ECLI:NL:RBDHA:2025:7965

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
NL22.5715 T
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake asielaanvraag van een Ugandese homoseksuele man

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt de minister van Asiel en Migratie in de gelegenheid gesteld om gebreken in het bestreden besluit en het aanvullende besluit te herstellen. De zaak betreft de asielaanvraag van een Ugandese man die stelt dat hij vanwege zijn homoseksuele geaardheid in Uganda gevaar loopt. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de geloofwaardigheid van de homoseksuele geaardheid van eiser en de problemen die hij ondervindt. Eiser heeft zijn asielaanvraag ingediend op 13 juni 2019, maar zijn aanvraag is eerder afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de verklaringen van eiser over zijn homoseksualiteit en de daaruit voortvloeiende problemen niet voldoende heeft gewogen. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen twee weken te laten weten of hij de gebreken in het besluit wil herstellen, en heeft aangegeven dat het belangrijk is dat de asielprocedure van eiser snel wordt afgerond. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.5715 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. L.M. Weber),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. E.G. Angela).

Procesverloop

Bij besluit van 7 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen.
Eiser heeft op 4 april 2022 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Op 16 mei 2022 heeft hij beroepsgronden ingediend. Op 4 en 5 september 2024 heeft hij deze aangevuld en aanvullende stukken ingediend.
Verweerder heeft op 8 oktober 2024 een aanvullend besluit genomen (het aanvullende besluit). Het beroep is op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede gericht tegen dit aanvullende besluit.
Eiser heeft op 20 november 2024 op het aanvullende besluit gereageerd.
Op 2, 3, 6 en 14 januari 2025 heeft eiser aanvullende stukken ingediend.
Verweerder heeft op 6 januari 2025 gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 18 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijstaan door zijn gemachtigde, [naam 1] als tolk, en de gemachtigde van verweerder.

Besluitvorming

Inleiding – het asielrelaas
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1986 en heeft de Ugandese nationaliteit. Op 13 juni 2019 heeft hij een asielaanvraag ingediend. Aan deze aanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij Uganda heeft verlaten vanwege zijn homoseksuele geaardheid. Hij heeft hierover – samengevat – het volgende verklaard. In 1999, toen eiser naar de eerste klas van de middelbare school ging, leerde hij een jongen genaamd [naam 2] kennen. Hij ontwikkelde gevoelens voor [naam 2], wat voor hem een ontdekking was dat hij ‘anders’ was. Eiser durfde [naam 2] niet over zijn gevoelens te vertellen. Hij probeerde deze gevoelens te onderdrukken en zichzelf te veranderen: hij wilde ‘straight’ worden, zoals andere mensen om hem heen. Eiser besloot om het contact met [naam 2] te verbreken en hij begon een relatie met een meisje genaamd [naam 3]. Deze relatie duurde ongeveer een jaar. Eiser kreeg geen gevoelens voor [naam 3] en slaagde er niet in om te veranderen. Hij ging bidden en naar de kerk, maar ook dat leidde niet tot verandering. Op zijn twintigste vond eiser dat het genoeg was en accepteerde hij voor zichzelf dat hij homoseksueel is. Eisers contact met [naam 2] herstelde zich, waardoor zijn familie vermoedens kreeg over zijn geaardheid. Eisers familie regelde voor hem een huwelijk: in 2006 is eiser met [naam 4] getrouwd. Eiser woonde met [naam 4] samen, werkte samen met [naam 4] in zijn schoenenwinkel en zij kregen samen vier kinderen. Volgens eiser diende dit huwelijk als bescherming: hij moest zijn familie laten zien dat hij niet homoseksueel is. In 2011 heeft eiser [naam 5] ontmoet, met wie hij sinds 2013 een geheime relatie had. [naam 5] echtgenote kreeg vermoedens en waarschuwde eiser: zij deelde haar man niet met een man. Eiser bleef in contact met [naam 5] en werd in 2018 door de echtgenote van [naam 5] en twee andere mannen mishandeld. Hij probeerde te vluchten met een motortaxi, maar in de achtervolging werd hij van de motortaxi getrokken en kwam hij onder een auto terecht en werd hij meegesleept. De omstanders dachten dat eiser dood was. In het ziekenhuis is eiser behandeld aan zijn verwondingen. Diezelfde dag, ongeveer anderhalf uur later, moest eiser naar het politiebureau en werd hij ondervraagd over de gebeurtenis. Met behulp van [naam 5] is eiser via een uitwisselingsprogramma naar Nederland gevlucht. Bij terugkeer naar Uganda vreest eiser voor de familie van [naam 5] en zijn eigen omgeving.
1.1.
Bij besluit van 11 juni 2021 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen. Verweerder acht de homoseksuele geaardheid van eiser en de daardoor ondervonden problemen niet geloofwaardig. Bij uitspraak van 21 september 2021 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, ECLI:NL:RBDHA:2021:11707, het beroep van eiser tegen het besluit van 11 juni 2021 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder de door eiser overgelegde stukken niet kenbaar bij het besluit van 11 juni 2021 betrokken en niet inzichtelijk gemaakt hoe hij de afgelegde verklaringen en de overgelegde stukken in samenhang heeft gewogen. Verweerder heeft daarna een nieuw voornemen uitgebracht en het bestreden besluit genomen.
Het bestreden besluit
2. Het asielrelaas bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- de homoseksuele geaardheid van eiser (element 2);
- de problemen vanwege eisers homoseksuele geaardheid (element 3).
2.1.
Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. De homoseksuele geaardheid en de daardoor ondervonden problemen acht verweerder niet geloofwaardig. Verweerder stelt dat eiser wisselende, algemene, summiere en oppervlakkige verklaringen heeft afgelegd over zijn homoseksuele geaardheid. Verweerder heeft meer gewicht toegekend aan deze verklaringen dan aan de door eiser overgelegde foto’s, screenshots en steunverklaringen van derden (waaronder organisaties). Over de gestelde problemen heeft eiser wisselend, onaannemelijk en ongerijmd verklaard. Er doet zich volgens verweerder dan ook geen asielgrond voor als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder heeft daarom de asielaanvraag afgewezen.
Het aanvullende besluit
2.2.
In het aanvullende besluit heeft verweerder gesteld dat de na het bestreden besluit door eiser overgelegde documenten en verklaringen geen aanleiding geven om de asielaanvraag alsnog in te willigen. Weliswaar is eiser in de afgelopen jaren aanwezig geweest bij veel LHBTI-gerelateerde activiteiten, maar de beelden en verklaringen daarover vormen geen onderbouwing of (feitelijk) bewijs van eisers seksuele geaardheid en leiden daarom niet tot een andere conclusie. Zo blijkt niet dat het fungeren als sleutelpersoon namens de GGD – in het kader van LHBTI, seksualiteit en SOA-voorlichtingen – alleen voor LHBTI’s mogelijk zou zijn. Verweerder acht ook niet geloofwaardig dat eiser een homoseksuele relatie heeft.

Beoordeling door de rechtbank

Geloofwaardigheid problemen vanwege homoseksuele geaardheid
3. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder zijn problemen als gevolg van zijn homoseksuele geaardheid (element 3) ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Zo heeft eiser foto’s overgelegd van zijn verwondingen en geïllustreerd hoe de problemen hebben plaatsgevonden.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte onaannemelijk geacht dat eiser, die naar gesteld flink gewond was geraakt nadat hij van de motor was getrokken en was meegesleept door een auto, anderhalf uur nadat hij in het ziekenhuis was opgenomen door de politie is gesommeerd het ziekenhuis te verlaten om een verklaring af te leggen op het politiebureau. Hierbij is van belang dat eiser heeft verklaard dat omstanders dachten dat hij om het leven was gekomen. Eiser heeft zijn stelling dat dit de normale gang van zaken is in Uganda niet onderbouwd. De toelichting dat eiser zich na de val niet bijzonder zwak voelde, de ziekenhuisopname kostbaar zou zijn geweest en hij om die reden van verdere opname heeft afgezien, acht de rechtbank evenmin toereikend gelet op wat eiser heeft verklaard over zijn verwondingen.
3.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte niet aannemelijk geacht dat eiser na het motorincident zijn zus en oom heeft gebeld en bij hen mocht verblijven zonder dat hij tekst en uitleg hoefde te geven. Eiser stelt dat zijn familie zijn homoseksuele geaardheid niet heeft geaccepteerd en dat hij daarna, min of meer gedwongen door zijn familie, met [naam 4] is getrouwd. Het vergt dan ook nadere uitleg waarom zijn familieleden hem na het motorincident hebben opgevangen zonder hem bijvoorbeeld te vragen waarom eiser niet naar zijn eigen gezin is gegaan. Verweerder heeft terecht de verklaring van eiser –
familie blijft familie. Ze konden me niet zeggen om niet te komen(NG, blz. 35) – onvoldoende geacht.
3.3.
Voorts heeft eiser de stelling van verweerder dat uit de overgelegde foto’s niet kan worden afgeleid hoe, waar en wanneer deze verwondingen zijn ontstaan, niet betwist. Het overleggen van deze foto’s betekent dan ook niet dat verweerder ten onrechte niet gelooft dat de vrouw van [naam 5] achter de relatie van eiser met [naam 5] is gekomen, dat eiser vervolgens is achtervolgd en gewond is geraakt en dat dit de aanleiding was voor eisers vertrek uit Uganda.
3.4.
Gelet hierop heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de gestelde problemen met de vrouw van [naam 5] vanwege de homoseksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig zijn. De hiertegen aangevoerde beroepsgrond slaagt niet.
Geloofwaardigheid homoseksuele geaardheid
4. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte geen integrale beoordeling heeft verricht van de geloofwaardigheid van zijn homoseksuele geaardheid (element 2), wat in strijd is met werkinstructie (WI) 2019/17
Horen en beslissen in zaken waarin lhbti-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd. Eiser heeft hiertoe aangevoerd dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, die van invloed zijn op het vermogen om zijn asielrelaas adequaat naar voren te brengen. Daarnaast betoogt eiser dat verweerder de steunverklaringen van derden bij de beoordeling had moeten betrekken, en dat deze betrokken personen, in het bijzonder eisers huidige partner [naam 6], hadden kunnen worden gehoord. Verder stelt eiser dat, gelet op het tijdsverloop, ten onrechte is nagelaten hem aanvullend te horen. Het rapport nader gehoor (NG) is van 5 februari 2021 en eiser stelt dat hij jarenlang een consistent beeld heeft laten zien van activiteiten in Nederland die gerelateerd zijn aan zijn geaardheid en identiteitsontwikkeling. In de beroeps- en aanvullende gronden is een overzicht opgenomen van de overgelegde stukken.
Tegenwerping die naar het oordeel van de rechtbank deugdelijk is gemotiveerd
4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat, hoewel eiser basale en feitelijke informatie heeft kunnen verstrekken over – onder meer – de ontmoeting met [naam 5]
,eiser niet inzichtelijk en aannemelijk heeft gemaakt waarom hij zich tot [naam 5] aangetrokken voelde en hoe hij de relatie met [naam 5] heeft ervaren
.Verweerder stelt terecht dat de verklaringen van eiser dat de relatie ‘fijn’ voelde en dat zij chemie hadden (NG, blz. 25) oppervlakkig zijn. Datzelfde geldt voor de verklaringen van eiser dat de relatie heel belangrijk was, hij gelukkig was en zich goed voelde, hij altijd een glimlach op zijn gezicht had en alles met [naam 5] soepel verliep (zie NG, blz. 26, 29 en 30). De door eiser in zijn beroepschrift benadrukte verklaringen over de relatie met [naam 5] zijn eveneens algemeen van aard. Over de door eiser overgelegde appberichten met [naam 5] merkt verweerder niet ten onrechte op dat dit contact zich beperkt tot algemene uitwisselingen en de gestelde langdurige liefdesrelatie onvoldoende onderbouwt. Verweerder heeft zodoende deugdelijk gemotiveerd dat eiser geen overtuigende verklaringen heeft afgelegd over zijn (langdurige) liefdesrelatie die hij als homoseksueel met [naam 5] stelt te hebben gehad.
Tegenwerpingen die naar het oordeel van de rechtbank niet deugdelijk zijn gemotiveerd
4.2.
Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank daarentegen niet deugdelijk gemotiveerd waarom de verklaringen van eiser over zijn gestelde bewustwordingsproces tekortschieten. Verweerder kan niet volstaan met de stellingen dat eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in de wijze waarop hij vanaf zijn dertiende – toen hij door het ontwikkelen van gevoelens voor [naam 2] besefte ‘anders’ te zijn – is omgegaan met zijn homoseksualiteit, en dat hij niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij tot zelfacceptatie is gekomen. Hierbij is het volgende van belang.
4.2.1.
Eiser heeft voornamelijk feitelijke antwoorden gegeven op vragen van verweerder over zijn gevoelens en het bewustwordingsproces dat hij stelt te hebben doorgemaakt. Zo heeft eiser verklaard dat hij [naam 2] op de middelbare school heeft leren kennen en gevoelens voor hem heeft ontwikkeld. Na enige tijd gezamenlijk op de kostschool te hebben gezeten en vervolgens – toen eisers ouders de kosten niet meer konden dragen en hij van school af moest – [naam 2] af en toe nog te hebben bezocht, heeft eiser tegen zichzelf gezegd dat zijn gevoelens niet juist waren en heeft hij afstand van [naam 2] genomen. Tegelijkertijd heeft eiser gepoogd om te veranderen door een relatie met een meisje aan te gaan. Hij heeft ook geprobeerd naar de kerk te gaan en, toen hij zag dat hij geen gevoelens kreeg voor dit meisje, om te bidden. Vanuit de kerk heeft eiser meegekregen dat homoseksualiteit een taboe was. Hierbij is eiser gewezen op het Bijbelse verhaal over Sodom en Gomorra.
4.2.2.
De rechtbank overweegt dat de verklaringen van eiser, voor zover deze zien op hoe het voor hem was om zijn gevoelens te onderdrukken en om een relatie met een meisje aan te geven, op zichzelf niet zeer diepgaand zijn, maar dat betekent niet zonder meer dat het bewustwordingsproces niet aannemelijk is. De verklaringen van eiser over deze periode zijn niet tegenstrijdig – de chronologie klopt – en het is onduidelijk wat eiser méér had moeten verklaren en waarom. Eiser heeft verklaard dat hij ontdekte dat hij jongens (en vooral [naam 2]) leuk vond, hij heeft verklaard dat hij ‘normaal’ wilde worden en hij heeft verklaard wat hij daarvoor heeft ondernomen. Hieruit volgt dat eiser zijn homoseksualiteit eerst niet accepteerde en dat hij serieuze pogingen heeft gedaan om daartegen te vechten (afstand nemen tot [naam 2], het aangaan van een relatie met een meisje, bidden en naar de kerk gaan). Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in dit opzicht onvoldoende rekening gehouden met het feit dat eiser in deze periode nog relatief jong was – hij bevond zich in de puberteit – en niet zonder meer valt in te zien waarom van hem meer diepgang in zijn verklaringen mocht worden verwacht. De rechtbank wijst in dit kader op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 24 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2615, waaruit volgt dat het feit dat een vreemdeling volwassen is niet zonder meer betekent dat van hem kan worden verwacht nu beter uit te kunnen leggen hoe de worsteling met zijn geaardheid destijds is geweest.
4.3.
De rechtbank overweegt daarnaast dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de activiteiten van eiser in Nederland niet verder gaan dan een bevestiging van zijn feitelijke aanwezigheid. Verweerder kan ook niet zonder meer volstaan met de stelling dat eiser, naast een omschrijving van feitelijke activiteiten die hij in Nederland onderneemt, maar weinig inzicht heeft kunnen geven met zijn verklaringen in wat het voor hem persoonlijk betekent om in Nederland openlijk homoseksueel te zijn en deel te nemen aan dergelijke activiteiten. Verweerder baseert zich op het beeld dat volgens hem naar voren komt, namelijk dat eiser LHBTI-feesten bezoekt, deelneemt aan Pride-evenementen, congressen over en voor LHBTI’s bijwoont en zich bezighoudt met andere aanverwante activiteiten. De door eiser overgelegde stukken gaan evenwel verder dan louter een bevestiging van zijn aanwezigheid bij een groot aantal van dergelijke activiteiten en evenementen. Zo bevatten zij ook feitelijke waarnemingen, waaruit bijvoorbeeld blijkt dat men de indruk heeft dat eiser plezier beleeft en waarde hecht aan zijn deelname. Bijvoorbeeld de brief van Stichting Rainbow Den Haag van 8 september 2021:
“Hij genoot er zichtbaar enorm van om [bij de bijeenkomst] zichzelf te kunnen zijn [en] zijn seksuele geaardheid niet verborgen te hoeven houden […].”
4.3.1.
Hoewel verweerder heeft toegelicht waarom de stukken op zichzelf niet de homoseksuele geaardheid van eiser bewijzen, gaat het wel om een groot aantal stukken over een aanzienlijk aantal activiteiten en heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom deze stukken, in samenhang bezien met de verklaringen van eiser, zijn seksuele geaardheid nog altijd niet aannemelijk maken. Dit geldt te meer, nu eiser in de jaren gedurende de beroepsprocedure een bestendig beeld laat zien van het bezoeken van bijeenkomsten en contacten met LHBTI(-organisaties). Verweerder stelt dat het aan eiser is om zijn gestelde homoseksuele geaardheid aannemelijk te maken, dat eiser daar tot op heden niet in is geslaagd en dat het niet gaat om de hoeveelheid stukken die eiser heeft overgelegd, maar wat er (feitelijk) kan worden afgeleid uit de stukken. Met deze stellingen voldoet verweerder echter niet aan de vereiste integrale beoordeling zoals neergelegd in WI 2019/17. Daarbij is van belang dat het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van verweerder had gelegen om eiser voorafgaand aan het nemen van het aanvullende besluit (opnieuw) te horen over zijn activiteiten in Nederland en de wijze waarop hij deze heeft beleefd. Het tijdsverloop sinds het nader gehoor is aanzienlijk en eiser heeft in de tussentijd veel activiteiten ontplooid en stukken overgelegd die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van zijn homoseksuele geaardheid. Dit geldt evenzeer voor de door eiser gestelde relatie met [naam 6], waarvan verweerder de geloofwaardigheid betwist. Verweerder voert daartoe aan dat de door [naam 6] overgelegde verklaring oppervlakkig is en dat het appcontact nauwelijks inhoudelijke gesprekken bevat. Verweerder had echter niet zonder meer kunnen concluderen dat de relatie ongeloofwaardig is zonder eiser daarover te horen. Eisers partner is verschenen op een eerdere zitting, die niet doorging omdat er toen geen tolk verscheen. Bovendien stelt eiser onweersproken dat aan [naam 6], die afkomstig is uit Uganda, een verblijfsvergunning asiel is verleend vanwege zijn homoseksuele geaardheid. Het behoeft (veel) meer uitleg waarom verweerder het bestaan en de oprechtheid van deze door eiser en [naam 6] gestelde relatie (en daarmee de homoseksuele geaardheid van eiser) niet aannemelijk acht dan verweerder heeft gegeven.
4.4.
Gelet op het voorgaande slaagt de beroepsgrond dat verweerder geen toereikende integrale beoordeling heeft verricht. Het gaat hierbij in het bijzonder om de verklaringen van eiser over zijn bewustwordingsproces in Uganda, zijn activiteiten in Nederland en zijn relatie met [naam 6], bezien in samenhang met de overgelegde stukken ter onderbouwing hiervan. Bij deze integrale beoordeling mag verweerder ook de aspecten betrekken die hij niet ten onrechte in het nadeel van eiser heeft meegewogen (zie onder 3.1, 3.2 en 4.1), zij het dat het ongeloofwaardig kunnen achten van de gestelde problemen in Uganda nog niet betekent dat de gestelde homoseksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig kan worden geacht.

Tussenconclusie en geschilbeslechting

5. Gelet op wat onder 4.2 tot en met 4.4 is overwogen heeft verweerder het bestreden besluit en het aanvullende besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd. Het bestreden besluit en het aanvullende besluit zijn derhalve genomen in strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Awb.
5.1.
Op grond van artikel 8:41a van de Awb beslecht de rechtbank het haar voorgelegde geschil zoveel mogelijk definitief. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank verweerder in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen de gebreken in het bestreden besluit en het aanvullende besluit te herstellen. Hierbij is van belang dat de asielprocedure van eiser al erg lang loopt en dat toepassing van de bestuurlijke lus eraan kan bijdragen dat deze procedure sneller wordt afgerond.
5.2.
Van verweerder wordt verwacht dat hij binnen twee weken na deze uitspraak bekendmaakt of hij gebruik maakt van de mogelijkheid om de gebreken in het bestreden besluit en het aanvullende besluit te herstellen door het nemen van een nieuw besluit met inachtneming van deze uitspraak. Als verweerder van deze gelegenheid gebruik maakt, ligt het gelet op wat onder 4.3.1 is overwogen in de rede dat hij eiser aanvullend hoort als hij de aanvraag opnieuw wil afwijzen. Het staat verweerder daarnaast vrij om [naam 6] uit te nodigen voor een gesprek over zijn gestelde relatie met eiser. Indien verweerder ervoor kiest om eiser aanvullend te horen, verwacht de rechtbank dat hij dit binnen acht weken na deze tussenuitspraak doet. Vervolgens moet verweerder binnen vier weken na de aanvullingen en correcties of het verstrijken van de gebruikelijke termijn voor het indienen daarvan een nieuw besluit nemen. Daarna zal de rechtbank bepalen hoe de procedure wordt voortgezet en partijen daarover informeren. Alle verdere stukken in de procedure moeten zodra zij beschikbaar komen in het digitale dossier worden geplaatst.
5.3.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt verweerder in de gelegenheid om de gebreken in het bestreden besluit en het aanvullende besluit te herstellen met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op binnen twee weken na deze tussenuitspraak kenbaar te maken of hij gebruik maakt van de gelegenheid om de gebreken in het bestreden besluit en het aanvullende besluit te herstellen;
- verzoekt verweerder om, als hij van deze gelegenheid gebruik maakt, de in 5.2 vermelde termijnen in acht te nemen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Feijtel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.