ECLI:NL:RBDHA:2025:8045

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
C/09/663682 / FA RK 24-2189
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van Bulgaarse beschikking inzake gezag en omgangsregeling tussen ouders van minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 mei 2025 een beschikking gegeven inzake het gezag en de omgangsregeling van de minderjarige kinderen van partijen, die van 8 november 2009 tot 4 april 2023 gehuwd zijn geweest. De vader verzocht om gezamenlijk gezag en een wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen, die bij de moeder verblijven. De rechtbank heeft kennisgenomen van de beschikking van de Bulgaarse rechtbank, die op 2 maart 2023 de echtscheiding heeft uitgesproken en het gezag over de kinderen aan de moeder heeft toegewezen. De vader betwistte de erkenning van deze beschikking in Nederland, maar de rechtbank oordeelde dat de Bulgaarse beschikking van rechtswege erkend wordt op basis van de Brussel II-bis verordening. De rechtbank wees het primaire verzoek van de vader af, omdat er geen wijziging van omstandigheden was die een wijziging van het gezag rechtvaardigde. De rechtbank heeft vervolgens de omgangsregeling vastgesteld, waarbij de kinderen op dinsdagavond bij de vader verblijven en in de weekenden om de beurt bij beide ouders. De rechtbank heeft ook bepaald dat de kinderen de helft van de vakanties bij de vader zullen doorbrengen, waarbij de ouders in onderling overleg de vakanties verdelen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-2189
Zaaknummer: C/09/663682
Datum beschikking: 9 mei 2025

Gezag, hoofdverblijfplaats en omgang

Beschikking op het op 21 maart 2024 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. H. Polat te Rijswijk.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. P.R.L.V.M. Kruik te Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het F9-formulier van 9 april 2024 van de advocaat van de vader, met bijlagen;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek;
- het F9-formulier van 3 maart 2025 van de advocaat van de vader.
Op 11 april 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- de vader, bijgestaan door mr. M.S. Polat, waarnemend kantoorgenoot van zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- tolk E. Aydin, ter ondersteuning van beide ouders;
- [naam] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).
De minderjarige [minderjarige 1] heeft zich schriftelijk en in raadkamer uitgelaten over het verzoek.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd geweest van 8 november 2009 tot 4 april 2023.
- Zij zijn de ouders van de volgende nu nog minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2012 te [geboorteplaats 1] , Bulgarije (hierna: [minderjarige 1] );
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2018 te [geboorteplaats 2] (hierna: [minderjarige 2] );
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2020 te [geboorteplaats 2] (hierna: [minderjarige 3] ).
- De kinderen verblijven bij de moeder.
- Op 2 maart 2023 heeft het kantongerecht van het gerecht in Momchilgrad in Bulgarije – voor zover hier van belang – de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en voortaan alleen aan de moeder het gezag over de kinderen toegekend. Daarbij is bepaald dat de vader de kinderen kan zien en ophalen elke eerste en derde zaterdag en zondag van de maand van 09.00 uur op zaterdag tot 18.00 uur op zondag, met overnachting, alsmede elk oneven kalenderjaar tijdens de Ramadan Bayram, alsmede tijdens het jaar van de verjaardag van de kinderen, of op enig ander tijdstip in uitdrukkelijke overeenstemming tussen partijen, waarbij het ophalen en terugbrengen van de kinderen plaatsvindt bij de moeder thuis.
- Uit de Basisregistratie Personen blijkt dat de vader, de moeder en de kinderen de Bulgaarse nationaliteit hebben.

Verzoek en verweer

De vader verzoekt:
- primair: voor recht te verklaren dat de ouders gezamenlijk zijn belast met het
ouderlijk gezag over de kinderen;
subsidiair: te bepalen dat de vader met de moeder gezamenlijk wordt belast met het gezag over de kinderen;
- primair: de hoofdverblijfplaats van de kinderen te bepalen bij de vader;
subsidiair: te bepalen dat er een zorgregeling zal zijn tussen de vader en de kinderen, waarbij de kinderen bij de vader zullen zijn: van vrijdag 17.00 uur tot zaterdag 18.00 uur, de overige doordeweekse dagen van 17.00 uur tot 21.00 uur en vier weken in de zomervakantie;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De vader doet zijn verzoek steunen op de stelling dat de omstandigheden na de beschikking van de Bulgaarse rechtbank zijn gewijzigd.
De moeder voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Tevens verzoekt de moeder als voorwaardelijk zelfstandig verzoek, indien de rechtbank inhoudelijk op de verzoeken van de vader zal ingaan:
- een vakantieregeling vast te leggen voor elke ouder van een periode van drie
aaneengesloten weken vakantie van de kinderen per ouder;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De vader heeft mondeling verweer gevoerd, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Verklaring voor recht
De vader stelt dat de Bulgaarse beschikking ten aanzien van het gezag op basis van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 niet kan worden erkend in Nederland. Daartoe heeft de vader aangevoerd dat de Bulgaarse rechtbank niet bevoegd was om een beslissing over het gezag te nemen, omdat de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland en niet in Bulgarije was ten tijde van de procedure in Bulgarije, waardoor de Nederlandse rechter bevoegd was. Volgens de vader heeft dit tot gevolg dat de ouders na ontbinding van hun huwelijk gezamenlijk belast zijn gebleven met het gezag over de kinderen.
De rechtbank overweegt als volgt. Zowel Nederland als Bulgarije zijn aangesloten bij de Verordening (EG) nr. 2201/2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (hierna: Brussel II-bis). Blijkens de beschikking van 23 juni 2023 van deze rechtbank is het verzoekschrift tot echtscheiding met nevenverzoeken op 27 juli 2022 ingediend bij het kantongerecht van het gerecht in Momchilgrad in Bulgarije, waardoor de Brussel II-bis verordening van toepassing is. Op grond van artikel 21, eerste lid, Brussel II-bis wordt de in een lidstaat gegeven beslissing van rechtswege door de andere lidstaten erkend zonder dat daartoe enigerlei procedure is vereist. Op grond van het derde lid van dit artikel kan elke belanghebbende een verzoek om een beslissing tot erkenning of niet-erkenning van de beslissing indienen. De gronden tot weigering van de erkenning van beslissingen betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid zijn opgenomen in artikel 23 Brussel II-bis.
De vader beroept zich op onbevoegdheid van de Bulgaarse rechtbank. De rechtbank overweegt dat uit artikel 24 Brussel II-bis volgt dat de bevoegdheid van het gerecht van de lidstaat van herkomst (in dit geval Bulgarije) niet wordt getoetst. Ook als de Bulgaarse rechtbank op grond van artikel 8 Brussel II-bis onbevoegd was om een beslissing over het gezag te nemen, staat dat daarom niet aan erkenning van de Bulgaarse beschikking in de weg. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de gronden tot weigering van de erkenning, zoals opgenomen in artikel 23 Brussel II-bis, niet van toepassing zijn.
De beschikking van 2 maart 2023 van het kantongerecht van het gerecht in Momchilgrad in Bulgarije wordt dus van rechtswege erkend, wat inhoudt dat de moeder alleen is belast met het gezag over de kinderen. De rechtbank zal de door de vader verzochte verklaring voor recht dan ook afwijzen.
Nu de rechtbank het primaire verzoek van de vader ten aanzien van het gezag zal afwijzen, komt de rechtbank toe aan de beoordeling van het subsidiaire verzoek.
Gezag
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot voorziening in het gezag over de minderjarigen.
Juridisch kader
Of er grond is om de ouders met het gezamenlijk gezag over de kinderen te belasten dient te worden beoordeeld op basis van artikel 1:253o van het Burgerlijk Wetboek (BW). Hieruit volgt dat de rechtbank een beslissing waarbij een ouder alleen met het gezag is belast op verzoek van de ouders of van één van hen kan wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechtbank overweegt als volgt. Het is onvoldoende gebleken dat sprake is van een wijziging van omstandigheden die van invloed zou moeten zijn op de huidige gezagssituatie of dat bij het nemen van de beslissing om de moeder te belasten met het eenhoofdig gezag is uitgegaan van onjuiste of onvolledige gegevens. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de gegevens op grond waarvan de moeder door de Bulgaarse rechter is belast met het eenhoofdig gezag door de vader zelf zijn aangedragen. Uit de beschikking van de Bulgaarse rechtbank blijkt immers dat de ouders een overeenkomst hebben opgesteld, waarin de ouders zijn overeengekomen dat de moeder alleen wordt belast met het gezag. Niet gebleken is dat de omstandigheden sindsdien zijn gewijzigd. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de ouders nu gezamenlijk met het gezag over de kinderen te belasten.
Hoofdverblijfplaats
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen.
Nu de moeder is belast met het eenhoofdig gezag over de kinderen, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van het verzoek van de vader ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van de kinderen. De rechtbank zal daarom het subsidiaire verzoek van de vader beoordelen.
Omgang
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot wijziging van de omgangsregeling.
Juridisch kader
Op grond van het eerste lid van artikel 1:377a BW heeft het kind het recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vaststelt dan wel, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang ontzegt.
Op grond van het eerste lid van artikel 1:377e BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Standpunt vader
De vader wil vaststelling van een omgangsregeling, waarbij de kinderen iedere doordeweekse dag in de avond zonder overnachting bij de vader verblijven en gedurende een dag in het weekend met overnachting. De vader heeft aangegeven dat de kinderen, sinds de ouders feitelijk zijn gescheiden, bijna dagelijks bij hem verblijven en dat hij erg betrokken is bij de naschoolse activiteiten van de kinderen. De vader vindt een omgangsregeling waarbij hij de kinderen alleen in het weekend ziet dan ook te beperkt. In de door hem verzochte omgangsregeling heeft de vader één vrije dag in de week en kunnen de kinderen ook een dag in het weekend met de moeder doorbrengen.
Standpunt moeder
De moeder verzet zich tegen een omgangsregeling, waarbij de kinderen iedere doordeweekse dag een deel van de avond bij de vader verblijven, omdat dit voor de kinderen te veel onrust en wisselingen met zich meebrengt. Daarbij heeft de moeder aangegeven dat de kinderen geen behoefte hebben aan dagelijks contact met de vader. De moeder betwist de stelling van de vader dat de kinderen op dit moment dagelijks bij hem verblijven. Volgens de moeder zijn de kinderen alleen in het weekend bij de vader. De moeder acht een omgangsregeling, waarbij de kinderen in het weekend bij de vader zijn en doordeweeks bij de moeder verblijven, in het belang van de kinderen.
Overwegingen rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt. Op de zitting is gebleken dat de ouders feitelijk niet de omgangsregeling uitoefenen zoals is vastgesteld in de beschikking van 2 maart 2023 van de Bulgaarse rechtbank. De rechtbank stelt dan ook vast dat sprake is van een wijziging van omstandigheden. Beide ouders hechten over en weer belang aan het (behoud van het) contact van de kinderen met de andere ouder. De vader heeft een ruime omgangsregeling verzocht, waarbij de kinderen iedere doordeweekse avond bij hem verblijven en overnachten bij de moeder. De vader heeft op de zitting desgevraagd toegelicht vanwege zijn werk niet in staat te zijn om de kinderen naar school te brengen en na school op te halen. De rechtbank is van oordeel dat een omgangsregeling, waarbij de kinderen iedere doordeweekse avond na school vanuit het huis van de moeder naar de vader moeten gaan en aan het eind van de avond weer naar de moeder moeten terugkeren om daar te overnachten, te onrustig is voor de kinderen en niet in hun belang is. De rechtbank overweegt dat zij het voor de kinderen wel haalbaar acht om één doordeweekse avond bij de vader verblijven. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de kinderen iedere dinsdagavond van 17.00 uur tot 19.00 uur bij de vader verblijven. Het staat de ouders vrij om in onderling overleg met elkaar een andere doordeweekse avond af te stemmen waarop de kinderen bij de vader zullen zijn. De rechtbank gaat ervan uit dat het de ouders lukt om dit – indien nodig met behulp van hun advocaten – met elkaar te bespreken.
Ten aanzien van de omgang in het weekend overweegt de rechtbank als volgt. De vader vindt een regeling waarbij de kinderen van vrijdag tot zondag bij hem verblijven, zoals de moeder voorstaat, te veel, omdat de vader iedere doordeweekse dag werkt en hij in het weekend een vrije dag wil hebben. De moeder heeft op de zitting aangegeven dat zij in het weekend taallessen volgt en daarom niet de zorg voor de kinderen tijdens het gehele weekend kan dragen. De rechtbank zal rekening houden met de belangen van beide ouders en de door [minderjarige 1] uitgesproken wens om kwalitatieve omgang – en niet meer kwantitatieve omgang – met de vader te hebben. De rechtbank zal daarom bepalen dat de kinderen ieder weekend van vrijdag 17.00 uur tot zaterdag 19.00 uur bij de vader zullen zijn en één weekend per vier weken van vrijdag 17.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de vader zullen verblijven, waarbij de vader de kinderen bij de moeder zal ophalen en thuisbrengen.
Met betrekking tot de zomervakantie overweegt de rechtbank als volgt. De vader stelt vanwege zijn werkzaamheden in de bouwsector niet in de gelegenheid te zijn om in andere vakanties dan de zomervakantie vakantiedagen voor zijn werk op te nemen. De vader wil de kinderen bij zich hebben gedurende vier weken in de zomervakantie. De moeder heeft aangegeven dat zij er geen bezwaar tegen heeft dat de kinderen met de vader op vakantie gaan, maar zij wil dat de vader tijdens een vakantie met de kinderen daadwerkelijk activiteiten met de kinderen onderneemt. Daarbij wil de moeder ook de mogelijkheid hebben om in de zomervakantie met de kinderen naar het buitenland op vakantie te kunnen gaan. De moeder vindt het niet redelijk dat zij slechts twee weken in de zomervakantie met de kinderen kan doorbrengen. De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt is dat de vakanties tussen de ouders bij helfte worden gedeeld. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van dit uitgangspunt, nu de vader zijn stelling dat hij alleen in de zomervakantie de mogelijkheid heeft om vakantiedagen voor zijn werk op te nemen niet nader heeft onderbouwd. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de kinderen de helft van de vakanties bij de vader zullen zijn. Het is aan de ouders om dit in onderling overleg met elkaar te verdelen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de omgangsregeling vaststellen als na te melden. Het meer of anders verzochte te dien aanzien zal de rechtbank afwijzen.

BeslissingDe rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van 2 maart 2023 van het kantongerecht van het gerecht in Momchilgrad in Bulgarije –:

bepaalt dat de minderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2012 te [geboorteplaats 1] , Bulgarije;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2018 te [geboorteplaats 2] ;
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2020 te [geboorteplaats 2] ;
bij de vader zullen zijn:
- op dinsdag van 17.00 uur tot 19.00 uur;
- drie achtereenvolgende weekenden van vrijdag 17.00 uur tot zaterdag 19.00 uur, waarna de kinderen één weekend van vrijdag 17.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de vader verblijven, alvorens de kinderen weer drie achtereenvolgende weekenden van vrijdag 17.00 uur tot zaterdag 19.00 uur bij de vader verblijven;
- de helft van de vakanties, door de ouders in onderling overleg te verdelen;
waarbij geldt dat de vader de kinderen bij de moeder zal ophalen en thuisbrengen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Emmens, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.X.R. Yi als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 9 mei 2025.