ECLI:NL:RBDHA:2025:8091

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
C/09/683284 / JE RK 25-634
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 29 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2009. De zaak betreft de Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond als gecertificeerde instelling, die verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van zes maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader en de stiefmoeder van de minderjarige niet verschenen waren op de zitting, maar dat zij wel correct waren opgeroepen. De minderjarige verblijft momenteel in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder en volgt systeemtherapie samen met haar vader en stiefmoeder om de onderlinge relatie te verbeteren. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ernstige ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige nog steeds aanwezig is en dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor haar verzorging en opvoeding. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 7 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/683284 / JE RK 25-634
Datum uitspraak: 29 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .
[de stiefmoeder],
hierna te noemen: de stiefmoeder,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 8 april 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 29 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
- [naam] , namens de gecertificeerde instelling.
De vader en de stiefmoeder zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader en de stiefmoeder wel juist zijn opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar haar mening gevraagd. [de minderjarige] heeft geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
Het huwelijk van de ouders is door echtscheiding ontbonden.
2.2.
Bij beschikking van 21 februari 2024 heeft de rechtbank Rotterdam het gezag van de moeder over [de minderjarige] beëindigd en bepaald dat het gezag over [de minderjarige] voortaan alleen door de vader wordt uitgeoefend.
2.3.
De vader is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.4.
[de minderjarige] verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 19 augustus 2024 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 2 juni 2025.
2.6.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van [geboortedatum] 2025 de machtiging verlengd [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 6 mei 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van zes maanden. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Ter zitting. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling het verzoek gewijzigd, omdat de expiratiedata van de maatregelen niet gelijklopen. De gecertificeerde instelling heeft het verzoek gewijzigd, in die zin dat wordt verzocht de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 6 november 2025.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd en ter zitting nader toegelicht. [de minderjarige] verblijft al enige tijd bij Jeugdformaat. [de minderjarige] , de vader en de stiefmoeder volgen systeemtherapie om te werken aan de onderlinge relatie. De gecertificeerde instelling hoopt dat dit traject zorgt voor een stabiele thuissituatie. Dit is noodzakelijk zodat [de minderjarige] weer thuis kan wonen. Ook wordt de individuele hulpverlening voor [de minderjarige] bij YOEP hervat. Het gezin staat open voor hulpverlening, maar zijn wisselend over de thuisplaatsing van [de minderjarige] . Het is belangrijk dat de thuisplaatsing van [de minderjarige] succesvol verloopt, maar voordat dit mogelijk is dienen de nodige stappen te worden gezet. De komende periode zal worden onderzocht wat nodig is voor de thuisplaatsing van [de minderjarige] .

4.De beoordeling

4.1.
Op basis van de stukken is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
4.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. De ernstige ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige] is nog onverminderd aanwezig. Sinds enige tijd verblijft [de minderjarige] bij Jeugdformaat. [de minderjarige] heeft het daar naar haar zin en zij heeft goed contact met haar mentor. Ook houdt ze zich aan de afspraken. Er is echter nog altijd sprake van een verstoorde relatie tussen [de minderjarige] en de stiefmoeder. Om te werken aan de onderlinge relatie tussen [de minderjarige] , de vader en de stiefmoeder is systeemtherapie in de vorm van MDFT ingezet. Dit traject is ook bedoelt om te zorgen voor meer stabiliteit in de thuissituatie zodat thuisplaatsing van [de minderjarige] gerealiseerd kan worden. De vader, de stiefmoeder en [de minderjarige] zijn bereid om hieraan mee te werken, maar staan ook wisselend tegenover de thuisplaatsing. MDFT geeft aan dat voordat thuisplaatsing mogelijk is er nog stappen gezet dienen te worden. Voor [de minderjarige] is individuele hulpverlening vanuit YOEP ingezet. Het is belangrijk dat de komende periode wordt benut om te onderzoeken hoe de thuisplaatsing van [de minderjarige] gerealiseerd kan worden en wat daarvoor nodig is. De kinderrechter verlengt daarom de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] tot 6 november 2025. [1] Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [2]
4.3.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] tot 6 november 2025;
5.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 6 november 2025;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025 door mr. J.C. van den Dries, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.M. Kroon als griffier, en op schrift gesteld op 7 mei 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.