ECLI:NL:RBDHA:2025:8220

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 mei 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
NL24.44446
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser op basis van geloofwaardigheid en algemene context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser, geboren in 1996, heeft op 2 september 2022 asiel aangevraagd in Nederland, omdat hij problemen heeft gekregen met de autoriteiten in Nigeria na deelname aan een demonstratie van de Indigenous People of Biafra (IPOB) op 13 september 2017. De rechtbank heeft de asielaanvraag van eiser ongegrond verklaard, omdat verweerder, de minister van Asiel en Migratie, de door eiser gestelde problemen ongeloofwaardig heeft geacht. Verweerder heeft weliswaar de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig geacht, maar niet de stelling dat hij problemen heeft ondervonden na zijn deelname aan de demonstratie. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende grondig onderzoek heeft gedaan naar de algemene context in Nigeria, maar dat dit gebrek niet heeft geleid tot schade voor eiser. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser, vastgesteld op € 1.814. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.44446

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Kortrijk),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovács).

Inleiding

In het besluit van 15 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 1 mei 2025 op een zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser is geboren op [datum] 1996 en heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Hij heeft op 2 september 2022 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Als reden om asiel aan te vragen, heeft eiser opgegeven dat hij in Nigeria problemen heeft gekregen met de autoriteiten vanwege het deelnemen aan een demonstratie van de IPOB op 13 september 2017 in Umahia. De
Indigenous People of Biafra(IPOB) is één van de bewegingen in Nigeria die de afscheiding van Biafra voorstaat. Eiser heeft verklaard dat hij sinds 2015 lid is van de IPOB en dat hij in die hoedanigheid in Nigeria heeft meegedaan aan vier demonstraties (2015, 2016 en twee keer in 2017) en aan diverse vergaderingen. Verder heeft eiser verklaard dat hij naar aanleiding van de demonstratie in september 2017 zonder een eerlijk proces vier jaar in de gevangenis heeft gezeten, en dat hij de kans heeft gezien om te ontsnappen toen er een inval in de gevangenis plaatsvond.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder heeft de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Ook heeft verweerder geloofwaardig geacht dat eiser overtuigd lid is van de IPOB. Verweerder heeft echter niet geloofwaardig geacht dat eiser problemen heeft gekregen naar aanleiding van deelname aan een demonstratie in september 2017. Volgens verweerder komt eiser niet in aanmerking voor een asielvergunning vanwege zijn lidmaatschap van de IPOB, omdat hij zich niet sterk profileerde, omdat hij in 2017 voor het laatst problemen zou hebben gehad en omdat hij in 2021 zonder problemen een paspoort en een visum heeft verkregen van de Nigeriaanse autoriteiten. Dit duidt er volgens verweerder niet op dat eiser bij terugkeer naar Nigeria gevaar zou lopen.
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij voert aan dat verweerder ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat hij in september 2017 problemen heeft gekregen vanwege het deelnemen aan een demonstatie van de IPOB. Daarnaast voert hij aan dat verweerder er ten onrechte vanuit is gegaan dat hij zich in Nigeria niet sterk profileerde, aangezien hij actief de straat op ging om mensen te benaderen. Ten slotte voert eiser aan dat verweerder onvoldoende grondig en uitputtend onderzoek heeft gedaan naar de algemene context in Nigeria, zodat verweerder in strijd heeft gehandeld met het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) van 21 september 2023 in de zaak S. en A. (ECLI:EU:C:2023:688). Hierbij wijst eiser op informatie van de
Refugee Board of Canada, waaruit volgens hem blijkt dat IPOB-leden in het buitenland worden gemonitord en bij terugkeer te maken krijgen met arrestatie, detentie, marteling, verdwijning en moord.
5. Tijdens de zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit juist is. De door eiser gestelde problemen naar aanleiding van het deelnemen aan een demonstratie in september 2017 zijn volgens verweerder terecht ongeloofwaardig geacht. Daarnaast heeft verweerder in aanvulling op zijn standpunt over de situatie voor IPOB-leden in Nigeria naar voren gebracht dat de landeninformatie die hierover beschikbaar is niet eenduidig is. Zo baseert de
Refugee Board of Canadazich onder meer op de coördinator van een andere beweging die afscheiding van Biafra voorstaat, de MASSOB. Volgens verweerder kan informatie uit dergelijke bronnen gekleurd zijn. Daarnaast is informatie beschikbaar van een universitair docent en van een journalist. Dergelijke informatie is volgens verweerder objectiever. Uit die informatie volgt volgens verweerder dat doorsnee IPOB-leden niet te vrezen hebben voor de Nigeriaanse autoriteiten. Informatie uit maart 2022 van het Britse
Home Officeheeft volgens verweerder dezelfde strekking.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Zoals verweerder ter zitting heeft bevestigd, is eisers deelname aan de demonstratie op 13 september 2017 in Umahia als zodanig wel geloofwaardig. Alleen de door eiser gestelde daaruit voortvloeiende problemen zijn ongeloofwaardig geacht. Dat heeft verweerder niet ten onrechte gedaan gelet op het volgende.
7. Verweerder heeft terecht aan eiser tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over de beschieting door het leger tijdens de demonstratie. Eiser heeft namelijk enerzijds verklaard dat het leger zelf aankondigde te komen voor een speciale operatie tegen de IPOB genaamd
Python Dance, maar anderzijds heeft hij verklaard dat hij dit achteraf heeft gehoord. Daarnaast heeft verweerder niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij vaag en ontwijkend heeft verklaard over de vraag hoe hij na de beschieting weer terug kwam bij de bus waarmee de demonstranten waren gekomen. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij terug is gerend naar de bus zonder dat hij de route kende. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat dergelijke verklaringen niet bijdragen aan de geloofwaardigheid van de stelling dat er een schietincident heeft plaatsgevonden waardoor eiser moest vluchten.
8. Daarnaast heeft verweerder niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat het door hem overgelegde online nieuwsartikel en het door hem overgelegde krantenartikel de geloofwaardigheid van de stelling dat hij is gearresteerd en gevangengenomen ondermijnen. Daarbij heeft verweerder erop kunnen wijzen dat in het door eiser overgelegde artikel van
Platinum Postweliswaar zijn naam wordt genoemd, maar in combinatie met een woonplaats die niet overeenkomt met de woonplaats die hij bij verweerder heeft opgegeven. Ook heeft verweerder hierbij kunnen betrekken dat het vreemd is dat dit artikel, dat een gebeurtenis uit 2017 beschrijft, gepubliceerd is op een platform dat blijkens de website pas in 2018 is opgericht en in 2023 nog is gewijzigd. Ten aanzien van het door eiser overgelegde artikel van
The Punchheeft verweerder kunnen overwegen dat dit artikel een inval in een andere gevangenis dan die waarin eiser zou hebben verbleven beschrijft, zodat hieraan bij het beoordelen van de geloofwaardigheid van eisers stellingen geen waarde kan worden gehecht.
9. Verder heeft verweerder niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij summier en ontwijkend heeft verklaard over hoe de gevangenis waarin hij stelt vier jaar stelt te hebben verbleven eruit zag, en over hoe de omstandigheden daar waren. Zo heeft eiser over het uiterlijk van de gevangenis enkel kunnen verklaren dat deze een hoge muur en een hoge poort had, en heeft hij over wat hij in de gevangenis deed enkel kunnen verklaren dat hij één keer per week naar buiten ging om te luchten. Ook heeft verweerder niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij weinig details heeft kunnen vertellen over de inval in de gevangenis, zoals hoe de mensen eruit zagen die de gevangenen kwamen bevrijden en hoe zij de cellen hebben opengemaakt.
10. Ten slotte heeft verweerder niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat het opmerkelijk is dat zijn ouders nooit problemen hebben gehad met de autoriteiten in de periode dat hij een ontsnapte gevangene was, dat hij in die periode bij de autoriteiten een paspoort en een visum kon verkrijgen en dat hij daarmee via het vliegveld legaal kon uitreizen. Verweerder heeft daaruit kunnen afleiden dat het niet aannemelijk is dat eiser bij terugkeer naar Nigeria te vrezen heeft voor de autoriteiten.
11. Vervolgens moet worden beoordeeld of eiser in aanmerking komt voor een asielvergunning omdat hij uit Nigeria komt en lid is van de IPOB. In het arrest S. en A. heeft het HvJ EU geoordeeld dat verweerder daarbij een uitputtend en grondig onderzoek moet verrichten naar zowel de persoonlijke situatie van de asielzoeker als de algemene context van het land van herkomst. De rechtbank volgt eiser in zijn stelling dat verweerder dat laatste in het bestreden besluit niet heeft gedaan. Tijdens de zitting heeft verweerder zijn standpunt echter alsnog aangevuld. Uit de door eiser en verweerder aangehaalde landeninformatie volgt niet eenduidig dat elk willekeurig IPOB-lid bij terugkeer naar Nigeria te vrezen heeft voor vervolging door de Nigeriaanse autoriteiten. Verweerder heeft kunnen overwegen dat eiser geen leidinggevende rol binnen de IPOB heeft vervuld en dat hij in Nigeria in 2017 voor het laatst heeft deelgenomen aan een demonstratie. Weliswaar heeft eiser verklaard dat hij vaak mensen op straat aansprak over de IPOB, maar eiser heeft ook verklaard dat hij daarbij voorzichtig te werk ging en dat hij het gesprek stopte als hij doorkreeg dat de betreffende persoon niet vóór de IPOB was. Hieruit heeft verweerder kunnen opmaken dat eiser als IPOB-lid geen sterk profiel heeft. Gelet hierop, en gelet op de landeninformatie, heeft verweerder vervolgens kunnen concluderen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria vanwege zijn IPOB-lidmaatschap te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade.
12. De conclusie is dat het bestreden besluit weliswaar een zorgvuldigheidsgebrek bevat, maar dat eiser daardoor niet in zijn belangen is geschaad. Dit gebrek wordt daarom met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht gepasseerd. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
13. In het passeren van het gebrek ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.814, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814 (achttienhonderdveertien euro) aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan op 12 mei 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.