ECLI:NL:RBDHA:2025:8218

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 mei 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
NL24.43385
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van eiser met Somalische nationaliteit op grond van ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en onvoldoende onderbouwing van de gestelde risico's in Somalië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Somalische nationaliteit hebbende, had op 21 juni 2023 een asielaanvraag ingediend, waarin hij stelde dat hij problemen ondervond met de terroristische organisatie Al-Shabaab. Eiser beweerde dat hij was gerekruteerd door Al-Shabaab en dat hij na een ernstig ongeluk, waarbij hij gewond raakte, bedreigd en mishandeld werd door zijn koranleraar. De minister van Asiel en Migratie heeft de asielaanvraag echter afgewezen, omdat de rechtbank de verklaringen van eiser ongeloofwaardig achtte. De rechtbank oordeelde dat eiser zijn verklaringen niet met objectieve documenten had onderbouwd en dat er geen reëel risico op ernstige schade bestond in zijn voormalige woonplaats.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de onduidelijkheid over de controle van Al-Shabaab in zijn woonplaats en de omstandigheden na zijn val, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeerde dat de minister voldoende had gemotiveerd waarom de gestelde problemen met Al-Shabaab ongeloofwaardig waren. Eiser had niet aangetoond dat hij persoonlijk risico liep en de rechtbank oordeelde dat hij zich kon vestigen bij zijn moeder in een andere plaats in Somalië, waar geen reëel risico op schade bestond. Uiteindelijk werd het beroep van eiser ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.43385

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. P.R. van de Water),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 10 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 4 april 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk was aanwezig [tolk]. De tolk is voorafgaand aan de zitting beëdigd. Verder was [naam] aanwezig als voogd namens Stichting Nidos. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2006 en de Somalische nationaliteit te hebben.
2. Eiser heeft op 21 juni 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Hij heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. In maart 2023 is eiser benaderd en gerekruteerd door leden van Al-Shabaab. Tijdens het vervoer in een auto is eiser door de hoge snelheid uit het voertuig gevallen, waarbij hij gewond en bewusteloos is geraakt. Na zijn herstel durfde eiser uit angst niet meer naar de Koranschool te gaan, maar bezocht hij nog wel de privéschool. Toen zijn koranleraar dit via andere leerlingen ontdekte, heeft hij eiser bedreigd, vastgebonden en mishandeld. Eisers vader kwam hierachter en sprak hierover met de koranleraar. De koranleraar waarschuwde eisers vader dat Al-Shabaab maatregelen zou treffen als eiser niet terugkeerde naar de Koranschool. Eiser vreest bij terugkeer naar Somalië door Al-Shabaab te worden gedwongen tot handelingen of anders gedood te worden.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser zijn door verweerder geloofwaardig geacht. Verweerder acht de poging tot rekrutering door Al-Shabaab en de daaropvolgende problemen met de koranleraar niet geloofwaardig. Eiser heeft zijn verklaringen niet met objectieve documenten onderbouwd en heeft tegenstrijdig en ongerijmd verklaard. Daarnaast loopt eiser in zijn voormalige woonplaats, [plaats 1] (Lower Shabelle), geen reëel risico op ernstige schade, omdat uit het ambtsbericht [2] niet blijkt dat Al-Shabaab daar effectieve controle of macht heeft. Ook is geen sprake van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. [3] Verder maakt eiser geen aanspraak op een afgeleide asielvergunning vanwege de relatie met zijn halfbroer, omdat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Tot slot is vastgesteld dat voor eiser adequate opvang beschikbaar is bij zijn moeder in [plaats 2].
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert daartegen het volgende aan. Verweerder heeft ten onrechte aangenomen dat Al-Shabaab geen controle heeft over zijn woonplaats. Het is onduidelijk wie er in een ‘geel gebied’ [4] daadwerkelijk de macht heeft en de machtsverhoudingen wisselen regelmatig. Verweerder had daarom nader onderzoek moeten doen. Daarnaast heeft eiser voldoende duidelijk verklaard over zijn rekrutering door Al-Shabaab. Verweerder heeft onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn omstandigheden na zijn val, waardoor van hem niet kon worden verwacht dat hij direct uitvoerig navraag deed bij omstanders. Ook acht eiser het onjuist dat verweerder verwacht dat de koranleraar zou ingaan op de mislukte rekrutering, of hem en zijn vader zou overdragen aan Al-Shabaab. Tot slot loopt eiser bij terugkeer naar Somalië een reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [5] , omdat hij door een geel gebied moet reizen. In dit verband heeft eiser aanvullend verklaard dat hij via zijn moeder heeft vernomen dat zijn vader inmiddels door Al-Shabaab is opgepakt en vermoord, wat bevestigt dat Al-Shabaab controle heeft in zijn dorp.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder heeft de door eiser gestelde problemen met Al-Shabaab niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft mogen uitgaan van de informatie uit het ambtsbericht, inclusief het bij het verweerschrift gevoegde kaartmateriaal. Daaruit blijkt voldoende duidelijk dat eisers woonplaats, [plaats 1], zich in een gemengd controlegebied bevindt en niet onder effectieve controle van Al-Shabaab staat. Uit het ambtsbericht volgt daarnaast dat Al-Shabaab voornamelijk gedwongen rekruteert in gebieden waar zij effectieve controle heeft. [6] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat hij persoonlijk gedwongen is gerekruteerd en te vrezen heeft voor Al-Shabaab. Eiser heeft echter geen objectieve landeninformatie overgelegd waaruit blijkt dat Al-Shabaab daadwerkelijk controle uitoefent over zijn woonplaats.
6. Ook heeft verweerder in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd uiteengezet op welke punten eiser onsamenhangend en onaannemelijk heeft verklaard. Verweerder mocht bevreemdend achten dat eiser, ondanks te zijn uitgekozen voor rekrutering door Al-Shabaab, na zijn herstel niet wederom door Al-Shabaab is benaderd. Verder mocht verweerder het onaannemelijk achten dat de koranleraar, die volgens eiser sympathiseerde met Al-Shabaab en actief bij de rekrutering betrokken was, eiser na zijn herstel niet alsnog aan Al-Shabaab heeft overgedragen. Dit is niet aannemelijk in het licht van eisers eigen verklaringen over de aanwezigheid en macht van Al-Shabaab in zijn woonplaats.
De rechtbank merkt hierbij op dat verweerder in het verweerschrift de tegenwerping heeft laten vallen dat eiser onvoldoende had verklaard waarom juist hij en zijn klasgenoten waren uitgekozen en gerekruteerd.
7. Verweerder heeft voldoende rekening gehouden met de omstandigheden waarin eiser verkeerde na zijn val. Daarbij heeft verweerder in het bestreden besluit erkend dat begrijpelijk is dat eiser zich niet alles kon herinneren na zijn val, omdat hij enige tijd bewusteloos is geweest. Verweerder heeft echter mogen verwachten dat eiser inzicht kon geven in wat hij na zijn val had gehoord en hoe zijn vader hem had gevonden. Verweerder heeft het daarbij bevreemdend mogen vinden dat eiser hierover geen navraag heeft gedaan, ook niet tijdens zijn herstelperiode thuis. Voor zover eiser stelt dat het nader gehoor onzorgvuldig is afgenomen, volgt de rechtbank dit niet. Uit het rapport nader gehoor blijkt dat eiser uitvoerig is bevraagd en voldoende in de gelegenheid is gesteld om zijn relaas naar voren te brengen.
8. Uit het ambtsbericht blijkt dat in Somalië geen sprake is van de meest uitzonderlijke situatie, waarin de mate van willekeurig geweld in het kader van een gewapend conflict zo hoog is dat eiser door zijn enkele aanwezigheid aldaar reeds een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij vanwege individuele omstandigheden een verhoogd risico loopt op willekeurig geweld. Nu eiser zijn problemen met Al-Shabaab niet aannemelijk heeft gemaakt en verweerder die problemen niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser bij terugkeer geen reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn.
9. Ook eisers aanvullende verklaring over de arrestatie en de dood van zijn vader leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft ter zitting naar voren gebracht dat deze verklaring indirect is, via eisers moeder en dorpsgenoten, en bovendien niet nader onderbouwd of concreet gemaakt is. Het lag op eisers weg om deze verklaring verder te onderbouwen. Nu eiser dit niet heeft gedaan, heeft verweerder hierin geen aanleiding hoeven zien voor een ander oordeel.
10. Verweerder heeft terecht overwogen dat eiser zich kan vestigen bij zijn moeder in [plaats 2]. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 maart 2024 [7] en 16 maart 2023 [8] , waaruit volgt dat er in [plaats 2] in algemene zin geen reëel risico bestaat op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat eiser is geboren in [plaats 2], daar eerder heeft gewoond en dat zijn moeder daar woont. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij persoonlijk in [plaats 2] een reëel risico loopt op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
11. Gelet op het voorgaande is de asielaanvraag van eiser terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 12 mei 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Algemeen Ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken over Somalië van juni 2023.
3.Richtlijn 2011/95/EU.
4.Ambtsbericht, pagina 91.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Ambtsbericht, pagina 38.
7.ECLI:NL:RVS:2024:1328, r.o. 4.1-4.3.