ECLI:NL:RBDHA:2025:8352
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag om machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. D. de Vries, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser stelt dat de minister niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid in het kader van nareis, en een mvv voor verblijf met als doel 'familie en gezin' op basis van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden. De rechtbank behandelt het beroep en overweegt dat de minister sinds 15 januari 2024 het fifo-principe hanteert voor nareiszaken. De rechtbank wijst het verzoek van de minister om aanhouding van het beroep af, omdat dit de prikkel voor de minister om tijdig te beslissen zou wegnemen.
De rechtbank stelt vast dat als een bestuursorgaan niet op tijd beslist, de betrokkene een ingebrekestelling moet indienen. Eiser heeft de minister op 21 februari 2025 in gebreke gesteld, terwijl de beslistermijn nog niet was verstreken. Hierdoor is het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of het toekennen van bestuurlijke dwangsommen. Eiser heeft wel vrijstelling van griffierecht gekregen, omdat hij aan de voorwaarden voldeed. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is op 29 april 2025 openbaar gemaakt.