ECLI:NL:RBDHA:2025:8294

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
NL25.12297
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De rechtbank heeft op 8 mei 2025 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de verweerder aanwezig was, maar eiseres en haar gemachtigde niet verschenen. De rechtbank oordeelt dat de aanvraag niet in behandeling is genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, zoals bepaald in de Dublinverordening. Eiseres had betoogd dat de overdracht aan Frankrijk onevenredige hardheid zou betekenen, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet voldoende bewijs heeft geleverd dat haar rechten in Frankrijk in gevaar komen. De rechtbank wijst erop dat de Europese Unie regels heeft voor de behandeling van asielaanvragen en dat Nederland een verzoek om overname aan Frankrijk heeft gedaan, dat door Frankrijk is aanvaard. Eiseres heeft niet aangetoond dat er structurele tekortkomingen zijn in het Franse asielsysteem die haar behandeling daar in strijd met internationale verplichtingen zouden maken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de minister van Asiel en Migratie in stand blijft. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.12297

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. H.E. Visscher),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: drs. J.D. Albarda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 14 maart 2025 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
2. De rechtbank heeft het beroep op 8 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met kennisgeving vooraf, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
5. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om overname gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek aanvaard.
De beroepsgrond
6. Eiseres betoogt dat verweerder haar asielaanvraag op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening in behandeling moet nemen. Zij stelt dat overdracht aan Frankrijk van onevenredige hardheid getuigt. Zij wijst erop dat de persoon waar zij in Frankrijk bij verbleef misbruik van haar wilde maken en haar dreigde terug te sturen naar Sierra Leone. Daar loopt zij vanwege haar seksuele geaardheid een groot risico.
Het oordeel van de rechtbank
7. Verweerder mag in beginsel uitgaan van het vermoeden dat Frankrijk de internationale verplichtingen tegenover eiseres zal nakomen en dat de behandeling van eiseres in Frankrijk niet in strijd zal zijn met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest) en artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (EVRM). Dit vermoeden is weerlegbaar. Het is aan eiseres om met concrete aanwijzingen aannemelijk te maken dat zij bij overdracht aan Frankrijk, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Franse autoriteiten, een reëel risico loopt op een met artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling.
8. Eiseres is hier niet in geslaagd. Zij heeft niet aan de hand van objectieve landeninformatie aannemelijk gemaakt dat sprake is van structurele tekortkomingen in het asielsysteem van Frankrijk die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken (zie punten 91-93 van het arrest Jawo). Zij heeft dit ook niet met haar eigen verklaringen over haar ervaringen in Frankrijk aannemelijk gemaakt. Dat de persoon waar eiseres in Frankrijk bij verbleef misbruik van haar wilde maken en haar dreigde terug te sturen naar Sierra Leone is hiertoe onvoldoende. Verweerder heeft er niet ten onrechte op gewezen dat eiseres bij voorkomende problemen, zoals met deze persoon, de Franse autoriteiten of de daarvoor geschikte instanties in Frankrijk kan benaderen. Niet is gebleken dat eiseres heeft geprobeerd hulp te zoeken bij de Franse autoriteiten of dat de Franse autoriteiten eiseres niet kunnen of willen helpen.
9. De rechtbank overweegt verder dat Frankrijk met het claimakkoord heeft gegarandeerd dat de asielaanvraag van eiseres in behandeling zal worden genomen, met inachtneming van het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en de verschillende richtlijnen op het gebied van het asielrecht. Dat betekent dat ervan uit mag worden gegaan dat eiseres niet zal worden uitgezet door de Franse autoriteiten als dit strijdig blijkt met het verbod op refoulement.
10. In wat eiseres heeft aangevoerd, heeft verweerder ook geen bijzondere individuele omstandigheden hoeven zien om de aanvraag onverplicht aan zich te trekken omdat overdracht aan Frankrijk van onevenredige hardheid getuigt.
11. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Bos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Roozeboom, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.