ECLI:NL:RBDHA:2025:8235

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
NL24.31268
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Turkse eiser met gewetensbezwaren tegen militaire dienst en huiswerkbegeleiding bij Gülen-instituut

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren in 2001 en van Turkse nationaliteit, heeft op 26 december 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Deze aanvraag werd op 17 juli 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 19 maart 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar de verweerder ontbrak vanwege capaciteitsgebrek.

Eiser heeft aangevoerd dat hij gewetensbezwaren heeft tegen de militaire dienst, omdat hij tegen oorlog en geweld is. Hij heeft ook huiswerkbegeleiding gevolgd bij een Gülen-instituut. De rechtbank oordeelt dat, hoewel de asielmotieven van eiser geloofwaardig zijn, er geen gegronde vrees voor vervolging bij terugkeer naar Turkije is aangetoond. De rechtbank stelt vast dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij als Gülen-aanhanger wordt gezien of dat hij te maken zal krijgen met discriminatie die zijn bestaansmogelijkheden ernstig zou beperken.

De rechtbank concludeert dat verweerder op goede gronden heeft kunnen concluderen dat eiser niet als gewetensbezwaarde kan worden aangemerkt. Het beroep wordt ongegrond verklaard, maar de rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.814,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen in hoger beroep gaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.31268

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. F.H. Bruggink),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 26 december 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 17 juli 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
2. De rechtbank heeft het beroep op 19 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, M. Ates als tolk, en de gemachtigde van eiser. Verweerder was niet bij de zitting aanwezig in verband met capaciteitsgebrek.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser is geboren op [geboortedatum] 2001 en heeft de Turkse nationaliteit. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Turkije de dienstplicht moet vervullen, maar dat hij dit niet wil omdat hij tegen oorlog en geweld is. Daarnaast heeft eiser huiswerkbegeleiding gevolgd bij een Gülen-instituut.
4. Verweerder heeft het asielrelaas van eiser opgedeeld in de volgende asielmotieven:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • huiswerkbegeleiding van de Gülenbeweging;
  • eiser is dienstplichtig en wil niet in militaire dienst.
Verweerder heeft alle asielmotieven geloofwaardig gevonden. Volgens verweerder heeft eiser op basis van de geloofwaardige asielmotieven echter geen gegronde vrees voor vervolging bij terugkeer naar Turkije. Behalve huiswerkbegeleiding op 12/13-jarige leeftijd heeft eiser geen rol van betekenis gehad binnen de Gülenbeweging en voor zijn vertrek uit Turkije heeft hij hier ook geen problemen door ervaren. Hoewel eiser niet in militaire dienst wil, is niet gebleken dat zijn dienstweigering voortkomt uit een diepgewortelde overtuiging op grond waarvan hij als gewetensbezwaarde kan worden aangemerkt. Daarnaast is niet gebleken van onevenredige of discriminatoire bestraffing vanwege dienstweigering in Turkije. Met betrekking tot de vrees van eiser voor discriminatie vanwege de combinatie van zijn huiswerkbegeleiding bij de Gülenbeweging en zijn weigering van de dienstplicht, heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te maken zal krijgen met discriminatie die een zodanige beperking oplevert in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op sociaal en maatschappelijk gebied kan functioneren.
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser verzoekt allereerst om de inhoud van de zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen, omdat verweerder hier in het bestreden besluit geen goede reactie op heeft gegeven. Verder stelt eiser dat hij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij een gegronde vrees voor vervolging heeft omdat hij huiswerkbegeleiding bij een Gülen-instituut heeft gevolgd, gelet op dat wat bekend is over de vervolging van (toegedichte) Gülenisten. Daarnaast heeft eiser diepgewortelde gewetensbezwaren tegen de militaire dienst. Verweerder legt de lat voor het aannemen van gewetensbezwaren te hoog. Van eiser mag daarom ook niet verwacht worden dat hij de militaire dienst afkoopt, omdat hij dan alsnog gedwongen deel moet nemen aan een militaire training. Tot slot zal eiser bij zijn terugkeer naar Turkije te maken krijgen met discriminatie die een ernstige beperking van zijn bestaansmogelijkheden oplevert. Eiser zal als verschoppeling worden gezien vanwege zijn huiswerkbegeleiding bij een Güleninstituut en zijn weigering van de militaire dienst.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Bevoegdheid
6. De rechtbank stelt ambtshalve vast dat het bestreden besluit ten onrechte is genomen namens de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Met ingang van 2 juli 2024 zit asiel in de portefeuille van de Minister van Asiel en Migratie. Het besluit is genomen op 17 juli 2024 en had daarom uit naam van de minister van Asiel en Migratie genomen moeten worden. Dit is een gebrek in het besluit. De rechtbank ziet aanleiding om dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht omdat eiser niet in zijn belangen is geschaad. Het besluit is namelijk ondertekend door een ambtenaar van de IND die daartoe bevoegd was op grond van artikel 6.4 en artikel 6.5 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000. [1]
Zienswijze als herhaald en ingelast beschouwen
7. Eiser heeft verzocht om zijn zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen. Uit het in algemene zin herhalen en inlassen van de zienswijze kan de rechtbank niet afleiden waarom eiser van mening is dat hier in het bestreden besluit onvoldoende op is gereageerd. Daarom ziet de rechtbank hierin geen aanleiding om het bestreden besluit te vernietigen en gaat hierna in op de in beroep aangevoerde gronden.
Vrees vanwege huiswerkbegeleiding bij Gülen-instituut
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft kunnen concluderen dat het enkele feit dat eiser op 12/13-jarige leeftijd huiswerkbegeleiding heeft gehad bij een Gülen-instituut, onvoldoende is om aan te nemen dat hij bij terugkeer een gegronde vrees heeft voor vervolging. Niet is gebleken dat eiser Gülen-aanhanger is of door de Turkse autoriteiten als Gülen-aanhanger wordt gezien.
Gewetensbezwaren en dienstweigering
9. Verweerder mag verwachten dat iemand kan uitleggen welke ethische of morele overtuigingen iemand heeft waardoor hij niet in militaire dienst wil. [2] Verweerder heeft op goede gronden geconcludeerd dat in eisers geval niet is gebleken dat zijn dienstweigering voortkomt uit een diepgewortelde ethische of morele overtuiging. Omdat verweerder eiser niet als gewetensbezwaarde heeft hoeven aanmerken, mag verweerder van eiser verwachten dat hij de militaire dienst eventueel afkoopt. Ook heeft verweerder daarom niet ten onrechte beoordeeld of sprake is van discriminatoire of onevenredige bestraffing bij dienstweigering, waarbij verweerder heeft kunnen concluderen dat hier in Turkije niet van is gebleken.
Uitsluiting en discriminatie
10. Discriminatie wordt enkel als daad van vervolging gezien wanneer iemand zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op sociaal en maatschappelijk gebied kan functioneren. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer met discriminatie op dat niveau te maken zal krijgen.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond.
12. In het geconstateerde gebrek ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.814,-. [3]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 13 februari 2007, ECLI:NL:RVS:2007:AZ9588.
2.Zie UNHCR, ‘Guidelines on international protection no. 10: Claims to Refugee Status related to Military Service within the context of Article 1A (2) of the 1951 Convention and/or the 1967 Protocol relating to the Status of Refugees’, punt 68.
3.1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1.