In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres, een Somalische vrouw, behandeld. Eiseres heeft op 6 december 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag werd op 27 augustus 2024 afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, wat leidde tot beroep door eiseres. De rechtbank heeft op 26 maart 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder. Eiseres heeft verklaard dat zij gedwongen werkzaamheden voor Al Shabaab heeft verricht en dat zij is gevlucht naar [plaats 1] na bedreigingen. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiseres bij terugkeer naar haar woonplaats geen reëel risico op ernstige schade loopt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat er een binnenlands beschermingsalternatief is. De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk, maar veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres.