ECLI:NL:RBDHA:2025:7991

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
NL25.19970
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Poolse eiseres in het kader van vreemdelingenrecht en bestuursrecht

Op 8 mei 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de bewaring van een Poolse eiseres. De eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat haar de maatregel van bewaring oplegde op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 7 mei 2025, waarbij de eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank concludeerde dat de eiseres niet op de hoogte was gesteld van het besluit dat haar verblijf in Nederland onrechtmatig verklaarde, maar dat zij wel rechtsmiddelen had aangewend tegen eerdere besluiten. De rechtbank oordeelde dat de gronden voor de bewaring voldoende waren, omdat er een risico bestond dat de eiseres zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank verwierp ook het argument van de eiseres dat een lichter middel had moeten worden toegepast, en oordeelde dat de minister voldoende had gemotiveerd dat een lichter middel niet doeltreffend zou zijn. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.19970

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S.H. van Wingerden),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. H.J. Toonders).

Procesverloop

Bij besluit van 29 april 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 7 mei 2025 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld in Breda. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [datum] 1975 en heeft de Poolse nationaliteit.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken en eiseres de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft als zware gronden [1] vermeld dat eiseres:
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en zij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden [2] vermeld dat eiseres:
4a. zich niet aan een of meer andere voor haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiseres voert aan dat zij nooit op de hoogte is gesteld van het besluit waarin is vastgesteld dat zij geen rechtmatig verblijf heeft op grond van het Unierecht. Het uitreikingsblad dat zich in het dossier bevindt, is ook niet ingevuld. [3] Zware grond 3c kan dan ook niet aan de maatregel van bewaring ten grondslag worden gelegd.
4. De rechtbank stelt vast dat eiseres rechtsmiddelen heeft aangewend tegen de beschikking van 13 februari 2024, waarin is vastgesteld zij geen rechtmatig verblijf heeft op grond van het Unierecht. In het dossier bevindt zich namelijk het pro-forma bezwaarschrift dat namens eiseres is ingediend tegen dit besluit. Uit de overgelegde uitspraak van 14 februari 2025 van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, [4] volgt verder dat eiseres beroep heeft ingesteld tegen het besluit op bezwaar. Hieruit mag worden afgeleid dat eiseres bekend was met besluit waaruit volgt dat zij geen rechtmatig verblijf heeft op grond van het Unierecht. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
5. De rechtbank stelt vast dat de lichte gronden eveneens feitelijk juist en ook voldoende gemotiveerd zijn. Niet is aannemelijk geworden dat eiseres beschikt over middelen van bestaan. De zware grond en lichte gronden zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen, zodat daarmee het risico op onttrekken aan het toezicht is gegeven.
Lichter middel
6. Eiseres voert aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel. Eiseres had op eigen gelegenheid naar België kunnen gaan, ze had hiervoor een buskaartje kunnen kopen of hulp kunnen zoeken bij stichting Barca. In dit verband wijst eiseres op de bijzondere omstandigheden dat zij niet de mogelijkheid heeft gehad om Nederland te verlaten, haar eigendommen in vlammen zijn opgegaan en haar partner is overleden.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend kan worden toegepast. Hierbij acht de rechtbank van belang dat de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd voldoende zijn om een risico aan te nemen dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken en zij het vertrek of de uitzettingsprocedure verijdelt of uitstelt. Daarbij komt dat eiseres eerder in de gelegenheid is geweest om Nederland te verlaten en zij van deze gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt. Niet is gebleken van omstandigheden die detentie voor eiseres onevenredig bezwarend maken. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Uitzetting
8. Eiseres wijst erop dat in de maatregel van bewaring is overwogen dat zij zal worden uitgezet naar een land buiten Nederland en dat er een vertrekgesprek met haar zal worden gevoerd waarin zij kan meedelen naar welk land binnen de Europese Unie zij wil vertrekken. Dit onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 14 februari 2025. [5] Hiermee wordt de indruk gewekt dat rekening wordt gehouden met de overwegingen in de uitspraak, maar eigenlijk is dat niet het geval geweest. Eiseres heeft namelijk gesteld dat zij naar België wil, maar er is door verweerder zonder toelichting overwogen dat dit geen optie is.
9. De rechtbank volgt verweerder in de op zitting gegeven toelichting. Verweerder heeft ter zitting het volgende toegelicht. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 14 februari 2025 terecht geoordeeld dat het gaat om een verwijderingsbesluit en niet om een terugkeerbesluit naar Polen. In principe staat het eiseres inderdaad vrij om zich in Europa vrij te bewegen. Daar staat echter los van dat, in het kader van het opleggen van de maatregel van bewaring, de uitzettingshandeling is gericht op het land van herkomst. Wat in de maatregel staat is daarom ten onrechte opgenomen. Dat maakt echter niet dat de motivering onvoldoende is. Vaststaat immers dat eiseres geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om te vertrekken uit Nederland.
Voortvarend handelen
10. De rechtbank volgt eiseres verder niet in haar standpunt dat verweerder voortvarender had kunnen handelen. Verweerder heeft vanaf het moment van de (ongeplande) inbewaringstelling voortvarend gehandeld door op 2 mei 2025 toestemming te vragen voor de uitzetting van eiseres aan het Openbaar Ministerie en een vertrekgesprek te voeren met eiseres op 6 mei 2025. Verweerder heeft verder ter zitting toegelicht dat de vlucht inmiddels is aangevraagd en dat de geplande vluchtdatum 13 mei 2025 is.
Ambtshalve toetsing
11. De ambtshalve toetsing leidt ook niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring in de te beoordelen periode op enig moment onrechtmatig is geweest.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 8 mei 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
3.Dossierstuk 17.
4.Met het zaaknummer: AWB 24/11480.
5.Met het zaaknummer: AWB 24/11480.