Uitspraak
Gezagsuitoefening
Beschikking op het op 24 december 2024 ingekomen verzoek van:
[de moeder] ,
[de vader] ,
Procedure
- het verzoekschrift met producties;
- het F9-formulier van 16 januari 2025, met bijlagen, van de zijde van de moeder;
- het mailbericht van 22 januari 2025 van de vader, waarin zijn bericht van verhindering om te verschijnen ter zitting van 6 februari 2025;
- de brief van 29 januari 2025 van de zijde van de moeder;
- het F9-formulier van 29 januari 2025, met bijlage, van de zijde van de moeder;
- het mailbericht van (zondag) 9 februari 2025 van de vader.
Verzoek en verweer
Beoordeling
de ouders verklaren gezamenlijk dat de kinderen een geslachtsnaam behoren te krijgen die bestaat uit een combinatie van de geslachtsnamen van beide ouders in een door hen eensluidend gekozen volgorde”. Artikel IIIB lid 3 WIGG bepaalt verder: “
Een gemeenschappelijke verklaring als bedoeld in het eerste lid onder a, kan worden afgelegd ten overstaan van iedere ambtenaar van de burgerlijke stand. Van deze verklaring maakt de ambtenaar van de burgerlijke stand een akte van naamkeuze op.”
Burghartz t. Zwitserland, 22 februari 1994, zaaknummer 16213/90, §24). Daarnaast heeft het EHRM geoordeeld dat het Nederlandse systeem waarbij ouders de mogelijkheid krijgen om de geslachtsnaam van hun kind te kiezen, en bij gebreke van een keuze de geslachtsnaam door een vangnetnorm wordt bepaald, niet in strijd met artikel 8 EVRM is (EHRM
Bijleveld t. Nederland,27 april 2000, zaaknummer 42973/98). Deze uitgangspunten vormen ook de grondslag van de Nederlandse jurisprudentie over het recht op een geslachtsnaam, waarbij de Hoge Raad hieraan heeft toegevoegd dat de uiteindelijke beslissing welk systeem dient te gelden als vangnetnorm een vraag is die door de wetgever dient te worden beantwoord, en dat er hierin geen rol is weggelegd voor de rechter (HR 23 september 1988, ECLI:NL:HR:1988:AD0347 en laatst HR 14 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9239).