ECLI:NL:RBDHA:2025:815

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
NL24.40125
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake niet tijdig beslissen op aanvraag mvv

Op 24 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarbij verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. A. Kortrijk, de minister van Asiel en Migratie hebben aangeklaagd. De zaak betreft een verzoek om proceskostenveroordeling na de intrekking van hun beroep tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen. In de overwegingen werd uiteengezet dat de intrekking van het beroep niet was voorafgegaan door enige tegemoetkoming van de minister. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep was ingesteld tegen een fictief besluit van de minister, en dat er geen aanleiding was om de minister te veroordelen in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank concludeert dat de verzoekers niet in hun recht zijn gekomen en dat de gemaakte proceskosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.40125

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2], V-nummers: [V-nummer 1] en [V-nummer 2], verzoekers

mede namens hun kinderen [kind 1], [kind 2] en [kind 3]
(gemachtigde: mr. A. Kortrijk),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekers om een veroordeling van de minister in de proceskosten. Verzoekers hebben dit verzoek gedaan bij de intrekking van hun beroep tegen het niet tijdig beslissen op de voor hen ingediende aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor verblijf bij [referent] (referent).
2. De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
4. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is de minister aan verzoekers tegemoetgekomen?
5. Het beroep is ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag. Dat is een fictief besluit waartegen beroep kan worden ingesteld. De minister heeft in zijn verweerschrift van 29 november 2024 erop gewezen dat een andere gemachtigde ook beroep heeft ingesteld tegen hetzelfde fictieve besluit. Dat beroep is bij de rechtbank bekend onder zaaknummer NL24.40218 en daarop heeft de rechtbank op 15 november 2024 uitspraak gedaan.
6. Na kennisname van het verweerschrift hebben verzoekers hun beroep ingetrokken. De gemachtigde van verzoekers heeft evenwel verzocht om vergoeding van de gemaakte proceskosten. De gemachtigde heeft toegelicht dat zij kosten heeft gemaakt voor het indienen van de beroepsgronden en dat eisers griffierecht hebben betaald. Daarbij heeft zij opgemerkt dat het beroep onder zaaknummer NL24.40218 later is ingediend dan dat van haar en dat daarop eerder uitspraak is gedaan.
7. De rechtbank stelt vast dat aan de intrekking van het beroep geen gehele of gedeeltelijke tegemoetkoming door de minister is voorafgegaan. Een veroordeling van de minister in de gemaakte proceskosten als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb is dan ook niet aan de orde.
8. De rechtbank wijst het verzoek daarom als kennelijk ongegrond af.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan op 24 januari 2025 door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).