ECLI:NL:RBDHA:2025:8368

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
NL24.34833
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met proceskostenveroordeling

Op 13 mei 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die een aanvraag had ingediend bij de minister van Asiel en Migratie, welke aanvraag op 4 september 2024 was afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij hij vroeg om niet te worden uitgezet totdat er een beslissing op het bezwaar was genomen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek kennelijk gegrond is en heeft daarom zonder zitting uitspraak gedaan, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De minister heeft in een brief van 11 februari 2025 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft vervolgens geoordeeld dat er geen beletselen zijn om het verzoek toe te wijzen. Tevens heeft de voorzieningenrechter de minister veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 907,- voor de door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.34833

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. A.H. Hekman),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: A.J. Philipse).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk gegrond is, doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk gegrond is.
1.2.
Met het bestreden besluit van 4 september 2024 heeft de minister de aanvraag van verzoeker afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter heeft de minister gevraagd of zij zich wel of niet verzet tegen het toewijzen van het verzoek om een voorlopige voorziening. In de brief van 11 februari 2025 heeft de minister aangegeven zich niet te verzetten tegen toewijzing ten aanzien van dat wat is verzocht, voor zover dit ziet op het niet uitzetten totdat er een beslissing is genomen op het bezwaarschrift.
2.1
Niet is gebleken dat inmiddels een beslissing op bezwaar is genomen.
2.2
Omdat de minister zich niet verzet tegen toewijzing van de gevraagde voorziening en de voorzieningenrechter ook overigens geen beletselen ziet om deze toe te wijzen, zal met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de (Awb) worden beslist als hierna aangegeven.
2.3
De voorzieningenrechter veroordeelt de minister in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907,- (één punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek toe;
  • gebiedt verweerder om zich te onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting buiten het grondgebied van Nederland van verzoeker totdat op het bezwaar is beslist;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Buikema, griffier en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.