ECLI:NL:RBDHA:2025:8387

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
C/09/659095 / FA RK 23-9477
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen, inclusief beslissingen over hoofdverblijfplaats kinderen, zorgregeling en kinderalimentatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 april 2025 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die in 1997 in Azerbeidzjan zijn gehuwd. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en nevenvoorzieningen getroffen met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen, zorgregelingen en alimentatie. De vrouw heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te vestigen, terwijl de man verzocht om de kinderen bij hem te laten wonen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is dat zij bij de vrouw verblijven, gezien de stabiliteit en de vertrouwde omgeving. De rechtbank heeft ook een zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen om de week bij de man verblijven van donderdag uit school tot zondag 20.00 uur. Daarnaast is er een kinderalimentatie vastgesteld van € 471,- per maand die de man aan de vrouw moet betalen, ingaande op 1 mei 2025. De rechtbank heeft ook de verdeling van de huwelijksgemeenschap behandeld, waarbij de echtelijke woning aan de vrouw is toegedeeld, onder de voorwaarde dat zij kan aantonen dat zij de woning kan overnemen. De man heeft de woning in Georgië gekregen, met de verplichting om de helft van de waarde aan de vrouw te betalen. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummers: FA RK 23-9477 (echtscheiding) en FA RK 24-2967 (verdeling)
Zaaknummers: C/09/659095 (echtscheiding) en C/09/665234 (verdeling)
Datum beschikking: 30 april 2025

Echtscheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 28 december 2023 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. T. Dreiling te Leiden .
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: eerst mr. C.J. de Jongh-Moolenaar, nu mr. I.J. Pieters te Leiden .

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het F9-formulier van 8 januari 2024, met bijlage, van de vrouw;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift van 11 maart 2024 van de man;
- het verweer tegen de zelfstandige verzoeken tevens inhoudende aanvullende verzoeken van 21 april 2024 van de vrouw;
- de brief van 11 juni 2024, met bijlagen, van de vrouw;
- de brief van 24 maart 2025, met bijlagen, van de man;
- het F9-formulier van 26 maart 2025, met bijlage, van de vrouw;
- de brief van 30 maart 2025, met bijlagen, van de vrouw.
De minderjarigen [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] hebben op 1 april 2025 een gesprek gehad met de kinderrechter.
Op 2 april 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw bijgestaan door haar advocaat, de man bijgestaan door zijn advocaat, S. Zoutendijk namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).
Door de advocaat van de vrouw is tijdens de zitting overgelegd ‘concept tussentijdse verslaglegging ouderschapsbemiddeling/parallel solo ouderschap’ van Cardea gedateerd op 27 maart 2025 en een bij Cardea opgesteld concept ouderschapsplan.

Feiten

  • De man en de vrouw staan in de Basisregistratie personen (Brp) geregistreerd als gehuwd op [datum] 1997 te [plaats 1] , Azerbeidzjan.
  • Zij zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
o [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2007 te [geboorteplaats] ;
o [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2010 te [geboorteplaats] ;
o [de minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2014 te [geboorteplaats] .
  • Zij zijn ook de ouders van de meerderjarige [naam] , geboren op [geboortedatum 4] 2001 te [geboorteplaats] .
  • Blijkens de uittreksels uit de Brp hebben de man, de vrouw en de kinderen de
Nederlandse nationaliteit.
- Deze rechtbank heeft op 22 februari 2024 voorlopige voorzieningen getroffen, voor zover van belang inhoudende dat:
o ten behoeve van de minderjarige kinderen de volgende voorlopige (birdnesting)regeling geldt: de vrouw draagt in de echtelijke woning de zorg voor de kinderen van woensdagmiddag tot en met zaterdag en de man draagt in de echtelijke woning de zorg voor de kinderen van zondag tot en met woensdagochtend;
o de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning te [postcode] [woonplaats] , [adres] van woensdagmiddag tot en met zaterdag als zij de zorg voor de kinderen draagt en beveelt mitsdien dat de man die woning dan dient te verlaten en niet mag betreden;
o de man bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning te [postcode] [woonplaats] , [adres] van zondag tot en met woensdagochtend als hij de zorg voor de kinderen draagt en beveelt mitsdien dat de vrouw die woning dan dient te verlaten en niet mag betreden;
o de man aan de vrouw met ingang van heden voorlopig een kinderalimentatie ten behoeve van de kinderen(bij co-ouderschap eventueel:
medeverzorgt en opvoedt) van € 35,- per maand per kind zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
o partijen zijn verwezen naar Jeugdteams Leidse Regio voor deelname aan het traject Ouderschapsbemiddeling.
- Deze rechtbank heeft bij beschikking van 2 september 2024 – met wijziging in zoverre van de beschikking van 22 februari 2024 – in het kader van de voorlopige voorzieningen op basis van de overeenstemming tussen partijen het volgende vastgesteld:
o ten behoeve van de minderjarige kinderen geldt de volgende
voorlopige(birdnesting)regeling: de man verblijft 3 dagen en 2 nachten in de echtelijke woning en de vrouw verblijft 4 dagen en 5 nachten in de echtelijke woning;
o de man zal aan de vrouw, met ingang van 27 mei 2024,
voorlopigeen kinderalimentatie ten behoeve van voornoemde minderjarigen van in totaal € 468,- per maand betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de vrouw, zoals dat na wijziging luidt, strekt tot echtscheiding met nevenvoorzieningen tot:
- vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw;
- bepaling dat de minderjarige kinderen in het kader van de verdeling van de zorgtaken 4 dagen bij de vrouw zullen zijn en 3 dagen bij de man;
- bepaling dat de man zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen met € 300,- per kind per maand, bij vooruitbetaling per maand aan de vrouw te voldoen met ingang van de datum inschrijving echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand en te vermeerderen met het bedrag van iedere uitkering die hem op grond van geldende wetten of regelingen ten behoeve van de minderjarigen kan of zal worden verstrekt;
- bepaling dat de man met ingang van de dag van inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand zal bijdragen in het levensonderhoud van de vrouw met € 600,- bruto per maand, bij vooruitbetaling per maand aan haar te voldoen;
- bepaling dat de vrouw, als zij ten tijde van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de Brp de woning op het adres de [adres] te [woonplaats] ( [postcode] ) bewoont, tegenover de man bevoegd is de bewoning en het gebruik van de bij die woning en tot de inboedel behorende zaken gedurende zes maanden na voormelde inschrijving voort te zetten;
- de man te gebieden om volledige medewerking te verlenen aan verkoop van de woning in Georgië, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- per dag of dagdeel dat de man aan deze veroordeling niet voldoet, met een maximum van € 10.000,-;
- bepaling dat het aandeel van de man in de eigendom van de woning op het adres de [adres] te [woonplaats] ( [postcode] ) aan de vrouw wordt toegedeeld als de vrouw in staat zal blijken dit te kunnen financieren, waarbij de vrouw alsdan bij levering van het aandeel van de man in de voornoemde woning aan hem de helft van de overwaarde per peildatum zal betalen en zal zorgdragen voor ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de man ter zake van de op de woning rustende hypotheekschuld;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De man voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Bovendien heeft de man – na wijziging – zelfstandig verzocht om de echtscheiding uit te spreken, met nevenvoorzieningen tot:
- vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen bij de man;
- bepaling dat de vrouw aan de man met ingang van de datum van de ten deze te wijzen beschikking een bijdrage zal betalen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van € 80,- per kind per maand, bij vooruitbetaling te voldoen door overschrijving van het totale bedrag naar een door de man aan te wijzen bankrekening;
- vaststelling van een zorg- en contactregeling met de volgende inhoud: de kinderen zijn bij de man gedurende vier dagen per week van woensdag uit school tot en met zaterdag 19.30 uur alsmede de helft van de vakanties en feestdagen en op Vaderdag en zij zijn bij de vrouw van zaterdag 19.30 uur tot woensdag naar school alsmede de helft van de vakanties en feestdagen en op Moederdag;
- bepaling dat de man tegenover de vrouw het recht heeft om in de woning aan het adres [adres] ( [postcode] ) [woonplaats] te blijven wonen en de tot de inboedel daarvan behorende zaken te blijven gebruiken tot zes maanden na de inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand;
- toedeling van de woning in Georgië aan de man;
- toedeling van de inboedel aan de vrouw met betaling van € 4.000,- aan de man;
- bepaling dat de vrouw € 5.000,- aan de man dient te betalen ten aanzien van de verdeling van het goud;
- het verklaren voor recht dat de vrouw voor 50% draagplichtig is voor de schulden van partijen aan Nationale Nederlanden, Interbank en BNP Paribas per 1 november 2022 althans met ingang van een zodanige datum als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren tot aan de datum van algehele voldoening en te bepalen dat de man gerechtigd is om op grond hiervan het door hem namens de vrouw aan de schuldeisers betaalde bedrag in mindering te brengen op het aandeel van de vrouw in de overwaarde van de woning en te verrekenen bij levering van het aandeel van de vrouw in de eigendom van de woning aan de man;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De vrouw voert verweer tegen de verzochte nevenvoorzieningen, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Echtscheiding

Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat beide echtgenoten hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, komt aan de Nederlandse rechter met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding rechtsmacht toe. De rechtbank zal op grond van artikel 10:56 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding toepassen.
Ontvankelijkheid
Ontbreken huwelijksakte
Volgens artikel 815 lid 5 onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet bij de indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding een afschrift of uittreksel van de huwelijksakte worden overgelegd. Artikel 815 lid 6 Rv bepaalt dat indien dit niet kan worden overgelegd, kan worden volstaan met overlegging van andere stukken of op andere wijze daarin kan worden voorzien, een en ander ter beoordeling van de rechter.
De rechtbank stelt vast dat partijen geen afschrift of uittreksel van de huwelijksakte hebben overgelegd en ook niet in staat zijn om dit te overleggen. De vrouw heeft ter onderbouwing van het huwelijk een verklaring van Burgerzaken [gemeente] overgelegd dat partijen op 3 mei 1999 in de gemeente [gemeente] een verklaring onder ede hebben afgelegd met betrekking tot het huwelijk en dat die gegevens zijn opgenomen in de Brp. Omdat beide partijen stellen met elkaar te zijn gehuwd op [datum] 1997 te [plaats 1] (Azerbeidzjan) en zij daarover een verklaring onder ede hebben afgelegd bij de inschrijving in de Brp, gaat de rechtbank ook van deze gegevens uit.
Ontbreken ouderschapsplan
Bij het indienen van een verzoek tot echtscheiding is het wettelijk verplicht om een ouderschapsplan over te leggen (artikel 815 lid 2 Rv). Partijen hebben dat niet gedaan. De rechtbank zal in dit geval voorbij gaan aan het vereiste van artikel 815 lid 2 Rv, omdat het de man en de vrouw niet lukt om op alle punten ten aanzien van de kinderen tot overeenstemming te komen.
Nu aan de overige wettelijke formaliteiten is voldaan, zal de rechtbank de man en de vrouw ontvangen in hun verzoeken tot echtscheiding.
Inhoudelijke beoordeling
De man en de vrouw stellen allebei dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Het verzoek tot echtscheiding kan dus als op de wet gegrond worden toegewezen.
Hoofdverblijfplaats en zorgregeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op de voorliggende verzoeken.
Inhoudelijke beoordeling
Partijen geven sinds de voorlopige voorzieningenprocedure uitvoering aan een birdnesting regeling. Zij hebben afgesproken dat de man 3 dagen en 2 nachten (zondagochtend tot dinsdagavond) in de echtelijke woning verblijft met de kinderen en dat de vrouw 4 dagen en 5 nachten (dinsdagavond tot zondagochtend) in de echtelijke woning verblijft met de kinderen. Deze situatie gaat veranderen, omdat de man per 1 mei 2025 zal verhuizen naar een huurwoning in Sassenheim. De vrouw blijft – in ieder geval voorlopig – in de echtelijke woning in [woonplaats] en wil in het kader van de verdeling deze woning overnemen, zodat zij daar met de kinderen kan blijven wonen.
Hoofdverblijfplaats en zorgregeling
De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat zij de hoofdverblijfplaats hebben bij de vrouw en dat de kinderen ingeschreven zullen staan op het adres van de vrouw in de Brp. Zo kunnen de kinderen – in ieder geval de komende tijd – in hun vertrouwde omgeving blijven wonen. De rechtbank begrijpt uit wat er tijdens de zitting is besproken dat de man hier achter staat als de vrouw met de kinderen in de echtelijke woning kan blijven wonen. Dit betekent dat de rechtbank het verzoek van de vrouw zal toewijzen en het verzoek van de man zal afwijzen.
De rechtbank zal ten aanzien van de zorgregeling bepalen dat de kinderen bij de man zijn om de week van donderdag uit school tot zondag 20.00 uur. Partijen zijn het met elkaar eens dat het voor de kinderen fijn is dat zij doordeweeks bij de vrouw zijn, omdat zij – in ieder geval voorlopig – in de echtelijke woning blijft wonen en die woning dichtbij de school van de kinderen is. De rechtbank laat het weekend bij de man beginnen op donderdag uit school in plaats van vrijdag uit school, omdat de rechtbank van oordeel is dat de kinderen – gelet op wat zij in de gesprekken met de kinderrechter hebben verteld – anders te weinig tijd doorbrengen bij de man. De kinderen willen hun vader immers graag vaker zien en de rechtbank vindt het niet onoverkomelijk om vanaf de woning van de man de afstand van 6 kilometer naar de school heen en weer te fietsen. De rechtbank zal deze zorgregeling opnemen in het dictum van de beschikking. Wat meer of anders is verzocht wordt afgewezen.
De rechtbank geeft partijen in overweging om verder met elkaar in gesprek te gaan als er meer duidelijkheid is over hun beider woonsituatie en/of blijkt dat (een van) de kinderen structureel vaker bij de man wil verblijven.
Verdeling vakanties en feestdagen
De rechtbank is tijdens de zitting gebleken dat de ouders het met elkaar eens zijn dat zij de vakanties en feestdagen bij helfte zullen verdelen. Zij hebben hierover grotendeels afspraken gemaakt bij Cardea. De rechtbank zal voor de kerstvakantie, de kerstdagen en oud & nieuw een beslissing nemen, omdat partijen daarover nog van mening verschillen. De rechtbank zal voor de kerstvakantie bepalen dat de kinderen de eerste week inclusief beide kerstdagen bij de ene ouder zijn en de tweede week inclusief oud & nieuw bij de andere ouder. Het daaropvolgende jaar is dat dan andersom. De rechtbank gaat er vanuit dat partijen samen afspraken kunnen maken als de kinderen op 24 december, als de vrouw jarig is, tijd met de vrouw willen doorbrengen terwijl zij dat jaar met de kerstdagen bij de man zijn. De verdeling van de vakanties en feestdagen is opgenomen in het dictum van deze beschikking.
De rechtbank merkt ten overvloede op dat tijdens de zitting is gesproken over de vakanties naar Armenië en Georgië waarbij ook familie wordt bezocht. Het uitgangspunt is dat de ouder die met de kinderen op vakantie gaat bepaalt hoe hij/zij die vakantie zal inrichten. Het is geen verplichting om gedurende de vakanties naar Armenië of Georgië met de kinderen de familie van de andere ouder te bezoeken. De rechtbank zal dit niet opnemen in het dictum, maar gaat er wel vanuit dat de ouders elkaars wens hierin zullen respecteren.
Traject bij Cardea
De rechtbank heeft partijen in de voorlopige voorzieningenprocedure bij beschikking van
22 februari 2024 doorverwezen naar een traject ouderschapsbemiddeling. In die beschikking is aan de hulpverlenende instantie gevraagd om de eindrapportage naar de rechtbank (en de Raad) te sturen en is een voorwaardelijk verzoek aan de Raad gedaan om onderzoek te verrichten als het hulpverleningstraject niet positief wordt afgesloten en de Raad een onderzoek noodzakelijk acht. De rechtbank zal nu in deze bodemprocedure een eindbeslissing nemen op alle geschilpunten en ziet geen reden voor verdere aanhouding van de zaak. Dat betekent ook dat de rechtbank geen terugkoppeling meer verwacht van de hulpverlenende instantie en dat het voorwaardelijke verzoek aan de Raad komt te vervallen. De rechtbank zal Jeugdteams Leidse Regio daar per e-mail over informeren.
De rechtbank vindt het wel raadzaam als partijen het traject bij Cardea voortzetten, zodat zij verdere afspraken kunnen maken over de opvoeding en samenwerkend ouderschap.
Kinderalimentatie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de kinderen – de onderhoudsgerechtigden – in Nederland wonen, komt aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toe ten aanzien van het verzoek tot vaststelling van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding. Op het verzoek zal de rechtbank, op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen, Nederlands recht toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
Behoefte
Partijen zijn het erover eens dat de behoefte van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] in 2024 in totaal € 1.620,- per maand bedraagt. Geïndexeerd naar 2025 bedraagt deze behoefte € 1.725,- per maand.
Draagkracht man
De rechtbank gaat voor de bepaling van de draagkracht van de man uit van het inkomen van in totaal € 73.267,- zoals opgenomen bij ‘Jaarloon BT’ op de salarisstroken van januari en februari 2025. Hoewel de man ter zitting heeft gesteld dat hij niet kan verklaren dat dit bedrag hoger is dan de € 48.030,- die uit de overgelegde jaaropgave 2024 blijkt, komt het de rechtbank niet onredelijk voor om uit te gaan van een inkomen van € 73.267,- per jaar. Het jaarloon BT (jaarloon bijzonder tarief) is immers het bruto jaarsalaris van het vorige jaar, in dit geval dus 2024. Bovendien heeft de man erkend dat hij – in ieder geval in 2023 – een bonus heeft ontvangen. Volgens de overgelegde salarisstrook van mei 2023 was in dat jaar sprake van een winstuitkering van € 19.916,- bruto. Gelet op het hiervoor genoemde inkomen dat staat vermeld bij jaarloon BT gaat de rechtbank er vanuit dat de man ook in 2024 een dergelijke bonus heeft ontvangen, wat zijn hogere inkomen verklaart. De rechtbank ziet in het kader van de kinderalimentatie geen reden om de bonus bij de berekening van de draagkracht buiten beschouwing te laten.
Op basis van de hiervoor genoemde uitgangspunten en rekening houdend met de in de aangehechte berekening opgenomen heffingskortingen, berekent de rechtbank het NBI van de man op € 4.192,- per maand. De rechtbank verwijst hiervoor naar de aangehechte berekening.
De rechtbank ziet geen aanleiding om rekening te houden met de bijdrage van € 200,- per maand die de man aan zijn ouders betaalt. Het is de keuze van de man om zijn ouders financieel te ondersteunen. De rechtbank is van oordeel dat de onderhoudsverplichting die de man heeft voor zijn minderjarige kinderen echter voorrang heeft op het financieel ondersteunen van zijn ouders.
De rechtbank zal ook geen rekening houden met aflossingen op schulden. Hoewel de schulden niet verwijtbaar zijn, zijn deze naar het oordeel van de rechtbank wel voor de toekomst vermijdbaar. Zoals hierna zal blijken, worden door beide partijen in het kader van de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap bepaalde keuzes gemaakt die meebrengen dat de schulden niet worden afgelost. Zo wil de vrouw graag de echtelijke woning overnemen en wil de man de woning in Georgië overnemen en ter beschikking stellen aan zijn ouders. Het gevolg hiervan is dat de schulden van partijen niet in een keer kunnen worden afgelost en dat er ook geen sprake (meer) is van huurinkomsten uit de woning in Georgië. Dit zijn keuzes die partijen mogen maken, maar de rechtbank is van oordeel dat dit in het kader van de kinderalimentatie niet ten nadele van de kinderen mag doorwerken.
De rechtbank gebruikt voor de berekening van de draagkracht de volgende formule:
70% x [NBI – (0,3 NBI + € 1.310,-)]
De draagkracht van de man bedraagt dan: € 1.137,- per maand.
Draagkracht vrouw
De rechtbank gaat voor de bepaling van de draagkracht van de vrouw uit van het inkomen van in totaal € 39.211,79 zoals blijkt uit de werkgeversverklaring.
Het kindgebonden budget moet volgens vaste rechtspraak bij het inkomen van de desbetreffende ouder die het ontvangt, worden opgeteld. De rechtbank gaat er vanuit dat de vrouw per 1 mei 2025 – als de man is verhuisd naar zijn huurwoning – aanspraak kan maken op het kindgebonden budget voor de kinderen. De rechtbank berekent het kindgebonden budget aan de hand van bovenstaande inkomensgegevens.
Op basis van de hiervoor genoemde uitgangspunten en rekening houdend met in de aangehechte berekening opgenomen heffingskortingen en toeslagen, berekent de rechtbank het NBI van de vrouw op € 3.986,- per maand. De rechtbank verwijst hiervoor naar de aangehechte berekening.
De rechtbank zal ook bij de vrouw geen rekening houden met de aflossingen op schulden. Voor de motivering van deze beslissing verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor is overwogen.
De rechtbank gebruikt voor de berekening van de draagkracht de volgende formule:
70% x [NBI – (0,3 NBI + € 1.310,-)]
De draagkracht van de vrouw bedraagt dan: € 1.036,- per maand.
Draagkrachtvergelijking
De draagkracht van partijen bedraagt gezamenlijk € 2.173,- per maand. Dit is voldoende om in de behoefte van de kinderen te voorzien. De rechtbank heeft daarom een draagkrachtvergelijking gemaakt. Van de totale behoefte van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] komt een gedeelte van € 903,- voor rekening van de man en een gedeelte van € 822,- komt voor rekening van de vrouw.
Zorgkorting
De rechtbank zal gelet op de zorgregeling die wordt vastgesteld rekening houden met een zorgkorting van 25%. De zorgkorting bedraagt dan € 432,- per maand (25% van € 1.725,-).
De zorgkorting strekt in mindering op het hiervoor berekende aandeel van de man. De door de man te betalen bijdrage bedraagt dan (€ 903 - € 432 = ) € 471,- per maand.
Ingangsdatum
De rechtbank vindt het redelijk om 1 mei 2025 als ingangsdatum vast te stellen, omdat de man vanaf die datum de beschikking heeft over zijn huurwoning in Sassenheim en er daarmee een einde zal komen aan de tijdens de voorlopige voorzieningen afgesproken birdnesting regeling in de echtelijke woning.
Conclusie
De rechtbank zal beslissen dat de man vanaf 1 mei 2025 een kinderalimentatie voor [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] aan de vrouw moet betalen van in totaal € 471,- per maand. Wat meer of anders is verzocht zal de rechtbank afwijzen.
Aanhechten berekeningen
De door de rechtbank gemaakte berekeningen zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
Partneralimentatie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de vrouw – de onderhoudsgerechtigde – in Nederland woont, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe ten aanzien van het alimentatieverzoek. Op het verzoek tot alimentatie zal de rechtbank op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen, Nederlands recht toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
Partijen zijn het erover eens dat de huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw aan de hand van de hofnorm € 2.461,- netto per maand bedraagt. Geïndexeerd naar 2025 bedraagt deze behoefte € 2.621,- per maand.
Van behoeftigheid is sprake als de vrouw niet voldoende inkomsten heeft om in haar eigen levensonderhoud te voorzien en zich die in redelijkheid ook niet kan verwerven. Het NBI van de vrouw zonder rekening te houden met het kindgebonden budget is € 3.003,- netto per maand. De vrouw kan met haar huidige inkomen dus al in de huwelijksgerelateerde behoefte voorzien. Verder is het zo dat de vrouw per 1 juli 2025 zal starten met een nieuwe baan, waarbij zij – volgens haar eigen stellingen – een hoger salaris zal ontvangen. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat de vrouw niet behoeftig is. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de vrouw afwijzen.
Voortgezet gebruik echtelijke woning
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de woning in Nederland is gelegen, komt aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toe met betrekking tot het verzoek en wordt dit verzoek volgens Nederlands internationaal privaatrecht door Nederlands recht beheerst.
Inhoudelijke beoordeling
De rechtbank kan op grond van artikel 1:165 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) bepalen dat een van de echtgenoten tot zes maanden na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking het voortgezet gebruik van de echtelijke woning zal hebben.
De man heeft zijn verzoek over het uitsluitend gebruik tijdens de zitting ingetrokken. De vrouw heeft haar verzoek gehandhaafd.
De rechtbank zal het voortgezet gebruik van de echtelijke woning aan de vrouw toekennen. De man heeft vanaf 1 mei 2025 de beschikking over een andere woning. De vrouw heeft naar het oordeel van de rechtbank belang bij het voortgezet gebruik van de echtelijke woning, omdat zij met de kinderen in de woning woont. De rechtbank ziet geen aanleiding om de in artikel 1:165 lid 1 BW genoemde termijn van zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking te verkorten.
De rechtbank heeft tijdens de zitting met partijen gesproken over de eigenaarslasten van de echtelijke woning. Op dit moment wordt dat betaald vanaf een en/of rekening van partijen. Besproken is dat de vrouw vanaf 1 mei 2025 het gehele maandelijkse bedrag aan rente betaalt en dat partijen tot het moment van overdracht van de woning allebei de helft van de maandelijkse aflossing op zich nemen. De rechtbank gaat er vanuit dat partijen uitvoering zullen geven aan deze afspraak.
Verdeling huwelijksgemeenschap
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het echtscheidingsverzoek, heeft zij ook rechtsmacht met betrekking tot het verzoek over de afwikkeling van het huwelijksvermogen.
Op het huwelijksvermogensregime is het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 van toepassing. Partijen hebben verklaard dat zij in Azerbeidzjan, waar zij toen woonden, zijn gehuwd. Op dat moment had de man de Armeense nationaliteit en had de vrouw de Azerbeidjaanse nationaliteit. Niet gebleken is dat de echtgenoten een geldige rechtskeuze hebben uitgebracht. Op grond van artikel 4 lid 1 van het Verdrag is het recht van de eerste gewone verblijfplaats van toepassing op het huwelijksvermogensregime. Nadien heeft zich echter de situatie voorgedaan zoals omschreven in artikel 7 lid 2 sub 1 van het Verdrag. Partijen hebben op 22 september 1997 asiel aangevraagd in Nederland. Zij hebben in 1999 allebei de Nederlandse nationaliteit verkregen, waardoor vanaf dat moment het Nederlands recht van toepassing is geworden op het huwelijksvermogensregime.
De rechtbank gaat er – net als beide partijen – vanuit dat de hierna genoemde vermogensbestanddelen waarover partijen een beslissing willen zijn verworven of ontstaan na 1999. Dat betekent dat alle naar voren gebrachte goederen en schulden volgens Nederlands recht in de algehele gemeenschap van goederen vallen. Partijen hebben op grond van artikel 1:100 BW beiden een gelijk aandeel in de (ontbonden) huwelijksgemeenschap.
Inhoudelijke beoordeling
Peildatum
De rechtbank overweegt dat voor de omvang/samenstelling van de gemeenschap als peildatum 28 december 2023, de datum van indiening van het verzoek tot echtscheiding, geldt. Voor de waardering geldt – voor zover de man en de vrouw niet anders overeenkomen – de datum van de feitelijke verdeling als peildatum.
Omvang
De man en de vrouw hebben de volgende goederen opgevoerd die op de peildatum aanwezig waren en in de verdeling moeten worden betrokken:
de echtelijke woning te [woonplaats] ;
de woning inclusief parkeerplaats in Georgië;
inboedel;
goud.
Daarnaast dient de rechtbank een oordeel te geven over:
5. de hypothecaire geldlening bij Nationale Nederlanden;
6. de lening ten aanzien van de woning in Georgië bij BNP Paribas ( [bankrekening 1] );
7. Interbank / IB Krediet ( [bankrekening 2] );
8. schuld bij de boekhouder;
9. schuld Energieleverancier Gulf Gas and Power.
De echtelijke woning en hypothecaire geldlening Nationale Nederlanden
Partijen zijn het met elkaar eens dat de waarde van de woning (conform het taxatierapport)
€ 655.000,- bedraagt. Partijen hebben een hypothecaire geldlening bij Nationale Nederlanden (NN). De vrouw wil de echtelijke woning toegedeeld krijgen, maar de man heeft zijn twijfels geuit of dit voor de vrouw financieel haalbaar is en hij is van mening dat de echtelijke woning moet worden verkocht. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw in de gelegenheid moet worden gesteld om de echtelijke woning over te kunnen nemen, nu de vrouw tijdens de zitting voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij waarschijnlijk financiering ten behoeve van de woning kan verkrijgen. De rechtbank zal gelet op het voorgaande de echtelijke woning aan de vrouw toedelen op de wijze en onder de voorwaarden die hierna in het dictum zijn vermeld. Hierbij merkt de rechtbank op dat zij het redelijk acht om de vrouw een termijn te gunnen van vier maanden om verder te onderzoeken hoe zij de financiering kan verkrijgen en kan zorgen voor ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening(en) bij NN. Indien de vrouw niet in staat blijkt om binnen de gestelde termijn aan de voorwaarden te voldoen, moet de woning worden verkocht aan een derde, eveneens op de wijze en onder de voorwaarden die hierna in het dictum zijn vermeld.
De woning in Georgië en de lening bij BNP Paribas
Tussen partijen is niet langer in geschil dat de woning in Georgië, inclusief de parkeerplaats, aan de man kan worden toegedeeld. Partijen zijn het eens over de taxatiewaarden van de woning ($ 128.840,-) en de parkeerplaats ($ 8.000,-). Verder zijn partijen het erover eens dat de man de lening bij BNP Paribas – waarvan de stand op 1 januari 2024 € 34.865,- was – geheel als eigen schuld voor zijn rekening zal nemen en zal zorgdragen voor ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Partijen hebben berekend dat de man bij verdeling van de overwaarde een bedrag van € 45.154,- aan de vrouw moet voldoen. De rechtbank zal deze wijze van verdeling hierna opnemen in het dictum van de beschikking. Hierbij zal de rechtbank bepalen dat de man dit bedrag niet meteen aan de vrouw hoeft te betalen, maar dat partijen dit bedrag bij de overdracht van de echtelijke woning met elkaar zullen verrekenen.
Inboedel
Partijen zullen zoals op de zitting besproken de inboedel in onderling overleg verdelen. Dat betekent dat geen beslissing nodig is van de rechtbank. Het verzoek van de man over de inboedel wordt afgewezen.
Goud
Tijdens de zitting is gebleken dat de vrouw het goud onder zich heeft. Zij heeft gesteld dat zij het goud uit voorzorg heeft veiliggesteld. Partijen hebben afgesproken dat de vrouw een lijstje, inclusief foto, zal opstellen van het aanwezige goud, zodat voor de man ook duidelijk is wat er is aan goud. Vervolgens zullen partijen samen een opdracht tot taxatie geven aan het Goudwisselkantoor [plaats 2] . Het goud wordt tegen de getaxeerde waarde toegedeeld aan de man, met de verplichting om de helft van de waarde aan de vrouw te betalen. De rechtbank zal deze wijze van verdeling hierna opnemen in het dictum van de beschikking.
Overige schulden
De man en de vrouw zijn het erover eens dat de hiervoor onder punt 7, 8 en 9 genoemde schulden tot de gemeenschap behoren.
De rechtbank overweegt ten aanzien van deze schulden als volgt. Schulden komen niet voor verdeling in aanmerking omdat een schuld geen goed is zoals bedoeld in artikel 3:182 BW. Verder is het niet mogelijk om wijzigingen aan te brengen in de aansprakelijkheid van beide (ex-)echtgenoten tegenover schuldeisers zoals dat is geregeld in artikel 1:102 BW. In de onderlinge verhouding tussen partijen is ieder van hen voor de helft draagplichtig voor het aflossen van de schulden, tenzij schriftelijk anders is overeengekomen of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid – mede in verband met de aard van de schulden – een andere draagplicht voortvloeit. Nu partijen geen andere afspraken hebben gemaakt en er ook geen reden is om op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid uit te gaan van een andere draagplicht, geldt het uitgangspunt dat de man en de vrouw in hun onderlinge verhouding ieder voor de helft draagplichtig zijn voor de schulden. Als één van partijen wordt aangesproken door de schuldeiser en daardoor meer heeft bijgedragen in de schuld dan het gedeelte dat hem of haar aangaat, dan heeft hij of zij voor dit meerdere op grond van artikel 6:10 BW een regresrecht op de andere partij.
De rechtbank zal vastleggen dat in hun onderlinge verhouding de man en de vrouw beiden de helft van de schuld aan Interbank/IB Krediet, de schuld bij de boekhouder en de schuld bij Energieleverancier Gulf Gas and Power voor zijn/haar rekening dienen te nemen. Verder is het van belang dat partijen een overzicht maken van de aflossingen die de vrouw na de peildatum heeft gedaan op de schuld bij Energieleverancier Gulf Gas and Power en de aflossingen die de man na de peildatum heeft gedaan op de schuld bij Interbank/IB-krediet en dat zij daar samen verdere afspraken over maken.
De rechtbank zal aldus beslissen. Wat meer of anders is verzocht in het kader van de (wijze van) verdeling wordt afgewezen.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, volgens de Basisregistratie personen gehuwd op [datum] 1997 te [plaats 1] , Azerbeidzjan;
*
bepaalt dat de minderjarigen:
  • [de minderjarige 1] Khachaturian, geboren op [geboortedatum 1] 2007 te [geboorteplaats] ;
  • [de minderjarige 2] Khachaturian, geboren op [geboortedatum 2] 2010 te [geboorteplaats] ;
  • [de minderjarige 3] Khachaturian, geboren op [geboortedatum 3] 2014 te [geboorteplaats] ;
de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw en op het adres van de vrouw ingeschreven zullen staan in de Basisregistratie Personen;
*
bepaalt dat [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] bij de man zullen zijn:
  • om de week van donderdag uit school tot zondag 20.00 uur;
  • de helft van de vakanties en feestdagen, als volgt:
o voorjaarsvakantie: de kinderen zijn bij de vrouw;
o meivakantie: de kinderen zijn de eerste week bij de vrouw en de tweede week bij de man;
o zomervakantie: de kinderen zijn de eerste drie weken bij de man en de laatste drie weken bij de vrouw;
o herfstvakantie: de kinderen zijn bij de man;
o kerstvakantie: in de oneven jaren zijn de kinderen de eerste week inclusief beide kerstdagen bij de man en de tweede week inclusief oud & nieuw bij de vrouw, in de even jaren zijn de kinderen de eerste week inclusief beide kerstdagen bij de vrouw en de tweede week inclusief oud & nieuw bij de man;
o Pasen: de kinderen zijn in de oneven jaren bij de vrouw en in de even jaren bij de man;
o Koningsdag: de kinderen zijn bij de vrouw;
o Hemelvaart: de kinderen zijn bij de vrouw;
o Pinksteren: de kinderen zijn bij de man;
o Vaderdag: de kinderen zijn bij de man;
o Moederdag: de kinderen zijn bij de vrouw;
*
bepaalt dat de man aan de vrouw, met ingang van 1 mei 2025, een kinderalimentatie ten behoeve van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] van in totaal € 471,- per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
*
bepaalt dat de vrouw jegens de man bevoegd is de bewoning van de echtelijke woning aan de [adres] ( [postcode] ) te [woonplaats] en het gebruik van de zaken die behoren bij deze woning en tot de inboedel daarvan, voort te zetten gedurende zes maanden na de inschrijving van deze beschikking, onder de voorwaarde dat de vrouw deze woning op het moment van die inschrijving bewoont en aan de man uitsluitend of mede toebehoort of ten gebruike toekomt;
*
stelt de wijze van verdeling van de huwelijksgemeenschap als volgt vast, onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand:
met betrekking tot de woning, gelegen aan de [adres] ( [postcode] ) te [woonplaats]
en de daaraan gekoppelde hypothecaire geldlening(en) bij Nationale Nederlanden:
1. de woning wordt toegedeeld aan de vrouw op de volgende wijze en onder de volgende voorwaarden:
a) de vrouw dient binnen vier maanden aan de man aan te tonen dat zij de woning tegen de getaxeerde waarde van € 655.000,- kan overnemen met ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldleningen;
b) de over- dan wel onderwaarde wordt tussen partijen bij helfte gedeeld dan wel gedragen. De over- dan wel onderwaarde bestaat uit de getaxeerde waarde minus de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldlening(en) ten tijde van de overdracht;
c) de kosten van de notariële overdracht worden door de vrouw, als kosten koper, voldaan;
d) partijen verlenen over en weer op eerste verzoek van de ander hun medewerking aan de notariële overdracht van de woning;
2) indien de vrouw de woning niet kan overnemen onder bovengenoemde voorwaarden dan wordt de woning verkocht en geleverd aan een derde op de volgende wijze en onder de volgende voorwaarden:
a) partijen dienen binnen één week nadat de onder 1) genoemde termijn is verstreken of nadat de vrouw kenbaar heeft gemaakt de woning niet te kunnen overnemen aan de bij hen bekende makelaar-taxateur een gezamenlijke opdracht te verstrekken tot verkoop van de woning aan een derde. Deze makelaar-taxateur zal – als partijen het niet eens zijn – partijen bindend adviseren over de vast te stellen vraag- en laatprijs van de woning;
b) de over- dan wel onderwaarde wordt tussen partijen bij helfte gedeeld dan wel gedragen. De over- dan wel onderwaarde bestaat uit de verkoopopbrengst van de woning minus de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldlening(en) ten tijde van de overdracht en minus de kosten van de verkoop en de overdracht, waaronder de kosten van de makelaar-taxateur;
c) partijen verlenen over en weer op eerste verzoek van de ander hun medewerking aan de notariële overdracht van de woning;
de woning in Georgië en de hierbij behorende parkeerplaats worden toegedeeld aan
de man tegen de getaxeerde waardes van $ 128.840,- + $ 8.000,-, onder de voorwaarde dat de man de lening bij BNP Paribas geheel als eigen schuld voor zijn rekening neemt met ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze lening en met de verplichting om in het kader van de verdeling van de overwaarde een bedrag van € 45.154,- aan de vrouw te voldoen, welk bedrag door partijen met elkaar moet worden verrekend op het moment van overdracht van de echtelijke woning;
het goud wordt toegedeeld aan de man op de volgende wijze en onder de volgende
voorwaarden:
a) de vrouw maakt een lijst, inclusief een foto, van het aanwezige goud en stuurt deze informatie – via de advocaten van partijen – naar de man;
b) partijen zullen een gezamenlijke opdracht vertrekken aan het Goudwisselkantoor [geboorteplaats] voor de taxatie van het goud;
c) het goud wordt tegen de getaxeerde waarde toegedeeld aan de man, met de verplichting om de helft van de waarde aan de vrouw te voldoen;
in de onderlinge verhouding tussen partijen dient elk van hen de helft van de schuld
bij Interbank/IB Krediet, de helft van de schuld bij de boekhouder en de helft van de schuld bij Energieleverancier Gulf Gas and Power voor zijn/haar rekening te nemen;
*
verklaart deze beschikking tot zover – met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding – uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. van der Vliet, (kinder)rechter, bijgestaan door
mr. M. Verkerk als griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 30 april 2025.