ECLI:NL:RBDHA:2025:8126
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake asielaanvraag van eiser met Iraakse nationaliteit, beoordeling van geloofwaardigheid en nieuw asielmotief
In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Iraakse nationaliteit, heeft op 2 december 2020 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de minister van Asiel en Migratie op 14 juni 2024 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 25 februari 2025 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister niet alle relevante elementen van het asielrelaas van eiser heeft geïdentificeerd. Eiser heeft verklaard dat hij bedreigd en mishandeld is door [persoon A], een lid van de militie Asa’ib Ahl al-Haq, en vreest voor zijn leven bij terugkeer naar Irak. De rechtbank heeft eerder een besluit van de minister vernietigd, omdat deze niet voldoende rekening had gehouden met de problemen die eiser vreest te ondervinden van de militie. De rechtbank doet nu een tussenuitspraak en stelt de minister in de gelegenheid om een aanvullend besluit te nemen over het nieuw aangedragen asielmotief van eiser, dat verband houdt met zijn lange verblijf in het Westen en de vrees voor Al Asa’eb.
De rechtbank legt termijnen op voor de minister om te reageren en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak. De uitspraak is gedaan door mr. A.S.W. Kroon, rechter, in aanwezigheid van mr. P.I. van der Meer, griffier, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat nog geen hoger beroep open, maar kan dit wel worden ingesteld bij de einduitspraak.