ECLI:NL:RBDHA:2025:8114

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
NL25.9021
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag, niet-ontvankelijkheid

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M. van Werven, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres haar asielaanvraag op 12 oktober 2023 heeft ingediend en dat de minister op 23 oktober 2023 Oostenrijk heeft verzocht om eiseres terug te nemen. Dit verzoek werd op 24 oktober 2023 door de Oostenrijkse autoriteiten geaccepteerd. Echter, op 6 februari 2024 heeft de minister het terugnameverzoek ingetrokken, waardoor hij verantwoordelijk werd voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft overwogen dat de beslistermijn voor de minister uiterlijk op 6 augustus 2024 had moeten zijn, maar dat sinds 27 januari 2023 het besluit WBV 2023/3 van kracht is, wat de beslistermijnen voor asielaanvragen verlengt. Eiseres betwistte de geldigheid van deze verlenging en stelde dat de ingebrekestelling prematuur was. De rechtbank oordeelde echter dat de aanvraag onder WBV 2023/3 valt en dat de beslistermijn nog niet was verstreken op het moment van de ingebrekestelling. Hierdoor was het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en bekendgemaakt op 2 mei 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.9021
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M. van Werven), en
de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat de minister niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank vindt een zitting niet nodig en heeft partijen gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2

Is het beroep van eiseres ontvankelijk en gegrond?

3. De minister dient uiterlijk zes maanden na ontvangst van een asielaanvraag een beschikking te geven.3 Indien de minister onderzoekt of de aanvraag niet in behandeling dient te worden genomen4, vangt de zesmaandentermijn aan op het moment waarop overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.5
1. Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
3 Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4 Artikel 30 van de Vw.
4. Eiseres heeft op 12 oktober 2023 haar asielaanvraag in Nederland ingediend. Op 23 oktober 2023 heeft de minister Oostenrijk verzocht om eiseres terug te nemen6. De Oostenrijkse autoriteiten hebben dit verzoek geaccepteerd op 24 oktober 2023.
5. De minister heeft eiseres per brief van 6 februari 2024 schriftelijk laten weten het terugnameverzoek in te trekken. De minister is daarom per 6 februari 2024 verantwoordelijk geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres. Dit betekent dat de minister in beginsel uiterlijk op 6 augustus 2024 op de aanvraag had moeten beslissen.7
6. Sinds 27 januari 2023 is echter het besluit met kenmerk WBV 2023/3 van kracht.8 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 met negen maanden zijn verlengd.
7. Eiseres betwist dat zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiseres vindt daarom dat de minister met WBV 2023/3 de beslistermijn niet geldig heeft verlengd en dat zij de minister niet prematuur in gebreke heeft gesteld. Eiseres verzoekt de rechtbank het beroep gegrond te verklaren, de minister op te dragen alsnog een besluit te nemen en hieraan een rechterlijke dwangsom te verbinden.
8. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De rechtbank verwijst voor de motivering naar haar uitspraak van deze zittingsplaats van 16 februari 20249. Hierin heeft de rechtbank geoordeeld dat de minister voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2023/3 sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw.
9. De aanvraag van eiseres valt onder het toepassingsbereik van WBV 2023/3. Dit betekent dat de beslistermijn in haar zaak met negen maanden is verlengd. De termijn om te beslissen op haar aanvraag was daarom nog niet verstreken toen zij de ingebrekestelling indiende bij de minister. De ingebrekestelling is daarmee prematuur. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep tegen niet tijdig beslissen door de minister. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
10. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.
5 Artikel 42, zesde lid, van de Vw.
6 Artikel 18, eerste lid en onder b, van de Dublinverordening.
7 Artikel 42, eerste lid, van de Vw.
8 Staatscourant van 26 januari 2023, nr. 3235.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
02 mei 2025

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.