ECLI:NL:RBDHA:2025:8113

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
NL25.12230
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J.C.M. van Oort, had een beroep ingediend omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning en visum voor kort verblijf. De eiser trok zijn beroepschrift in nadat de minister had aangegeven dat de aanvraag in behandeling was en dat er op korte termijn een beslissing zou volgen. De eiser verzocht de rechtbank om de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten, maar de minister weigerde dit, stellende dat er nog geen besluit op de aanvraag was genomen en dat er dus geen sprake was van tegemoetkoming aan het beroep van de eiser.

De rechtbank oordeelde dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting. Volgens de Algemene wet bestuursrecht kan de bestuursrechter een bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten als de indiener zijn beroep intrekt omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan het beroepschrift. De rechtbank concludeerde echter dat de minister niet tegemoet was gekomen aan het beroep, aangezien er nog geen besluit was genomen. Daarom was er geen grondslag om het verzoek tot vergoeding van proceskosten toe te wijzen, en werd het verzoek afgewezen.

De uitspraak werd gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier N.B. Yalcinkaya, en is openbaar gemaakt op 1 mei 2025. Indien de eiser het niet eens is met deze uitspraak, kan hij binnen zes weken een verzetschrift indienen bij de rechtbank.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.12230
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. J.C.M. van Oort),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verzoeker heeft een beroep ingediend, omdat de minister niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van verzoeker voor een verblijfsvergunning een visum voor kort verblijf (hierna: de aanvraag).
Bij bericht van 1 april 2025 heeft verzoeker de rechtbank erover geïnformeerd dat de minister contact met hem heeft opgenomen. Bij die gelegenheid heeft de minister meegedeeld dat de aanvraag in behandeling is en dat er op korte termijn een beslissing volgt. Tegen deze achtergrond heeft verzoeker zijn beroepschrift ingetrokken. Verzoeker heeft verzocht om de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
Bij bericht van 18 april 2025 heeft de minister aangegeven geen aanleiding te zien om de proceskosten van verzoeker te vergoeden. De minister stelt zich op het standpunt dat hij nog geen besluit op de aanvraag heeft genomen en dat er zodoende geen sprake is van een situatie waarin hij tegemoetgekomen is aan het beroep van verzoeker.

Overwegingen

1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
2. Als een indiener het beroep intrekt, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen aan diens beroepschrift, dan kan de bestuursrechter het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten van de indiener.2
1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, in samenhang met het Besluit Proceskosten bestuursrecht.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop, is de minister niet tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker. De minister heeft immers (nog) geen besluit op de aanvraag van verzoeker genomen. Van een situatie als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is dan ook geen sprake. Dat betekent dat er geen grondslag is om het verzoek tot vergoeding van proceskosten toe te wijzen. De rechtbank wijst dit verzoek daarom af.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van N.B. Yalcinkaya, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
01 mei 2025

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.