ECLI:NL:RBDHA:2025:8176

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
NL25.6975
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op mvv aanvraag nareis

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen door de Minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Eiser had verzocht om vrijstelling van griffierecht, wat door de rechtbank werd verleend, omdat hij aan de voorwaarden voldeed. De rechtbank constateerde dat de minister de beslistermijn had overschreden en dat eiser rechtsgeldig in gebreke was gesteld. Echter, eiser had inmiddels al eerder beroep ingesteld, waardoor hij geen procesbelang meer had bij de beoordeling van zijn tweede beroep. De rechtbank oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat er al een uitspraak was gedaan op het eerder ingestelde beroep. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier L.M. Kalkman, en werd op 28 april 2025 openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.6975
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Eliya),

en
de Minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat de minister volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis (de aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
2. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen. Eiser heeft voldoende aangetoond dat hij aan de voorwaarden voor deze vrijstelling voldoet. De rechtbank verleent eiser daarom vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen.
3. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
4. De rechtbank stelt vast dat de termijn waarbinnen de minister had moeten beslissen op de aanvraag is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiser de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Eiser heeft meer dan twee weken daarna beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag.
1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Awb.
2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
5. Eiser heeft beroep ingesteld op 3 oktober 2024 en op 12 februari 2025. Inmiddels heeft deze rechtbank en zittingsplaats op 20 maart 2025 uitspraak gedaan op het beroep van 3 oktober 20243. De rechtbank heeft bepaald dat de minister een nadere beslistermijn krijgt.
6. Met dit beroep kan eiser niet iets anders bereiken dan wat de rechtbank in haar uitspraak van 3 oktober 20-24 al heeft geoordeeld. Eiser heeft daarom geen procesbelang meer bij de beoordeling van zijn beroep van 12 februari 2025. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van L.M. Kalkman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
28 april 2025

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.