ECLI:NL:RBDHA:2025:8352

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
NL25 11415
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag om machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. D. de Vries, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser stelt dat de minister niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid in het kader van nareis, en een mvv voor verblijf met als doel 'familie en gezin' op basis van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden. De rechtbank behandelt het beroep en overweegt dat de minister sinds 15 januari 2024 het fifo-principe hanteert voor nareiszaken. De rechtbank wijst het verzoek van de minister om aanhouding van het beroep af, omdat dit de prikkel voor de minister om tijdig te beslissen zou wegnemen.

De rechtbank stelt vast dat als een bestuursorgaan niet op tijd beslist, de betrokkene een ingebrekestelling moet indienen. Eiser heeft de minister op 21 februari 2025 in gebreke gesteld, terwijl de beslistermijn nog niet was verstreken. Hierdoor is het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of het toekennen van bestuurlijke dwangsommen. Eiser heeft wel vrijstelling van griffierecht gekregen, omdat hij aan de voorwaarden voldeed. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is op 29 april 2025 openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.11415
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. D. de Vries),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat de minister volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis en een mvv voor verblijf met als doel ‘familie en gezin’ in het kader van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (de aanvraag).

Overwegingen

De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
Eiser heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen. Eiser heeft voldoende aangetoond dat hij aan de voorwaarden voor deze vrijstelling voldoet. De rechtbank verleent eiser daarom vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen.
3. Bij de behandeling van aanvragen in zogenoemde nareiszaken hanteert de minister sinds 15 januari 2024 het principe van first-in first-out (het fifo-principe). In verband met deze werkwijze is het de rechtbank bekend dat de minister aan de rechtbank primair verzoekt om beroepen tegen het niet tijdig beslissen op aanvragen in nareiszaken aan te houden tot het moment dat de minister de betreffende aanvragen in behandeling neemt. De rechtbank wijst het verzoek af, omdat de aard van een beroep tegen het niet-tijdig beslissen zich in beginsel tegen een aanhouding verzet. Een aanhouding van de behandeling van het beroep neemt namelijk voor de minister de prikkel weg om voortvarend tot een beslissing te komen.
4. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Awb.
Is het beroep van eiser ontvankelijk?
5. Als een betrokkene de ingebrekestelling te vroeg stuurt, is het beroep niet- ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen. Van een dergelijke situatie is hier sprake.
6. De minister heeft de aanvraag op 24 augustus 2024 ontvangen. De beslistermijn van 90 dagen is toen gaan lopen. Bij brief van 24 september 2024 heeft de minister de beslistermijn verlengd met drie maanden. Dit maakt dat de beslistermijn eindigde op 22 februari 2025. Eiser heeft de minister op 21 februari 2025 in gebreke gesteld. Op dat moment was de beslistermijn nog niet verstreken. Het beroep van eiser is daarom niet- ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling en het toekennen van bestuurlijke dwangsommen is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van C.A.A.W. van der Heijden, griffier.
2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
29 april 2025

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.