ECLI:NL:RBDHA:2025:8145

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
C/09/677385 / FA RK 24-9003
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en proceskostenveroordeling in familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 26 februari 2025 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure betreffende de wijziging van een zorgregeling. De vader heeft verzocht om een wijziging van de zorg- en opvoedingstaken, zodat zijn minderjarige kind, [minderjarige], voortaan elke woensdag bij hem verblijft. De vader stelt dat de omstandigheden zijn gewijzigd, onder andere omdat [minderjarige] zwemles moet volgen en hij dit wil begeleiden. De moeder heeft verweer gevoerd en stelt dat er geen wijziging van omstandigheden is, aangezien de huidige zorgregeling goed functioneert en de vader enkel een uitbreiding van de zorgregeling wenst. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader afgewezen, omdat de huidige regeling in het belang van [minderjarige] is en stabiliteit biedt. Tevens is de vader veroordeeld in de proceskosten, omdat het geschil niet aan de rechtbank had hoeven worden voorgelegd. De rechtbank benadrukt dat ouders onderling afspraken moeten maken en niet moeten blijven procederen, om de belangen van [minderjarige] te waarborgen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-9003
Zaaknummer: C/09/677385
Datum beschikking: 26 februari 2025

Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

Beschikking op het op 16 december 2024 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Holthuis te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A.J.C. van Bemmel te Zoetermeer.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift.
Op 22 januari 2025 is de zaak op een zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).
Van de zijde van de vader zijn pleitnotities overgelegd.

Verzoek en verweer

Het verzoekschrift strekt tot:
-
primair:wijziging van na te melden beschikking, in die zin dat de vader verzoekt een
verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen, waarbij [minderjarige] bij zijn vader verblijft:
­ om de week: van vrijdag uit school tot maandag naar school, waarbij de vader [minderjarige] haalt en brengt;
­ elke week: van woensdag uit school tot donderdag naar school, waarbij de vader [minderjarige] haalt en brengt;
althans een door de rechtbank te bepalen zorgregeling;
-
subsidiair:een bijzondere curator ex artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te benoemen over [minderjarige] ;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader doet zijn verzoek steunen op de stelling dat de omstandigheden nadien zijn gewijzigd
De moeder voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken, met veroordeling van de vader in de kosten van de procedure, door haar begroot op € 3.000,-, inclusief btw.

Feiten

  • Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
  • Zij zijn de ouders van het volgende minderjarige kind:
­ [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] (roepnaam: [minderjarige] );
­ De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.
­ [minderjarige] heeft de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
­ Bij beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 29 maart
2021 is aan de vader vervangende toestemming gegeven om [minderjarige] te erkennen;.
- Bij beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 10 februari
2022 – voor zover van belang – zijn de ouders gezamenlijk belast met het gezag over [minderjarige] en is een zorgregeling vastgesteld waarbij [minderjarige] in de even weken op woensdag en vrijdag van 08.00 uur tot 17.00 uur bij de vader verblijft en in de oneven weken op woensdag van 13.00 uur tot 17.00 uur en van vrijdag 08.00 uur tot zondag 17.30 uur;
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 22 december 2023 is een zorgregeling vastgesteld, waarbij [minderjarige] bij de vader is:
  • in week 1: van woensdag uit school tot zaterdag 10.00 uur;
  • in week 2: van vrijdag uit school tot zondag 17.30 uur;
  • Bij beschikking van het Gerechtshof Den Haag van 15 mei 2024 is de beschikking van
de rechtbank van 22 december 2023 gedeeltelijk vernietigd is en – voor zover hier
aan de orde – een zorgregeling vastgesteld waarbij [minderjarige] bij de vader is:
­ in week 1: van vrijdag 08.00 uur tot maandag naar school en vanaf het moment dat [minderjarige] op vrijdag naar school gaat, van vrijdag uit school tot maandag naar school, waarbij de vader [minderjarige] haalt en brengt;
­ in week 2: van woensdag uit school tot donderdag naar school, waarbij de vader [minderjarige] haalt en brengt.

Beoordeling

Wijziging verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
Ontvankelijkheid (wijziging van omstandigheden)
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of sprake is van een wijziging van omstandigheden of dat bij het nemen van de eerdere beslissing van onvolledige of onjuiste gegevens is uitgegaan, als bedoeld in artikel 1:253a BW in samenhang bezien met artikel 1:377e BW.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij in het verleden hebben afgesproken dat [minderjarige] zwemles zal volgen bij de vader in [plaats] . [minderjarige] is hier in februari 2024 ook begonnen met zwemmen, maar voor de zomervakantie 2024 is hij weer gestopt, omdat hij nog niet helemaal goed kon meekomen. De zwemlessen moeten nu (opnieuw) starten. De moeder wil graag dat de zwemlessen plaatsvinden op maandag in Zoetermeer, de vader wil dat [minderjarige] alsnog bij hem in [plaats] zwemles zal volgen, zoals partijen eerder hebben afgesproken.
Om dit mogelijk te maken, is het naar mening van de vader nodig dat de zorgregeling wordt gewijzigd in die zin dat [minderjarige] voortaan elke woensdag bij de vader verblijft in plaats van om de week. De wijziging van omstandigheden is dan ook hierin gelegen. Met de huidige zorgregeling is het immers niet mogelijk om [minderjarige] wekelijks de zwemles in [plaats] te laten volgen. Daar komt nog bij dat [minderjarige] zelf ook aangeeft dat hij vaker bij de vader wil zijn, dat de vader en [minderjarige] volgens de huidige zorgregeling elkaar acht dagen achtereen niet zien en dat de moeder inmiddels werkt op de woensdagen.
Volgens de moeder doet zich geen wijziging van omstandigheden voor. Partijen hebben in het verleden weliswaar een afspraak gemaakt over de zwemles, maar deze afspraak is ingehaald door de wijziging(en) van de zorgregeling nadien. De zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] is na afloop van vele procedures bij beschikking van 15 mei 2024 vastgesteld door het Hof. Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is daarbij de zwemles al aan de orde geweest en dit is dus meegewogen bij de beslissing over de zorgregeling. De vader moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek, aldus de moeder.
De rechtbank overweegt als volgt. Door de vader zijn een viertal omstandigheden naar voren gebracht die volgens hem leiden tot wijzigingen van omstandigheden die maken dat de huidige zorgregeling niet langer kan voortbestaan. De rechtbank ziet geen wijzigingsgronden in drie omstandigheden, te weten: het feit dat [minderjarige] en de vader elkaar in de huidige zorgregeling lange tijd achtereen niet zien; het feit dat de moeder nu werkt op woensdagen en de wens van [minderjarige] om zijn vader langer te zien. Het feit dat [minderjarige] en de vader elkaar langere tijd achtereen niet kunnen zien in de huidige regeling is onderdeel geweest van de overweging van het Hof in zijn eerdere oordeel, zodat deze omstandigheid geen wijzigingsgrond is. Voor wat betreft het werken van de moeder op de woensdag heeft zij op de zitting aangegeven dat dit al langere tijd het geval is, en dat dit vanwege gezinsuitbreiding per mei 2025 weer zal eindigen. Ook dit feit leidt dus niet tot een wijziging van omstandigheden. Tot slot is de eventuele wens van [minderjarige] om vaker bij zijn vader te zijn evenmin een wijzigingsgrond. Duidelijk is dat [minderjarige] het fijn heeft bij zijn beide ouders en zoals ook door de Raad naar voren is gebracht, is het heel gebruikelijk dat kinderen naar beide ouders uiten dat zij vaker en langer bij hem of haar willen zijn, zonder dat hieraan direct consequenties moeten worden verbonden.
Wat resteert is de vraag of de (afspraak over de) zwemles leidt tot een wijziging van omstandigheden. De rechtbank overweegt daarbij als volgt. In de beschikking van deze rechtbank van 22 december 2023 volgt expliciet dat de afspraak van partijen over het volgen van zwemles in [plaats] is meegenomen in de beslissing over de zorgregeling. Deze beschikking is nadien echter (gedeeltelijk) vernietigd door het Hof bij voornoemde beschikking van 15 mei 2024. Daarbij is ook een andere zorgregeling vastgesteld door het Hof. Uit die beschikking is niet af te leiden of de zwemles is meegewogen door het Hof. Tegelijkertijd kan de rechtbank ook niet vaststellen dat het
nietis meegewogen, omdat het in eerste aanleg wel aan de orde is geweest. Alles afwegende zal de rechtbank daarom aannemen dat sprake is van een wijziging van omstandigheden, omdat partijen aanvankelijk een andere afspraak hadden gemaakt over de zwemles en deze afspraak met de huidige zorgregeling niet uitvoerbaar is. De rechtbank zal de vader daarom ontvangen in zijn verzoek.
Procedures
Voordat inhoudelijk wordt ingegaan op het verzoek van de vader wenst de rechtbank allereerst het volgende op te merken. Door de ouders zijn in de afgelopen jaren vele procedures gevoerd over [minderjarige] . Deze procedures zagen niet enkel op de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, maar ook (onder meer) op de erkenning door de vader, het gezamenlijk gezag, en vervangende toestemming voor verhuizing. Hoewel de ouders er tot op heden goed in zijn geslaagd om [minderjarige] buiten deze procedures en hun moeizame onderlinge relatie te houden, zal het continu blijven procederen op den duur weerslag hebben op [minderjarige] . Daarnaast zullen ook in de toekomst (kleine of grote) veranderingen en onvoorziene situaties zich blijven voordoen. Dat hoort nu eenmaal bij opgroeiende kinderen zoals [minderjarige] . De rechtbank wil daarom – in het belang van [minderjarige] – aan de ouders meegeven dat de oplossing voor hun problemen niet is gelegen in juridische procedures. Ouders moeten onderling afspraken maken en daarbij is het onvermijdelijk dat er water bij de wijn moet worden gedaan en niemand helemaal zijn of haar zin krijgt. Doen ouders dit niet en blijven zij procederen dan bestaat de kans dat [minderjarige] op een later moment last krijgt van de slechte verstandhouding van zijn ouders en de daaraan gerelateerde problematiek.
Inhoudelijke beoordeling
Door de vader is verzocht om een wijziging van de zorgregeling, in die zin dat [minderjarige] voortaan elke woensdag bij hem verblijft, in plaats van om de week. Op die manier kan de vader de zwemles van [minderjarige] in [plaats] begeleiden, zoals de ouders ook hebben afgesproken. De vader wil meer zijn dan enkel een ‘pret-vader’ en vindt het belangrijk dat [minderjarige] ook in [plaats] een sociaal leven kan opbouwen.
Naar oordeel van de rechtbank is in dit geval geen aanleiding om de zorgregeling, zoals op 15 mei 2024 door het Hof is vastgesteld, te wijzigen. Hoewel de vader betoogt dat de moeder de zorgregeling steeds meer inperkt, kan de rechtbank dit standpunt niet volgen. Door beide partijen is op de zitting bevestigd dat de huidige zorgregeling goed verloopt en dat beide partijen zich hieraan houden. [minderjarige] heeft het fijn bij zowel de vader als de moeder. De huidige zorgregeling doet recht de belangen van alle betrokkenen, mede gelet op de afstand tussen de woonplaatsen van partijen. Een nieuwe wijziging van de zorgregeling is daarom naar oordeel van de rechtbank niet in het belang van [minderjarige] en zal enkel onrust opleveren. Zoals ook door de Raad op de zitting is benadrukt, vraagt zijn belang juist om stabiliteit en continuïteit in de zorgregeling.
Daar komt bij dat de moeder ter compensatie (in aanvulling op de huidige zorgregeling) aan de vader heeft aangeboden om één keer per twee weken op maandag [minderjarige] te begeleiden naar de zwemles in Zoetermeer. De vader heeft dit geweigerd. De rechtbank kan zich daardoor niet aan de indruk onttrekken dat het de vader meer te doen is om een uitbreiding van de huidige zorgregeling, dan om de zwemles.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank het verzoek van de vader afwijzen.
Benoeming bijzondere curator ex artikel 1:250 BW
Wettelijk kader
Ingevolge artikel 1:250 van het BW kan de rechtbank, een bijzondere curator benoemen om een minderjarige, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen. De rechtbank kan dit doen als – in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding of het vermogen van een minderjarige – de belangen van (één van) de met het gezag belaste ouders of voogd(en) in strijd zijn met die van de minderjarige. De rechtbank moet beoordelen of zij die benoeming noodzakelijk acht en daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking nemen. Benoeming van een bijzondere curator kan plaatsvinden op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve.
De rechtbank zal ook dit verzoek van de vader afwijzen. Zoals ook door de Raad is benoemd op de zitting gaat het nu goed met [minderjarige] . Hij is loyaal naar beide ouders en heeft het bij hen beiden naar zijn zin. Het kan daardoor juist averechts werken om nu zijn standpunt te betrekken in het geschil, terwijl de ouders er tot op heden goed in zijn geslaagd om hem daarbuiten te houden. Daarnaast bestaan op dit moment ook geen zorgen over [minderjarige] en loopt de zorgregeling naar behoren. Nu niet blijkt van een belangenstrijd tussen de ouder(s) en het kind, is geen aanleiding om een bijzonder curator te benoemen.
Proceskosten
Op grond van artikel 289 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) – in samenhang bezien met de artikelen 237 e.v. Rv – kan de rechtbank een proceskostenveroordeling uitspreken. In familierechtelijke procedures wordt terughoudend omgegaan met een proceskostenveroordeling, om te voorkomen dat de relatie tussen partijen verder wordt belast. Als hoofdregel geldt dan ook dat de proceskosten doorgaans worden gecompenseerd, aldus dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Slechts in uitzonderlijke gevallen wordt van dit uitgangspunt afgeweken.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval aanleiding is om af te wijken van het uitgangspunt, omdat het geschil tussen de ouders niet aan de rechtbank had hoeven te worden voorgelegd. Door de vader is namelijk gesteld dat het hem enkel gaat om het begeleiden van de zwemles. Door de moeder is hiervoor een redelijke compensatie geboden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vader de zwemles ten onrechte aangegrepen om tot een uitbreiding van de zorgregeling te komen, terwijl het Hof minder dan een jaar geleden nog de zorgregeling heeft vastgesteld. De moeder wordt met dit handelen onnodig op juridische kosten gejaagd.
Anders dan door de moeder verzocht, zal de rechtbank voor de berekening van de proceskosten aansluiten bij het betaalde griffierecht van € 320,- en het salaris van de advocaat begroot volgens het liquidatietarief op twee punten van € 614,- per punt.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af de verzoeken van de vader;
veroordeelt de vader in de kosten van dit geding, tot op heden aan de zijde van de moeder vastgesteld op € 320,- aan griffierecht en € 1.228,- aan salaris van de advocaat.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. Perniciaro, kinderrechter, bijgestaan door mr. S.B. Boekema als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 26 februari 2025.