ECLI:NL:RBDHA:2025:8275
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van eiser uit de Democratische Republiek Congo wegens ongeloofwaardige schadevergoedingsproblemen
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, afkomstig uit de Democratische Republiek Congo (DRC), heeft op 5 januari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. Deze aanvraag werd op 29 juli 2024 afgewezen, omdat de minister de gestelde problemen van eiser met betrekking tot een schadevergoeding ongeloofwaardig achtte. Eiser stelt dat hij bedreigd is vanwege een schadevergoeding die hij nog niet volledig heeft ontvangen, en dat zijn vader en broer zijn overleden na bedreigingen. De rechtbank heeft op 1 april 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk.
De rechtbank concludeert dat de minister terecht twijfels heeft geuit over de geloofwaardigheid van eisers verklaringen. Eiser heeft geen bewijsstukken kunnen overleggen die zijn verhaal ondersteunen, ondanks dat hij beweert dat deze documenten beschikbaar zijn. De rechtbank vindt het onaannemelijk dat eiser bedreigd zou zijn in verband met een dossier dat al jaren stil ligt. Bovendien zijn de verklaringen van eiser over de dood van zijn familieleden niet onderbouwd met bewijs. De rechtbank oordeelt dat de algemene omstandigheden in de DRC niet voldoende zijn om asiel te verlenen en dat de minister voldoende gemotiveerd heeft waarom de asielaanvraag is afgewezen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft en eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.