ECLI:NL:RBDHA:2025:8258

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
NL23.14677
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een alleenstaande vrouw met vrees voor gedwongen prostitutie en besnijdenis in Nigeria

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2025, wordt de asielaanvraag van een alleenstaande vrouw uit Nigeria behandeld. Eiseres heeft een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, maar deze is door de minister van Asiel en Migratie afgewezen. De rechtbank beoordeelt de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres, die stelt dat zij in Libië in gedwongen prostitutie is terechtgekomen en dat zij vreest voor besnijdenis van haar dochters en voor haar eigen gezondheid vanwege HIV. De rechtbank concludeert dat de verklaringen van eiseres over gedwongen prostitutie ongeloofwaardig zijn, vooral vanwege tegenstrijdigheden met de verklaringen van haar ex-echtgenoot. Ook de vrees voor besnijdenis wordt door de rechtbank niet gegrond geacht, omdat verweerder voldoende heeft aangetoond dat niet iedere vrouw in Nigeria een reëel risico loopt op besnijdenis. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de medische situatie van eiseres, die afhankelijk is van behandeling en medicatie voor HIV. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres, met inachtneming van deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.14677

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], V-nummer: [nummer 1], eiseres

mede namens haar minderjarige kinderen
[minderjarige 1], V-nummer: [nummer 2]
[minderjarige 2], V-nummer: [nummer 3]
[minderjarige 3], V-nummer: [nummer 4]
[minderjarige 4], V-nummer: [nummer 5]
(gemachtigde: mr. A.M. Veld),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. E.G. Angela).

Procesverloop

Bij besluit van 19 april 2023 heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen, bepaald dat aan haar niet ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt verleend en eiseres uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Bij besluit van 20 april 2023 heeft verweerder de duur van dit uitstel gewijzigd. De besluiten van 19 en 20 april 2023 worden hierna samen het bestreden besluit genoemd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 18 februari 2025 op zitting behandeld. Beide partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit.
Eiseres is van Nigeriaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum 1] 1993. Haar kinderen zijn geboren op [geboortedatum 2] 2013, [geboortedatum 3] 2019 en [geboortedatum 4] 2021 (een tweeling). Eiseres heeft op 14 oktober 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
3. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag – samengevat weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd. Zij is door toedoen van haar stiefmoeder in Libië in de gedwongen prostitutie terecht gekomen, met [naam 1] als ‘werkgever’. Met behulp van haar toenmalige man is zij hieruit ontsnapt. Omdat zij [naam 1] nog geld schuldig is, is zij in Italië bedreigd. Ook vreest eiseres voor besnijdenis van haarzelf en haar drie dochters. Ten slotte vreest eiseres dat zij in Nigeria geen behandeling kan krijgen voor haar HIV-besmetting.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- problemen wegens gedwongen prostitutie.
In het besteden besluit is verweerder naar aanleiding van de zienswijze van eiseres tevens ingegaan op de gestelde vrees voor besnijdenis.
4.1.
Verweerder heeft de verklaringen van eiseres over haar identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht.
4.2.
De problemen wegens gedwongen prostitutie heeft verweerder niet geloofwaardig geacht. Hiertoe heeft verweerder overwogen dat eiseres en haar toenmalige echtgenoot tegenstrijdig hebben verklaard en dat deze tegenstrijdigheden van dien aard zijn dat deze niet enkel kunnen worden verklaard doordat eiseres zich niet alles kan herinneren, met name omdat het grotendeels gaat om verklaringen over gebeurtenissen die zij zelf zou hebben meegemaakt. Over de besnijdenis heeft verweerder overwogen dat eiseres en haar toenmalige echtgenoot, uitgaande van het Algemeen ambtsbericht Nigeria januari 2023 (het ambtsbericht), kunnen voorkomen dat eiseres en haar dochters worden besneden.
4.3.
Eiseres kan volgens verweerder op grond van het geloofwaardig geachte eerste element niet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Evenmin heeft eiseres aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Gelet hierop heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen.
De beoordeling door de rechtbank
Geloofwaardigheid problemen wegens gedwongen prostitutie
5. Eiseres meent dat verweerder bij de beoordeling van haar asielrelaas onvoldoende rekening heeft gehouden met haar psychische situatie en haar referentiekader. Zij heeft verklaard dat zij moeite heeft met data vanwege de trauma’s die zij heeft opgelopen en zij heeft bovendien haar school niet afgemaakt. Ook stelt eiseres dat verweerder geen rekening heeft gehouden met de cultuur van Nigeria, waar het niet gebruikelijk is dat echtgenoten openlijk spreken over problemen. Hierdoor is volgens eiseres het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand gekomen. Eiseres wijst er verder op dat de verklaringen van haar ex-echtgenoot ten onrechte aan haar worden tegengeworpen. Volgens eiseres zijn sommige tegenstrijdigheden te verklaren doordat zij en haar ex-echtgenoot andere termen hanteren, maar hetzelfde bedoelen. Bovendien is haar ex-echtgenoot niet steeds bij haar geweest, waardoor zij beter weet hoe het eraan toeging.
5.1.
De stelling dat eiseres moeite heeft met verklaren en het benoemen van concrete data vanwege de trauma’s die zij heeft opgelopen en haar psychische toestand als gevolg daarvan, heeft zij niet met medische stukken of andere controleerbare gegevens onderbouwd. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat verweerder dit desondanks had moeten aannemen en dat hij, door dit niet te doen, het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft voorbereid.
De rechtbank ziet evenmin grond voor het oordeel dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiseres. Uit het rapport nader gehoor is niet gebleken dat eiseres bepaalde vragen niet begreep of niet voldoende kon beantwoorden vanwege haar referentiekader. Het nader gehoor heeft op twee dagen plaatsgevonden en eiseres heeft voldoende tijd gekregen om te verklaren. Tijdens het gehoor zijn in overleg met eiseres pauzes ingelast en is meerdere keren gevraagd hoe het met haar ging. De conclusie is dat verweerder de door eiseres afgelegde verklaringen aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen.
Eiseres heeft niet toegelicht waarom verweerder de verklaringen van haar ex-echtgenoot, die eveneens asiel heeft aangevraagd in Nederland, niet bij de besluitvorming op de aanvraag van eiseres mocht betrekken en waarom verweerder eventuele tegenstrijdigheden tussen hun verklaringen niet heeft mogen meewegen in het nadeel van eiseres.
5.2.
Verweerder stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat de verklaringen van eiseres en haar ex-echtgenoot op verschillende punten tegenstrijdig zijn. Met name met betrekking tot hun oudste dochter en de gebeurtenissen in Italië verklaren eiseres en haar ex-echtgenoot evident tegenstrijdig. Daargelaten dat eiseres en haar ex-echtgenoot de geboorte van hun oudste dochter op een andere manier in de lijn van de gebeurtenissen plaatsen (zie 2.1 van het voornemen), verklaren zij tegenstrijdig over wat er met deze dochter is gebeurd. Eiseres verklaart dat [naam 1] deze dochter naar de stiefmoeder van eiseres heeft gebracht, maar volgens haar ex-echtgenoot is deze dochter naar iemand anders toegebracht. Verweerder verwacht niet ten onrechte dat eiseres en haar ex-man hierover eenduidig kunnen verklaren. Verweerder werpt eiseres verder niet ten onrechte tegen dat eiseres en haar ex-man tegenstrijdig hebben verklaard over een bedreiging in Italië waarbij zij beiden aanwezig waren. Volgens eiseres vond deze bedreiging plaats bij hun huis en door een vrouw, maar volgens haar ex-man vond deze bedreiging plaats tijdens een wandeling en door een man. Voor deze tegenstrijdigheden (en een aantal andere tegengeworpen tegenstrijdigheden) heeft eiseres in beroep geen verklaring gegeven, anders dan de in 5.1 besproken argumenten en de stelling dat het in de Nigeriaanse cultuur niet gebruikelijk is dat echtgenoten van alles met elkaar bespreken. Deze stelling overtuigt niet. Bij de bedreiging in Italië waren eiseres en haar ex-man beiden aanwezig en over het lot van hun oudste dochter mogen in alle redelijkheid eensluidende verklaringen worden verwacht.
5.3.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich niet ten onrechte en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiseres over de gedwongen prostitutie en de daaruit voorkomende problemen ongeloofwaardig zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
Vrees voor besnijdenis
6. Eiseres voert aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de vrees voor besnijdenis onterecht is. Besnijdenis komt veel voor in Nigeria en de overheid grijpt hiertegen niet in. In gemeenschappen waar besnijdenis ingebed zit in de cultuur is de rol van de ouders minder groot en bepalen vooral de omgeving en de familie, zoals de grootmoeder, of een meisje wordt besneden. Verweerder is ongemotiveerd voorbij gegaan aan de door eiseres genoemde bronnen, waaruit blijkt dat wel degelijk vrouwenbesnijdenis voorkomt en dat die niet tegengehouden kan worden door de ouders.
6.1.
Verweerder meent dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij en haar dochters een reëel risico lopen op besnijdenis bij terugkeer. Verweerder verwijst hierbij naar het ambtsbericht, waaruit blijkt dat niet iedere vrouw die terugkeert naar Nigeria zal worden onderworpen aan vrouwenbesnijdenis. Verweerder acht hierbij van belang dat in Nigeria in 2015 een wet is aangenomen die een landelijk verbod op vrouwenbesnijdenis introduceert en dat uit recente en actuele bronnen blijkt dat vrouwenbesnijdenis in Nigeria steeds minder vaak voorkomt. De stelling van eiseres dat er geen veroordelingen hebben plaatsgevonden naar aanleiding van die wet doet er volgens verweerder niet aan af dat de Nigeriaanse autoriteiten zich hebben ingezet voor bewustwording en dat de laatste jaren is gebleken van een sterk dalende trend in het aantal gevallen van vrouwenbesnijdenis. Volgens verweerder blijkt uit de door eiseres aangehaalde passage uit het ambtsbericht (blz. 72) niet dat de ouders geen weerstand kunnen bieden aan de druk tot besnijdenis vanuit de omgeving. Verweerder merkt op dat niet alleen de door eiseres benadrukte passage van belang is, maar de volledige tekst uit het ambtsbericht. Daaruit blijkt dat de ouders de belangrijkste personen zijn bij de besluitvorming over besnijdenis, maar dat er gemeenschappen zijn waar de (sociale) druk hoger kan liggen. Uit deze passage blijkt niet dat ouders in dat geval geen weerstand kunnen of willen bieden. Het is aan eiseres om haar vrees te concretiseren en te individualiseren en daarin is zij volgens verweerder niet geslaagd.
6.2.
Verweerder benadrukt niet ten onrechte en onweersproken dat er sprake is van een dalende trend in het aantal gevallen van besnijdenis in Nigeria. Uit het ambtsbericht, blz. 69, volgt dat in 2018 19% van de Nigeriaanse meisjes in de leeftijdscategorie van 0 tot 14 jaar was besneden. Dit percentage is in 2021 gedaald naar 8. Hoewel besnijdenis dus nog steeds regelmatig voorkomt in Nigeria, is dat op zichzelf niet voldoende voor de conclusie dat eiseres en haar dochters bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico op besnijdenis lopen. Er zijn verschillende andere factoren die het risico van besnijdenis in een individueel geval vergroten of verkleinen, zoals de voorkeur van de ouders en overige familieleden. Verweerder stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat de gestelde vrees van eiseres op dit punt objectief gezien niet gegrond is. Uit het ambtsbericht (blz. 72) volgt dat volgens verschillende bronnen de vader de belangrijkste persoon is die beslist of het meisje wordt besneden, gevolgd door de grootmoeders en daarna de moeder. Zowel eiseres als haar ex-echtgenoot heeft verklaard dat zij niet willen dat hun dochters worden besneden. Uit de verklaringen van eiseres en haar ex-echtgenoot blijkt dat haar ouders en zijn vader zijn overleden. De ex-echtgenoot heeft verklaard dat zijn moeder nog in Nigeria verblijft en dat zij tegen besnijdenis is (blz. 25 nader gehoor ex-echtgenoot). Verweerder stelt terecht dat ook van de grootmoeder van vaderskant dus geen dreiging lijkt uit te gaan. Ten slotte heeft verweerder van belang kunnen achten dat dochter [naam 2] (inmiddels) bij familieleden van de ex-partner verblijft en niet is besneden. Eiseres is zelf evenmin besneden en zij heeft niet concreet onderbouwd waarom zij een reëel risico loopt dat dit na terugkeer alsnog zal gebeuren.
6.3.
Gelet op het vorenstaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij en haar dochters bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico lopen om te worden besneden en verweerder heeft dit standpunt voldoende gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt niet.
Alleenstaande vrouw en vestiging in Benin City
7. In beroep heeft eiseres aangevoerd dat zij gezien het verbreken van haar relatie met haar ex-echtgenoot dient te worden aangemerkt als alleenstaande vrouw. Onder verwijzing naar verschillende bronnen stelt zij zich op het standpunt dat zij als alleenstaande vrouw tegen discriminatie en gendergerelateerd geweld aanloopt en daarmee het risico loopt om wederom slachtoffer te worden van mensenhandel. Op grond van haar positie als alleenstaande vrouw dient eiseres in aanmerking te komen voor bescherming.
7.1.
Verweerder acht het niet aannemelijk dat eiseres een reëel risico loopt op ernstige schade, nu alleenstaande vrouwen in Nigeria niet zijn aangemerkt als een kwetsbare minderheidsgroep of een groep die systematisch een reëel risico loopt op ernstige schade. Verweerder erkent dat de positie van alleenstaande vrouwen/moeders moeilijk is in Nigeria en dat zij kwetsbaar zijn, maar zij lopen in het algemeen niet reeds vanwege het alleenstaand zijn een reëel risico om het slachtoffer te worden van ernstige schendingen van mensenrechten. Volgens verweerder is eiseres er niet in geslaagd het tegendeel aannemelijk te maken. Verweerder heeft hierbij van belang geacht dat niet is gebleken dat eiseres zich niet zou kunnen handhaven in Benin City.
7.2.
Ter zitting heeft eiseres betoogd dat verweerder ten onrechte van haar verwacht dat zij zich vestigt in Benin City. Zij kan niet terugvallen op haar voormalige schoonfamilie. Eiseres voert hiertoe aan dat zij haar ex-schoonmoeder nog nooit heeft gezien en dat zij niet verwacht dat die haar zal helpen. Bovendien ziet eiseres in haar schoonmoeder een gevaar, net als in haar stiefmoeder.
7.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder er niet ten onrechte op gewezen dat eiseres een groot deel van haar leven in Ugbowo (een wijk van Benin City) in Nigeria heeft gewoond en de taal spreekt. In het verleden heeft eiseres gewerkt en sociale contacten opgebouwd. Voor zover verweerder stelt dat eiseres naar haar schoonfamilie in Benin City kan gaan, volgt de rechtbank verweerder niet. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet aan te nemen dat haar ex-schoonfamilie bereid is eiseres te helpen.
7.4.
Verweerder heeft verder toegelicht dat eiseres, voor zover zij stelt niet zelfredzaam te zijn en niet terug te kunnen vallen op familie of een sociaal netwerk, een hulpvraag kan neerleggen bij organisaties zoals NAPTIP. Uit het ambtsbericht blijkt dat NAPTIP en andere NGO’s in Nigeria opvangmogelijkheden bieden. In de uitspraak van Afdeling van 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2666, is onder meer overwogen dat NAPTIP en non-gouvernementele organisaties helpen bij hervestiging van vrouwen en dat NAPTIP psychologische hulp biedt om vrouwen weerbaar te maken en, in het geval dat een vrouw niet kan terugkeren naar haar familie, ondersteuning biedt om haar economisch zelfstandig te maken. NAPTIP biedt ook ondersteuning bij het opbouwen van een nieuw sociaal netwerk ter voorkoming van besnijdenis. Gesteld noch gebleken is dat dit niet langer het geval is. Verweerder meent niet ten onrechte dat dit een aanwijzing is dat eiseres zich bij terugkeer naar Nigeria zal kunnen handhaven.
7.5.
Naar het oordeel van de rechtbank gaat verweerder met zijn standpunt dat eiseres zich als alleenstaande vrouw kan vestigen in Benin City voorbij aan haar medische situatie. Niet in geding is dat eiseres HIV heeft. Uit het BMA-rapport blijkt dat medische behandeling en medicijngebruik voor haar blijvend noodzakelijk zijn. Zonder deze behandeling en medicatie zal het virus zich vermenigvuldigen en de afweer aantasten, waardoor relatief onschuldige infecties levensbedreigend kunnen verlopen. Daarnaast kan op de langere termijn AIDS ontstaan. De verschijnselen die dit met zich brengt, zullen uiteindelijk tot de dood leiden. Volgens het advies wordt bij het uitblijven van behandeling op termijn een medische noodsituatie verwacht. Zowel behandeling als de noodzakelijke medicatie is volgens het BMA beschikbaar in Abuja. Het BMA vermeldt niet of deze behandeling en medicatie ook elders in Nigeria verkrijgbaar zijn. De rechtbank constateert dat Abuja honderden kilometers van Benin City verwijderd is en overweegt dat niet uitgesloten kan worden dat eiseres bij vestiging in Benin City vanwege deze grote afstand feitelijk niet over de benodigde behandeling en medicatie kan beschikken. Zo niet, dan zou zij een reëel risico kunnen lopen op ernstige schade. Verweerder heeft niet bij de beoordeling betrokken of eiseres zich in Abuja kan vestigen. Evenmin heeft hij onderzocht of medicatie en behandeling voor HIV beschikbaar zijn in Benin City, ook omdat pas in de beroepsfase is gesteld dat eiseres een alleenstaande vrouw is. Het ontbreken van onderzoek hiernaar voorafgaand aan het nemen van het bestreden besluit is op zich begrijpelijk, maar neemt niet weg dat verweerder op dit punt ook in de beroepsfase geen onderzoek heeft verricht, terwijl hij daarvoor voldoende gelegenheid heeft gehad. Gelet hierop is het beroep gegrond en moet het bestreden besluit worden vernietigd.

Conclusie en gevolgen

8. Gelet op overweging 7.5 is het beroep gegrond en moet het bestreden besluit worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
8.1.
Op grond van artikel 8:41a van de Awb beslecht de rechtbank het haar voorgelegde geschil zoveel mogelijk definitief. Omdat nader onderzoek nodig is, is er geen grond om zelf in de zaak te voorzien of om te bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. De rechtbank heeft de mogelijkheid van een bestuurlijke lus ter zitting met partijen besproken. Eiseres wenst dat de rechtbank geen bestuurlijke lus toepast en verweerder heeft geen voorkeur. Mede gelet hierop zal de rechtbank geen bestuurlijks lus toepassen. De rechtbank zal verweerder met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb opdragen om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres.
9. Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van €1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Horst - van Dee, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.