser vanaf die datum het terrein van de COA-locatie niet meer mag betreden. Verder is vermeld dat het locatieverbod is gebaseerd op artikel 138, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht en dat het geldt tot 10 november 2024.
Wat vindt eiser in beroep?
3. De brief is een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Er staat geen bezwaarprocedure open dus de beroepsprocedure is het enige rechtsmiddel. Het besluit is niet gemotiveerd en onzorgvuldig voorbereid. Ook heeft eiser geen mogelijkheid gekregen om zijn zienswijze naar voren te brengen. Er is op geen enkele wijze rekening gehouden met zijn belangen. Daarnaast heeft verweerder geen goede en redelijke grond om hem de toegang tot het asielzoekerscentrum (AZC) te ontzeggen. Verweerder heeft niet vermeld op welke grond eiser de toegang is ontzegd. Tot slot is het onevenredig dat eisers gezin van elkaar wordt gescheiden.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

4. De rechtbank is van oordeel dat de brief van 27 oktober 2024 geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Het locatieverbod is namelijk niet op enig rechtsgevolg gericht, omdat de opvang en verstrekkingen [1] niet zijn beëindigd maar zijn voorgezet in Dronten. Het locatieverbod behelst niet meer dan een feitelijke mededeling en is geen publiekrechtelijke rechtshandeling. Tegen zo een maatregel, niet zijnde een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb staat geen rechtsmiddel als bedoeld in artikel 8:1, eerste lid van de Awb open.

Conclusie en gevolgen

5. De rechtbank zal zich dan ook onbevoegd verklaren kennis te nemen van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening.
6. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 15 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voortvloeiend uit Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.