ECLI:NL:RBDHA:2025:8214

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
NL25.15878
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en onderzoek naar identiteit en nationaliteit van vreemdeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 23 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. De maatregel is opgelegd op 30 januari 2025 en is eerder door de rechtbank getoetst. Eiser heeft geen medewerking verleend aan de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit, en weigert een identiteitsbewijs van de Marokkaanse autoriteiten te aanvaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig is, omdat eiser nog steeds niet meewerkt aan het onderzoek naar zijn identiteit. De rechtbank heeft eerder in uitspraken van 5 en 25 maart 2025 geoordeeld dat de bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek. Eiser heeft aangevoerd dat er inmiddels vijf weken zijn verstreken sinds de afwijzing van zijn asielaanvraag, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat nader onderzoek naar de identiteit en nationaliteit van eiser noodzakelijk is. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.C. Harting, rechter, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot rechtsmiddel.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.15878

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. A. Hol),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.A. Weststrate).

Procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a (en b) van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Deze maatregel is opgelegd op
30 januari 2025.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring twee keer eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist in de uitspraak van 5 maart 2025 en op het eerste vervolgberoep is beslist in de uitspraak van 25 maart 2025 (in de zaken NL25.7299 en NL25.11402).
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
De rechtbank heeft het beroep op 16 april 2025 op zitting behandeld. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 25 maart 2025 (in de zaak NL25.11402) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag lag, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek
(op 19 maart 2025) rechtmatig is.
Is de bewaring nog noodzakelijk?
2. Eiser voert aan dat er inmiddels vijf weken zijn verstreken sinds de afwijzing van zijn asielaanvraag op 26 februari 2025. Verweerder kan dan ook niet meer volstaan met de stelling dat eiser geen documenten omtrent zijn identiteit en nationaliteit heeft overgelegd, en moet concreet maken welke acties zijn ondernomen in het kader van het onderzoek naar de identiteit en nationaliteit van eiser. Eiser weigert principieel een identiteitsbewijs van de Marokkaanse autoriteiten te aanvaarden, heeft een document overgelegd waarin wordt vermeld dat hij vier jaar in een Marokkaanse gevangenis gedetineerd is geweest, en bovendien gaat verweerder volgens het asieldossier zonder enig voorbehoud uit van eisers Marokkaanse nationaliteit. Het is dus onduidelijk welk onderzoek verweerder nog moet verrichten en daar komt bij dat eiser na eventuele ongegrondverklaring van zijn asielberoep bij de Marokkaanse autoriteiten zal worden gepresenteerd op grond van de identiteit en nationaliteit zoals die in de asielprocedure zijn vastgelegd.
3. In de uitspraak van 25 maart 2025 heeft de rechtbank overwogen dat de bewaring (alleen nog) kon worden gebaseerd op artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a van de Vw. [1] De rechtbank heeft verwezen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 oktober 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:3442). Daaruit volgt dat verweerder moet motiveren dat en waarom nader onderzoek naar de identiteit en nationaliteit van de vreemdeling nodig is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dat voldoende gedaan, en geldt die motivering nog steeds. In de beschikking op de asielaanvraag van 26 februari 2025 heeft verweerder gesteld dat eisers identiteit en nationaliteit niet geloofwaardig worden geacht. Ook heeft verweerder gesteld dat eiser geen enkel document heeft overgelegd om zijn identiteit of nationaliteit te kunnen vaststellen en er dus verder onderzoek zal moeten worden gedaan om een vervangend reisdocument te verkrijgen. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat dit in de tussentijd anders is geworden. Eiser werkt nog altijd niet mee aan de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit. Hij weigert een identiteitsbewijs van de Marokkaanse autoriteiten te aanvaarden, zodat zijn identiteit en nationaliteit – zo blijkt uit eisers stellingen – via een presentatie aan die autoriteiten moeten worden vastgesteld. Dat verweerder dit nog niet heeft gedaan in afwachting van de beslissing van de rechtbank op eisers beroep, maakt niet dat de bewaring niet langer op deze grond kan voortduren.
4. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C. Harting, rechter, in aanwezigheid van
mr.T.M.M. Plukaard, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Uit dit artikel volgt dat de vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder f, g of h, voor zover dit betrekking heeft op een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vw, in bewaring kan worden gesteld indien de bewaring noodzakelijk is met het oog op vaststelling van de identiteit of nationaliteit van de vreemdeling.