In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, is het beroep van eisers gegrond verklaard. Eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. L.J. Meijering, hebben beroep ingesteld omdat de Minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op hun aanvraag voor een machtiging voor voorlopig verblijf, ingediend op 23 juli 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de beslistermijn van 90 dagen heeft overschreden door deze met drie maanden te verlengen, en dat eisers na het verstrijken van deze termijn om een beslissing hebben gevraagd, wat niet is gebeurd. De rechtbank heeft besloten dat de minister uiterlijk 30 november 2026 een beslissing moet nemen op de aanvraag van eisers. Indien de minister deze termijn overschrijdt, is zij een dwangsom van € 100,- per dag verschuldigd, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de bestuurlijke dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, aangezien er 42 dagen zijn verstreken sinds de minister een dwangsom verschuldigd is. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eisers vergoeden, vastgesteld op € 453,50, en het betaalde griffierecht van € 194,-. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.