ECLI:NL:RBDHA:2025:8208
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en toegenomen arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. G.L. Gijsberts, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door T. Eversteijn. Eiser heeft een beroep ingesteld tegen het besluit van 15 november 2022, waarin zijn verzoek om herziening van de WAO-uitkering werd afgewezen. Eiser ontving sinds 1998 een WAO-uitkering, maar na een herbeoordeling in 2005 werd zijn arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 15,56%. Eiser heeft in de loop der jaren verschillende verzoeken ingediend om zijn uitkering te herzien, maar deze zijn steeds afgewezen op basis van het ontbreken van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden.
De rechtbank heeft eerder op 15 december 2023 geoordeeld dat de brief van de revalidatiearts, gedateerd 13 juli 2022, ten onrechte niet als nieuw feit werd aangemerkt. De verzekeringsarts b&b heeft vervolgens onderzoek verricht en geconcludeerd dat er geen toegenomen beperkingen zijn vastgesteld die aanleiding geven tot een herziening van de WAO-uitkering. Eiser heeft aangevoerd dat het onderzoek van de verzekeringsarts onzorgvuldig was, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts voldoende informatie had en dat het onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat er geen sprake is van toegenomen beperkingen en dat het beroep van eiser ongegrond is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 14 mei 2025, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.