ECLI:NL:RBDHA:2025:8389

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
C/09/669478 / HA ZA 24-587
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwzaak: vordering tot betaling openstaande facturen met opschortingsbevoegdheid en verrekeningsverweer

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, vordert [eiseres] B.V. betaling van openstaande facturen van [gedaagde] B.V. De vordering is ontstaan uit een overeenkomst van onderaanneming voor de realisatie van een zorgcomplex. [gedaagde] beroept zich op verrekening met een schadevordering wegens tekortkomingen in de uitvoering van de werkzaamheden door [eiseres]. De rechtbank oordeelt dat [eiseres] toerekenbaar tekortgeschoten is in de uitvoering van de overeenkomst, maar dat na verrekening van de schadevergoedingsvordering met de openstaande facturen, [gedaagde] nog een bedrag van € 180.746,36 aan [eiseres] moet betalen. De proceskosten worden gecompenseerd. De uitspraak is gedaan op 23 april 2025.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/669478 / HA ZA 24-587
Vonnis van 23 april 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. J. Tophoff te Alkmaar,
tegen
[gedaagde] B.V.te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. D.G. Lasschuit te Leiden.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De zaak in het kort

1.1.
[eiseres] , die als onderaannemer in opdracht van [gedaagde] werkzaamheden heeft verricht, vordert betaling van diverse openstaande facturen. [gedaagde] beroept zich in conventie op verrekening met een opeisbare schadevordering die zij op grond van te late en ondeugdelijke uitvoering van de werkzaamheden op [eiseres] stelt te hebben. Voor zover verrekening niet wordt gehonoreerd vordert [gedaagde] in (voorwaardelijke) reconventie vergoeding van die schade. [eiseres] betwist schadeplichtig te zijn jegens [gedaagde] .
1.2.
De rechtbank oordeelt dat alhoewel [eiseres] inderdaad nog facturen betaald krijgt van [gedaagde] , zij ook toerekenbaar tekortgeschoten is in de uitvoering van de overeenkomst en daarom verplicht is tot schadevergoeding aan [gedaagde] . Na verrekening van de schadevergoedingsvordering met de openstaande facturen resteert een door [gedaagde] aan [eiseres] te betalen bedrag van € 180.746,36. [gedaagde] wordt in conventie veroordeeld tot betaling van dit bedrag, te vermeerderen met rente en kosten. Aan de behandeling van de vordering in reconventie wordt niet toegekomen. De proceskosten worden gecompenseerd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 juni 2024, met de producties 1 t/m 19;
  • het herstelexploot van 8 juli 2024;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie, met de producties 1 t/m 59;
  • het tussenvonnis van 18 september 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie;
  • de akte overlegging producties van de zijde van [eiseres] , met de producties 20 t/m 26;
2.2.
Op 12 december 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Bij die gelegenheid zijn namens [eiseres] [naam 1] (projectleider) en [naam 2] (bedrijfsleider) verschenen, bijgestaan door de advocaat voornoemd. Namens [gedaagde] zijn verschenen [naam 3] (projectleider), bijgestaan door de advocaat voornoemd. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken. Ter zitting is afgesproken dat partijen zich op de rol van 22 januari 2025 uitlaten over de voortgang van de procedure. Partijen hebben op die roldatum laten weten dat een minnelijke regeling is uitgebleven en om vonnis gevraagd.
2.3.
Ten slotte is de datum voor het wijzen van vonnis bepaald op vandaag.

3.3. De feiten

Partijen en overige betrokkenen3.1. [eiseres] houdt zich onder meer bezig met het maken en onderhouden van elektrotechnische installaties waaronder verwarmings- en luchtbehandelingsinstallaties.
3.2.
[gedaagde] houdt zich bezig met burgerlijke utiliteitsbouw.
3.3.
Stichting Woonzorg Nederland (hierna: “WZN”) is een landelijke wooncoöperatie voor senioren.
3.4.
Stichting Topaz (hierna: “Topaz”), is een stichting die zich bezighoudt met de exploitatie van onder meer verpleeg- en zorgtehuizen.
De (onder)aanneming
3.5.
Op 28 juli 2022 heeft [gedaagde] een overeenkomst van aanneming gesloten (hierna: “de overeenkomst van aanneming”) met WZN voor de realisatie van het project [project] aan de [adres] in [plaats] (hierna: “het project”). Het werk betreft – kort samengevat – de sloop van het bestaande verpleeghuis en de bouw van 70 zorgstudio’s met bijbehorende voorzieningen door [gedaagde] . Het zorgcomplex zal door WZN worden verhuurd aan Topaz.
3.6.
De overeenkomst van aanneming bepaalt, voor zover voor de beoordeling relevant:

Artikel 7 – Bouwtijd
(…)
7.2
Tijdige oplevering van het Werk is voor Opdrachtgever van cruciaal belang. In de volgende gevallen zal Aannemer van rechtswege zonder ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst in gebreke zijn en verbeurt hij boetes (kortingen):a. Bij overschrijding van de overeengekomen uiterlijke opleverdatum (…);
(…)
7.3
Indien Aannemer (…) boetes (kortingen) verbeurt, bedragen deze:
|a. € 100,00 per niet opgeleverde woning per kalenderdag of deel daarvan (7 dagen per week);
b. € 2,25 per niet opgeleverde m2 BVO bedrijfsonroerend goed per kalenderdag of deel daarvan;
c. € 2,25 per niet opgeleverde m2 technische ruimte per kalenderdag of deel daarvan;
7.4
De hierboven in artikel 7.3 genoemde boetes zijn niet aan te merken als gefixeerde schadevergoedingen. Opdrachtgever behoudt zich het recht voor naast deze boetes bij Aannemer aanspraak te maken op vergoeding van schade die Opdrachtgever lijdt, waaronder met name doch niet uitsluitend die wegens aanspraken van huurders of kopers op grond van de overeenkomsten die met hen gesloten zijn in verband met de latere beschikbaarheid van het door hen gehuurde/gekochte. De maximale vergoeding voor de onder 7.3 genoemde onderdelen bedraagt € 150.000,- (…)”.
De boetes als bedoeld in artikel 7.3 worden hierna ook genoemd “
de contractuele boete”.
3.7.
De levering en montage van de elektrotechnische installatie met betrekking tot het project zijn door [gedaagde] bij overeenkomst van 16 december 2022 in onderaanneming aan [eiseres] uitbesteed (hierna: “de overeenkomst van onderaanneming”). De aanneemsom bedraagt € 798.976, te voldoen in termijnen. De opdracht omvat onder meer een aanzienlijke hoeveelheid UTP-bekabeling, met daarbij een meerwerk voor uitbreiden en upgraden van de kabel (mm-werk 5 S-22BR00321). Daarnaast zijn partijen nog diverse anderen meerwerken overeengekomen.
3.8.
De overeenkomst van onderaanneming bepaalt, voor zover voor de beoordeling relevant:
BETALINGSVOORWAARDEN(…)• (…) revisietekeningen (…) dienen (…) voor betaling van de oplevertermijn te zijn overhandigd.(…)
• Betaling binnen 45 dagen na ontvangst van factuur.(…).(…)
VERZEKERINGEN• Onder de dekking van de Construction Allrisk (CAR) verzekering welke door de hoofdaannemer is afgesloten is de onderaannemer opgenomen.(…)• De onderaannemer is in beginsel zelf aansprakelijk voor alle schade in welke vorm of hoedanigheid deze zich ook voordoet (…).• In ieder geval zullen niet onder de door de hoofdaannemer afgesloten verzekering te declareren schade (…) voor rekening van de onderaannemer komen en zo nodig worden ingehouden op de aanneemsom.(…).
(…)
PLANNING WERKTIJDEN• Uw werkzaamheden vangen aan week 30, jaar 2022 [1] .• Uw werkzaamheden aan te passen aan ons bouwtempo in samenspraak met onze uitvoering.(…)• Indien u niet voldoet aan de overeengekomen planning bent u zonder schriftelijke ingebrekestelling aansprakelijk.”.
3.9.
Op de overeenkomst van onderaanneming zijn de Algemene Voorwaarden van Onderaanneming 2016 van toepassing (hierna: “de AVvO”). De AVvO bepalen, voor zover voor de beoordeling relevant:

Artikel 5: Verplichtingen van de onderaannemer(…)2. De uitvoering van het werk moet zodanig zijn, dat de totstandkoming van het werk binnen de overeengekomen termijn verzekerd is.
(…)Artikel 10: Uitvoeringsduur, verlenging en gefixeerde schadevergoeding wegens te laat gereed zijn van het werk(…)6. Indien de aanvang of de voortgang van het aan de onderaannemer opgedragen werk wordt vertraagd door voor rekening van de onderaannemer komende omstandigheden, dient de daaruit voor aannemer voortvloeiende schade, niet zijnde schade wegens overschrijding van de uitvoeringstermijn, door onderaannemer te worden vergoed.7. Bij overschrijding van de uitvoeringstermijn is onderaannemer aan aannemer een direct opeisbare gefixeerde schadevergoeding verschuldigd. De hoogte van deze vergoeding leggen partijen vast in de overeenkomst, bij gebreke waarvan de regeling geldt zoals deze is vastgelegd in de voorwaarden tussen aannemer en diens opdrachtgever. In geval die laatstgenoemde regeling ontbreekt, bedraagt de vergoeding € 60,00 per kalenderdag. Aannemer is gerechtigd de gefixeerde schadevergoeding te verrekenen met al hetgeen hij aan onderaannemer verschuldigd is.8. De gefixeerde schadevergoeding wordt verbeurd enkel ten gevolge van het verschijnen van de bepaalde dag. Een nadere ingebrekestelling is niet vereist.”.
Oplevering en kabels
3.10.
Op 11 januari 2024 heeft een bouwvergadering plaatsgevonden. Daarbij is de mogelijkheid van oplevering van het project aan [gedaagde] in
week 9-2024(26 februari - 1 maart 2024) besproken. Aangaande de haalbaarheid hiervan hebben partijen het volgende over en weer gecorrespondeerd.
3.10.1.
Bij e-mail d.d. 15 januari 2024 van [gedaagde] aan [eiseres] , voor zover relevant:

Woonzorg Nederland moet (…) aan Topaz doorgeven of de oplevering in week 9-2024 (…) door zal gaan.Dit betekent dat uiterlijk vrijdag 23-02-2024 alle installaties moeten werken en getest/gecertificeerd moeten zijn om een gebruiksklaar pand op te leveren welke overgedragen kan worden.Jullie hebben (…) aangegeven dat dit moet gaan lukken. Graag ontvang ikuiterlijk woensdag 17-01-2024van jullie per mail de bevestiging hiervan.Bij een latere oplevering is Topaz gerechtigd een boete in te dienen bij Woonzorg Nederland. Deze zal dan uiteraard bij de partij terechtkomen die zich niet aan de afspraak heeft gehouden.We gaan er uiteraard vanuit dat dit niet nodig zal zijn (…).”.
3.10.2.
Bij e-mail d.d. 17 januari 2024 van [eiseres] aan [gedaagde] , voor zover relevant:
“(…) voor de basis werkzaamheden incl. de meer- en minderwerk opgaves waar een definitief uitsluitsel over is of te wel waarvan de opdracht is verstrekt binnen de afgesproken tijd afgerond zodat er tijdig opgeleverd kan worden.Let wel; extra werkzaamheden waar een start mee is gemaakt in de uitvoering waar geen opdracht voor is verstrekt vallen geheel buiten de planning.”.
3.10.3.
Bij e-mail d.d. 19 februari 2024 11:51 uur van [gedaagde] aan [eiseres] , voor zover relevant:

Dank voor de bevestiging dan jullie werkzaamheden eind week 8-2024 gereed zijn zodat wij maandag week 9-2024 gaan opleveren. Ik zal het aan WZN en Topaz bevestigen.”.
3.11.
Begin februari 2024 heeft [gedaagde] een ronde gedaan op de bouw. Daarbij zijn bij haar de nodige zorgen gerezen over de voortgang van de werkzaamheden van [eiseres] . Bij e-mail van 9 februari 2024 schrijft [gedaagde] aan [eiseres] dat oplevering van het project in week 9-2024 haars inziens niet gehaald gaat worden. [eiseres] is gevraagd om uiterlijk 13 februari 2024 aan te geven of de oplevering moest worden doorgeschoven, een en ander onderbouwd met een planning zodat dit met WZN kon worden besproken.
3.12.
Op 15 februari 2024 heeft een gesprek plaatsgevonden in de bouwkeet waarbij aanwezig waren [eiseres] , [gedaagde] , WZN en Topaz. Tijdens dit overleg is duidelijk geworden dat in verband met uitloop aan de zijde van [eiseres] de oplevering moest worden doorgeschoven naar
week 12-2024(18 - 21 maart 2024). Naar aanleiding van dit overleg en een daarop volgend telefoongesprek met [eiseres] heeft [gedaagde] bij e-mail van 16 februari 2024 aan [eiseres] geschreven, voor zover relevant:
“(…) hierbij de bevestiging van onze afspraken m.b.t. het doorschuiven van de oplevering en het overzicht van de kosten. Door de uitloop van [eiseres] moet de geplande oplevering 3 weken doorgeschoven worden. [eiseres] erkend dit en zal de bijbehorende kosten vergoeden. In goed overleg met Woonzorg Nederland en Topaz heeft [gedaagde] de kosten zo beperkt mogelijk gehouden. Woonzorg Nederland en Topaz zijn dan ook zeer coulant m.b.t. de kosten welke veel hoger hadden kunnen zijn. Belangrijke voorwaarden hiervan is wel dat maandag week 12 een vrijwel opleverpuntvrije oplevering moet kunnen plaatsvinden en Topaz voor oplevering nog enkele werkzaamheden tijdig kan uitvoeren.
Planning Topaz:- eind week 8-2024 moet MER/SER/Glasvezel klaar zijn i.v.m. start van (…) werkzaamheden in week 9 door Topaz.- Begin week 9-2024 moet de WiFi geplaatst kunnen worden.- Begin week 10-2024 moet MER/SER/WiFi getest kunnen worden.(…)Zoals gisteren besproken geeft [eiseres] aan dat dit gaat lukken.
Afspraken met [eiseres] (…):- Dinsdag week 8-2024: [eiseres] zal aangeven wanneer de systeemplafonds dicht kunnen, de brandwerende voorzieningen afgemaakt kunnen worden en de schilder langs kan komen.- vrijdag week 8-2024 moeten alle revisietekeningen gereed zijn en aan de opdrachtgever verstrekt kunnen worden.- Uiterlijk woensdag week 11-2024 moeten alle certificaten / attesten / rapporten / goedkeuringen etc. compleet zijn en verstrekt worden aan de opdrachtgever.
[eiseres] geeft aan dinsdag week 10-2024 klaar te zijn met de werkzaamheden (m.u.v. wellicht SAT test en/of geluidstest) zodat vanaf woensdag week 10-2024 herstelwerk kan plaatsvinden. De opleverschoonmaak is in week 11-2024 waardoor in week 11 geen werkzaamheden plaats kunnen vinden. De oplevering in week 12-2024 moet vlekkeloos gaan, er mogen nauwelijks opleverpunten zijn, het gebouw moet in complete en werkende staat opgeleverd worden inclusief al het benodigde papierwerk. [eiseres] geeft aan dat dit zal lukken. De oplevering is in week 12-2024 en start op maandag 18 maart 2024 en is klaar op donderdag 21 maart 2024. Indien de oplevering niet op tijd kan starten en/of klaar is dan zullen Woonzorg Nederland en Topaz hun kosten, wat in ieder geval de boete van ca. € 11.000/dag is, gaan opeisen. Deze kosten komen voor rekening van [eiseres] .”.
Bij deze e-mail was gevoegd het “
Overzicht kosten i.v.m. doorschuiven van oplevering en problematiek [eiseres]” dat sloot op een bedrag van € 51.200.
3.13.
Hierop heeft [eiseres] bij e-mail van 20 februari 2024 gereageerd. Daarbij heeft [eiseres] aangeven dat zij gebaseerd op signalen van de werkvloer de planning van de nieuwe situatie gaat halen. Ook heeft [eiseres] daarbij haar akkoord gegeven op (i) de planning van Topaz, (ii) eventueel herstelwerk in week 10-2024 en (iii) een nagenoeg vlekkeloze oplevering in week 12-2024. Ten slotte heeft [eiseres] nog wat vragen gesteld over de kostenbegroting.
3.14.
Bij e-mail van 26 februari 2024 heeft [gedaagde] wederom bij [eiseres] haar zorgen geuit over de planning:

Ik moet constateren dat [eiseres] (…) haar afspraken niet nakomt. Afgelopen vrijdagmiddag zou er een complete rapportage aangeleverd worden m.b.t. de UTP inclusief certificering, meetrapporten en labels zodat Topaz deze ochtend kan starten. Die is niet ontvangen. Ook vanochtend vroeg niet. Als ik op het werk kijk zit [eiseres] (…) op ca. 60% van de werkzaamheden van de UTP. Topaz staat nu stil met alle planning- en financiële gevolgen van dien. Deze kosten zullen wij volledig op [eiseres] gaan verhalen.”.
3.15.
Op 27 februari 2024 is geconstateerd dat [eiseres] een ander type UTP-kabel heeft toegepast dan is overeengekomen. Het toegepaste type voldeed kwalitatief niet aan de overeenkomst van onderaanneming en ook niet aan de geldende regelgeving met betrekking tot de brandklasse. Alle reeds getrokken UTP-kabels (met een lengte van circa 34 km) moesten worden vervangen. [eiseres] , die de uitvoeringsfout erkent, heeft een en ander in werking gezet zodra met [gedaagde] /Topaz overeenstemming was bereikt over het toe te passen type kabel. Door deze uitvoeringsfout was oplevering in week 12-2024 niet langer haalbaar.
3.16.
Bij brief van 5 maart 2024 heeft [gedaagde] [eiseres] aansprakelijk gesteld voor de schade die zij reeds had geleden en nog zou lijden als gevolg van de toerekenbare tekortkomingen van [eiseres] en heeft zij laten weten in verband daarmee de betaling van de reeds ontvangen en nog te ontvangen facturen van [eiseres] op te schorten.
3.17.
Bij brief van 6 maart 2024 heeft [eiseres] iedere aansprakelijkheid van de hand gewezen. Deze brief vermeldt, voor zover relevant:

Allereest staat vast dat wij in de overeenkomst geen uiterste opleverdatum zijn overeengekomen. U heeft ons nadien gevraagd of de geplande oplevering haalbaar was met het oog op mogelijke boetes die de opdrachtgever aan de gebruiker verschuldigd zou zijn. Wij hebben toen aangegeven van mening te zijn op tijd klaar te zijn. Het overeengekomen werk is afgerond. De huidige discussie betreftmeerwerkwat nadien in opdracht is gegeven. Uit niets blijkt bovendien dat de opdrachtgever boetes zou hebben verbeurd en dat deze aan ons kunnen worden doorgelegd. Daarnaast blijkt uit bijgaand overzicht openstaande posten dat u reeds in verzuim was (…). Ook op die grond kon en kunt u de betaling niet opschorten. (…).”.
Het bericht sluit af met de aansprakelijkstelling van [gedaagde] voor alle door [eiseres] geleden en te lijden schade.
3.18.
Op 8 maart 2024 heeft [eiseres] een aangepaste planning aan [gedaagde] gestuurd die een aanvullende vertraging van circa 5,5 weken, tot week 14-2024 inhield. Op basis van de planning van [eiseres] heeft [gedaagde] een herziene totaalplanning opgesteld. Daaruit bleek dat de oplevering moest worden doorgeschoven naar
week 17-2024(22-26 april 2024).
3.19.
[eiseres] heeft medio april 2024 haar werkzaamheden afgerond.
Herstelwerkzaamheden
3.20.
Voor het vervangen van de UTP-kabels moesten wanden, gevels, (systeem)plafonds en vloeren worden opengemaakt. In dit verband is het volgende tussen partijen gecommuniceerd. De onderstreping is aangebracht door de rechtbank.
3.20.1.
Bij e-mail van 25 maart 2024 10:15 uur (productie 30 [gedaagde] ) heeft [gedaagde] aan [eiseres] geschreven, voor zover relevant:

Zoals bekend is hetsysteemplafondernstig beschadigd geraakt door de (herstel) werkzaamheden van [eiseres] . Wij hebben samen met de systeemplafond leverancier een opname gedaan en het blijkt nog slechter te zijn dan gedacht. (…). Zoals eerder aangegeven houden wij [eiseres] hiervoor aansprakelijk en zullen alle kosten die hiervoor nodig zijn met [eiseres] verrekenen.”.
3.20.2.
Bij e-mail van 25 maart 2024 10:33 uur (producties 32 en 35 [gedaagde] ) heeft [gedaagde] aan [eiseres] geschreven, voor zover relevant:

Zoals bekend zijn erdiverse wandenbeschadigd geraakt door de (herstel) werkzaamheden van [eiseres] . Zoals eerder aangegeven houden wij [eiseres] hiervoor aansprakelijk en zullen alle kosten die hiervoor nodig zijn met [eiseres] verrekenen. (…) dat dit ca. € 1.500,- + 80 manuur lijkt te gaan worden. In deze mail enkele foto’s van beschadigingen. Dit is slechts een klein gedeelte van alle beschadigingen, maar geeft een goed beeld. We laten dit in regie uitvoeren (…).”.
3.20.3.
Bij e-mail van 25 maart 2024 10:39 uur (productie 31 [gedaagde] ) heeft [gedaagde] aan [eiseres] geschreven, voor zover relevant:

Graag jullie mensen er wederom op wijzen dat ze er een zooitje van maken. Zie enkele foto’s in deze mail. Door alle rommel die blijft liggen (…) raken andere zaken zoalsvloeren en wandennog meer beschadigd (…) waardoor de wanden en vloer smerig worden en hersteld moeten worden.”.
3.20.4.
Bij e-mail van 28 maart 2025 08:52 uur (producties 37 en 41 [gedaagde] ) heeft [eiseres] aan [gedaagde] geschreven, voor zover relevant:

Ik reageer hierbij op de door jouw genoemde schade per mail (…) waarvoor jij ons aansprakelijk stelt. (…). Voor dit moment betwist ik aansprakelijkheid voor de door jouw genoemde schades. Graag doen wij samen met jullie op korte termijn een opname van de schade en willen wij in de gelegenheid gesteld worden mogelijke schades zelf te herstellen. Het laten herstellen van de door jouw gestelde schades zonder ons daarbij te betrekken of de gelegenheid te geven om deze te herstellen blijft voor rekening van [gedaagde] .”.
3.20.5.
Bij e-mail van 28 maart 2025 16:39 uur (producties 37 en 41 [gedaagde] ) heeft [gedaagde] aan [eiseres] geschreven, voor zover relevant:

Ik nodig je van harte uit om (…) langs te komen. Dat kun je nogmaals zien wat voor schade er allemaal door [eiseres] is veroorzaakt. Let wel: de schade zijn bij [eiseres] al tijden bekend. Zie ook eerdere mails en met het herstel is tevens rekening gehouden in de planning d.d. 08-03-2024. Het kan nu absoluut niet zo zijn dat er aanvullende vertraging gaat komen omdat [eiseres] ineens de schades ter discussie gaat stellen en/of het herstel hiervan vertraagd op welke manier dan ook. De oplevering is en blijft maandag week 17. Verdere vertraging en kosten zullen wij verrekenen met [eiseres] .”.
3.20.6.
Bij e-mail van 2 april 2024 11:06 uur (productie 36 [gedaagde] ) heeft [gedaagde] aan [eiseres] geschreven, voor zover relevant:

Hetplafondherstelis zoals bekend reeds gestart om de planning te kunnen halen. In de bijlage een tussenstand van de gemaakte uren en gebruikte materialen. Deze zullen wij bijhouden en verrekenen met [eiseres] . De plafonneurs zijn druk bezig, ik zal je op de hoogte blijven houden.”
3.20.7.
Bij e-mail van 3 april 2024 07:54 uur (productie 38 [gedaagde] ) heeft [gedaagde] aan [eiseres] geschreven, voor zover relevant:

In de bijlage het mandagenregister van de gemaakte uren en gebruikte materialen m.b.t. plafondherstel. Deze zullen we bijhouden en verrekenen met [eiseres] . De plafonneurs zijn druk bezig, ik zal je op de hoogte blijven houden.”.
3.20.8.
Bij e-mail van 5 april 2024 10:12 uur (productie 3 [gedaagde] ) heeft [gedaagde] aan [eiseres] geschreven, voor zover relevant:
“Via onderstaande link zijn foto’s toegevoegd over de rommel en schade op de bouwplaats (…). Het blijft een rommel op de bouw wat schades veroorzaakt aandeuren, wanden en vloerene.d. (…). Voorbeeld: deuren beschadigd omdat er materiaal (…) ligt. Voorbeeld: stukjes elektra materiaal op de vloeren waar iedereen nog overheen loopt. Hierdoor beschadigd de vloer. (…). Ik wil jullie wederom vragen per omgaande op te ruimen en de schade te beperken. Zoals eerder aangegeven zullen de kosten voor herstel met [eiseres] verrekend worden.”.
3.20.9.
Bij e-mail van 5 april 2024 12:24 uur (productie 39 [gedaagde] ) heeft [gedaagde] met betrekking tot het plafondherstel een update met het bijgewerkte mandagenregister van de gemaakte uren en gebruikte materialen aan [eiseres] opgestuurd.
3.20.10.
Bij e-mail van 5 april 2024 12:28 uur (productie 34 [gedaagde] ) heeft [gedaagde] aan [eiseres] geschreven, voor zover relevant:

Zie bijlage voor beschadigingdubbele deur. Het betreft de beschadigde aluminium tongnaald (…).
Tevens zijn updates gezonden van de kosten van herstel, onder aansprakelijkstelling van [eiseres] en met de mededeling de kosten te zullen verrekenen.
3.21. [gedaagde] heeft bij haar verzekeraar nagevraagd of de herstelkosten onder de dekking van de CAR-verzekering vallen. De verzekeraar heeft hierop, voor zover relevant, geantwoord:

Een CAR- polis biedt dekking voor schade door beschadiging, met andere woorden er moet iets stuk zijn, het herstel of de vervanging daarvan wordt vergoed onder de CAR-polis. (…). Eventuele boeteclausules of ander financieel nadeel wat niet bestaat uit herstelkosten valt niet onder de dekking van een CAR-polis.
Het opnieuw verrichten van werkzaamheden omdat ze onjuist, of niet goed, of niet volgens specificatie werden uitgevoerd valt niet onder de dekking van een CAR-polis.In ieder geval vallen de nu opgevoerde kosten niet onder de dekking van de CAR-polis van [gedaagde] .”.
Revisiestukken3.22. [gedaagde] heeft [eiseres] bij herhaling gevraagd om de revisiestukken van de herstelwerkzaamheden. Bij e-mail van 5 april 2024 heeft [eiseres] [gedaagde] bericht dat zij de revisiestukken aan haar advocaat heeft gestuurd. Afgifte van de stukken aan [gedaagde] is tot op heden door [eiseres] geweigerd.
De facturen van [eiseres]3.23. Omdat betaling van de openstaande facturen door [gedaagde] uitbleef, heeft [eiseres] zich genoodzaakt gezien de zaak uit handen te geven. Op 12 maart 2024 heeft de advocaat van [eiseres] [gedaagde] gesommeerd om de openstaande facturen van [eiseres] inclusief rente en incassokosten te voldoen.
3.24.
[gedaagde] heeft hierop bij e-mail van 15 maart 2024 en aangevuld bij e-mail van
22 maart 2024 gereageerd – kortgezegd – dat in het bij de sommatie gevoegde overzicht “
Openstaande posten debiteuren” diverse factuur- en vervaldata incorrect zijn, dat voor het project nog geen enkele factuur is vervallen en daarom het in rekening brengen van rente en incassokosten niet aan de orde is, dat zij haar betalingsverplichting jegens [eiseres] nog steeds opschort en ook overigens van verzuim aan haar zijde geen sprake kan zijn, omdat [eiseres] eerder in verzuim was.
Bij de eerste e-mail is als bijlage toegevoegd een overzicht “
Openstaande posten debiteuren” d.d. 11-03-2024, met daarop in het rood en voor zover relevant de volgende reacties van [gedaagde] d.d. 15 maart 2024:
Factuur 1
De factuur is binnengekomen op 06-02-2024 (vervaldatum is 45 dagen later). De factuur is daarom nog niet vervallen.”.
Factuur 2 en 6 t/m 11“(…) deze facturen zijn ontvangen op 21-02-2024 (is reeds bij gemeld bij [eiseres] ). De contractuele betaaltermijn is 45 dagen na ontvangst van de factuur. De facturen zijn daarom niet komen te vervallen.”.
3.25. Ondanks herhaalde sommaties zijn de volgende facturen van [eiseres] onbetaald gebleven.
Nummer
Factuurdatum
Bedrag
Opdracht
1
S-23VF00533
14-12-2023
€ 34.955,20
Hoofdopdracht
2
S-24VF00012
25-01-2024
€ 11.984,64
Hoofdopdracht
3
S-24VF00035
27-03-2024
€ 8.988,48
Hoofdopdracht
4
S-24VF00037
28-03-2024
€ 39.948,80
Hoofdopdracht
5
S-24VF00038
28-03-2024
€ 19.974,40
Hoofdopdracht
Subtotaal
€ 115.851,52
6
S-24VF00006
25-01-2024
€ 82.439,26
Meerwerk
7
S-24VF00007
25-01-2024
€ 2.000,00
Meerwerk
8
S-24VF00008
25-01-2024
€ 5.072,62
Meerwerk
9
S-24VF00009
25-01-2024
€ 1.212,08
Meerwerk
10
S-24VF00010
25-01-2024
€ 615,87
Meerwerk
11
S-24VF00011
25-01-2024
€ 4.753,98
Meerwerk
12
S-24VF00013
5-01-2024
€ 25.761,87
Meerwerk
13
S-24VF00036
28-03-2024
€ 201.920,65
Meerwerk
Subtotaal
€ 323.776,33
Totaal
€ 439.627,85
De facturen worden hierna aangeduid als “facturen 1 tot en met 13”.
3.26.
Na een op 17 mei 2024 door deze rechtbank verleend verlof heeft [eiseres] op 23 mei 2024 conservatoir derdenbeslag onder WZN gelegd tot zekerheid van verhaal voor haar vordering op [gedaagde] .
3.27.
Bij e-mail van 22 augustus 2024 heeft [gedaagde] een overzicht mm-werken d.d.
21 augustus 2024 (hierna ook: “het mm-overzicht”) aan [eiseres] gestuurd, met het verzoek hierop te reageren teneinde het meer- en minderwerk te kunnen afsluiten. [eiseres] heeft hierop – voor zover voor de beoordeling relevant – gereageerd dat “
Meerwerk regel 10; is komen te vervallen”.
4. Het geschil
in conventie
4.1.
[eiseres] vordert in conventie – samengevat – veroordeling van [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis tot betaling van een bedrag van € 439.627,85, te vermeerderen met rente en kosten.
4.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij in opdracht van [gedaagde] werkzaamheden heeft verricht als onderaannemer. [gedaagde] heeft, ondanks aanmaning, de daarvoor (onder meer) verzonden en onder randnummer 3.25 genoemde facturen 1 tot een met 13 onbetaald gelaten, terwijl [eiseres] haar werkzaamheden inmiddels heeft afgerond en het zorgcomplex aan WZN is opgeleverd. [gedaagde] schort haar betalingsverplichtingen ten onrechte op en is in verzuim. Met een beroep op nakoming van hetgeen tussen partijen is overeengekomen, vordert [eiseres] thans betaling van het openstaande factuursaldo, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de respectievelijke vervaldata van de facturen 1 tot en met 13 tot aan de dag van volledige betaling. Voorts wenst [eiseres] de door haar gemaakte kosten om [gedaagde] buiten rechte tot betaling te bewegen vergoed te zien. Conform het terzake geldende Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten vordert [eiseres] daartoe een bedrag van € 3.973,14.
4.3.
[gedaagde] voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding in conventie. [gedaagde] stelt zich ten eerste op het standpunt dat de gevorderde hoofdsom deels niet opeisbaar is. Ten tweede beroept [gedaagde] zich op verrekening met een eigen vordering op [eiseres] . Daartoe voert [gedaagde] aan dat [eiseres] haar werkzaamheden te laat heeft opgeleverd waardoor zij jegens [gedaagde] schadeplichtig is geworden. Daarnaast stelt [gedaagde] veel kosten te hebben moeten maken voor herstel en reiniging van de door [eiseres] bij de uitvoering van haar werkzaamheden aan het zorgcomplex toegebrachte beschadigingen en vervuilingen. [gedaagde] houdt [eiseres] voor die kosten aansprakelijk. Ter inleiding op de verrekening heeft [gedaagde] haar betalingen aan [eiseres] rechtsgeldig opgeschort. [gedaagde] betwist dat sprake is van schuldeisersverzuim, omdat [eiseres] al eerder moest presteren. [gedaagde] begroot haar schade – na wijziging van eis en onder verwijzing naar het als (herziene) productie 57 overlegde kostenoverzicht – op € 373.736,72 excl. btw.
in voorwaardelijke reconventie4.4. [gedaagde] vordert in voorwaardelijke reconventie vergoeding van de hiervoor onder 4.3. genoemde schade ten bedrage van € 373.736,72 excl. btw, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2024 (dagtekening van de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in voorwaardelijke reconventie) tot aan de dag van volledige betaling, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding in reconventie.
4.5.
De vordering van [gedaagde] is gebaseerd op dezelfde gronden als het beroep op verrekening in conventie en wordt ingesteld voor het geval dit beroep in conventie niet wordt gehonoreerd.
4.6.
[eiseres] voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vordering van [gedaagde] dan wel tot beperking daarvan tot het contractueel vastgelegde gefixeerde bedrag aan schadevergoeding en tot niet-ontvankelijk verklaring van [gedaagde] voor het overige, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding in voorwaardelijke reconventie. Primair betwist [eiseres] schadeplichtig te zijn. Allereerst omdat [gedaagde] door het onbetaald laten van de facturen in schuldeisersverzuim is komen te verkeren, waardoor zij zelf niet meer in verzuim kon geraken. Ook zou er geen oplevertermijn tussen partijen zijn overeengekomen. Mocht dit anders zijn, dan is de schadeplichtigheid contractueel beperkt tot € 60 per dag conform artikel 10 lid 7 AVvO. Als er al sprake is van schade en/of achtergelaten vuil in het complex dan had [gedaagde] [eiseres] in de gelegenheid moeten stellen deze gebreken te herstellen. [gedaagde] heeft dat nagelaten, zodat de opgevoerde herstelkosten hiervan voor rekening van [gedaagde] moeten blijven. Subsidiair betwist [eiseres] daarom en ook overigens de hoogte van de schadebegroting van [gedaagde] .
4.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventieOpeisbaarheid van hoofdsom5.1.Partijen zijn het erover eens dat [eiseres] (meer)werkzaamheden heeft verricht in opdracht van [gedaagde] en dat [eiseres] recht heeft op betaling daarvan. [gedaagde] betwist echter de hoogte van de ter zake door [eiseres] gevorderde hoofdsom. Volgens [gedaagde] is een aantal (onderdelen) van de facturen 1 tot en met 13 (nog) niet opeisbaar. Niet ten aanzien van alle facturen zou zijn voldaan aan de contractuele voorwaarden die vervuld moeten zijn alvorens [eiseres] aan [gedaagde] mag facturen. Ook is er een te hoog bedrag aan meerwerk in rekening gebracht, aldus nog steeds [gedaagde] . Onderscheiden naar hoofd- en meerwerkfacturen overweegt de rechtbank hieromtrent als volgt.
Facturen 1 tot en met 55.2.De facturen 1 tot en met 5 hebben betrekking op de hoofopdracht, waarvoor partijen een vaste aanneemsom van € 798.976 zijn overeengekomen. [gedaagde] heeft daarvan een bedrag van € 683.124,48 betaald. De resterende termijnen ten bedrage van in totaal € 115.851,52 zijn met de facturen 1 tot en met 5 bij [gedaagde] in rekening gebracht. [gedaagde] betwist dat factuur 5 opeisbaar is. De rechtbank volgt haar hierin. Zoals terecht door [gedaagde] gesteld, is niet voldaan aan de voorwaarde waaronder deze factuur bij [gedaagde] in rekening mocht worden gebracht. Partijen zijn overeengekomen dat de laatste (oplever)termijn eerst dan door [gedaagde] verschuldigd wordt ná afgifte van alle opleverbescheiden, waaronder de revisiestukken (zie randnummer 3.8). Dit lijkt [eiseres] ook te onderkennen getuige de vermelding ‘
2,5% na (…) opleverbescheiden’ op factuur 5. Vaststaat dat de revisiestukken tot op heden niet aan [gedaagde] ter beschikking zijn gesteld. Dit betekent dat van een verplichting tot betaling van factuur 5 ten bedrage van
€ 19.974,40nog geen sprake is. De vordering in conventie zal in zoverre worden afgewezen.
Facturen 6 tot en met 135.3.De facturen 6 tot en met 13 ten bedrage van in totaal € 323.776,33 hebben betrekking op meerwerk. [gedaagde] stelt dat een bedrag van € 38.136,38 ten onrechte aan haar in rekening is gebracht. Beide partijen verwijzen voor wat betreft de omvang van het meerwerk naar het mm-overzicht dat sluit op een bedrag van € 291.264,96 aan verricht meerwerk (zie productie 23 van [eiseres] en productie 60 [gedaagde] ). De rechtbank kan op basis van het mm-overzicht en de daarop gegeven toelichting niets anders concluderen dan dat [eiseres] een bedrag van (€ 323.776,33 minus € 291.964,96 = ) € 31.811,37 te veel aan meerwerk bij [gedaagde] in rekening heeft gebracht. Het restende bedrag van (€ 38.136,38 – € 31.811,37=) € 6.325,01 betreft post 10 “
Inkoppelpunt noodstroom trafo gerecalculeerd” in het overzicht. Getuige de correspondentie onder randnummer 3.27 is deze post komen te vervallen, zodat ook dit bedrag ten onrechte aan [gedaagde] in rekening is gebracht. Wat betreft de meerwerkfacturen komt dus een bedrag van
€ 38.136,38niet voor toewijzing in aanmerking. Voor het overige staat de opeisbaarheid van de facturen 6 tot en met 13 niet ter discussie.
5.4.
Een en ander resulteert in een opeisbaar factuursaldo van (€ 439.627,85 minus € 19.974,40 minus € 38.136,38 =) € 381.517,07 met betrekking waartoe [gedaagde] zich op verrekening beroept.
Verrekening
5.5.
Bij de beoordeling van een beroep op verrekening als bedoeld in artikel 6:127 van het Burgerlijk Wetboek (BW) gaat het erom of de schuldenaar ( [gedaagde] ) de bevoegdheid tot verrekening heeft op het moment dat hij aan de schuldeiser ( [eiseres] ) verklaart dat hij zijn schuld met een vordering verrekent. Als dat op dat moment het geval is, gaan beide verbintenissen tot hun gemeenschappelijk beloop teniet en werkt de verrekening op grond van artikel 6:129 lid 1 BW terug tot het tijdstip waarop de bevoegdheid tot verrekening is ontstaan.
5.6.
[gedaagde] stelt dat [eiseres] op twee punten is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en daarmee jegens haar schadeplichtig is geworden:
(a) [eiseres] heeft haar werkzaamheden te laat afgerond;
(b) [eiseres] heeft tijdens de uitvoering van het aan haar opgedragen werk schade aan het zorgcomplex toegebracht en het vervuild achtergelaten.
5.7.
[eiseres] betwist schadeplichtig te zijn jegens [gedaagde] . De rechtbank overweegt per vermeende tekortkoming als volgt.
Ad (a) Te late oplevering
5.8.
[gedaagde] verwijt [eiseres] dat zij de aan haar opgedragen werkzaamheden niet tijdig, te weten uiterlijk 23 februari 2024, gereed had, waardoor zij bij herhaling de oplevering van het project aan WZN heeft moeten uitstellen met alle financiële gevolgen van dien. [eiseres] stelt zich allereerst op het standpunt dat partijen geen uitvoerings-/oplevertermijn zijn overeengekomen. Dit standpunt wordt als onjuist verworpen. Daarvoor is het volgende redengevend.
opleverdatum5.9.Uit de hiervoor onder 3.10 geciteerde e-mailcorrespondentie volgt dat [gedaagde] in de bouwvergadering van 11 januari 2024 aan [eiseres] heeft gevraagd of zij het in onderaanneming aan haar uitbestede werk uiterlijk vrijdag 23 februari 2024 gereed kon hebben, zodat zij het project in week 9-2024 (26-29 februari 2024) kon opleveren aan WZN en WZN aan Topaz. [eiseres] heeft hierop gereageerd dat de werkzaamheden waarvoor een opdracht is verstrekt binnen die termijn kunnen worden voltooid. Dit laatste is tijdens deze procedure ook expliciet door [eiseres] erkend (zie randnummer 19 van de dagvaarding en randnummer 11 van de conclusie van antwoord in reconventie). Zodoende is 23 februari 2024 tussen partijen als uiterlijke opleverdatum overeengekomen.
onvoltooid werk5.10.Vaststaat dat [eiseres] haar werkzaamheden op 23 mei 2024 nog niet had voltooid. [eiseres] wordt niet gevolgd in haar bewering dat het op dat moment resterende werk uitsluitend meerwerkzaamheden betrof waarvoor door [gedaagde] geen opdracht was verstrekt en/of herstelwerkzaamheden als gevolg van het toepassen van het onjuiste type UTP-kabel.
Uit de hiervoor onder 3. geschetste gang van zaken rondom de oplevering volgt dat op
23 februari 2024 in ieder geval een aanzienlijk deel van de UTP-bekabeling – waarvoor, zoals ter zitting is vastgesteld aan de hand van [eiseres] ’ productie 24 ‘
Openstaande meewerkwerk facturen en akkoord (…)’, [gedaagde] reeds op 6 oktober 2022 haar akkoord heeft gegeven – nog niet gereed was. Ter zitting is dit ook besproken met [eiseres] die daarop heeft erkend dat vanaf week 9-2024 zeker nog drie weken nodig waren om de UTP-kabels te leggen. Daar komt bij dat het daags na 23 februari 2024 aan de UTP-kabels geconstateerde gebrek zodanig was – er moest 34 km UTP-kabel vervangen worden – dat het werk toen zeker nog niet opleveringsgereed was. Dit wordt ook onderschreven door de bij herhaling uitgestelde oplevering, van week 9 naar week 12 naar week 17- 2024 (22-26 april 2024). Naar eigen stelling van [eiseres] ter zitting is de UTP-bekabeling uiteindelijk in april 2024 opgeleverd.
5.11.
Het verwijt onder (a) treft dus doel. Ingevolge artikel 6:74 BW verplicht deze toerekenbare tekortkoming [eiseres] tot schadevergoeding aan [gedaagde] , mits – nu nakoming niet blijvend onmogelijk is – [eiseres] in verzuim is komen te verkeren. Het verzuim treedt in wanneer de schuldenaar in gebreke is gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarin hem een redelijke termijn voor nakoming wordt gesteld en nakoming vervolgens uitblijft (artikel 6:82 lid 1 BW). Het verzuim treedt zonder ingebrekestelling door het verstrijken van een fatale termijn (artikel 6:83 aanhef en sub a BW).
(schuldeisers)verzuim5.12.De overeengekomen datum van 23 februari 2024 heeft in dit kader te gelden als fatale termijn in de zin van artikel 6:83 sub a BW. Dit betekent dat [eiseres] door het niet tijdig opleveren van het overeengekomen werk jegens [gedaagde] in verzuim is geraakt. Feiten en omstandigheden waaruit zou kunnen volgen dat voornoemde datum een andere strekking heeft, zijn niet gesteld of gebleken. Integendeel, [eiseres] heeft in de overeenkomst van onderaanneming aanvaard dat zij zonder schriftelijke ingebrekestelling aansprakelijk is waanneer zij niet aan de overeengekomen planning voldoet. Ook heeft [gedaagde] er van begin af aan op gewezen dat eventuele schades en boetes in verband met het niet kunnen opleveren in week 9-2024 voor rekening van [eiseres] zouden komen.
5.13.
Het beroep van [eiseres] op schuldeisersverzuim in de zin van artikel 6:59 BW wordt gepasseerd. [eiseres] stelt dat Ouwenhand door het sinds december 2023 niet meer nakomen van haar betalingsverplichtingen op 23 februari 2024 reeds zelf in verzuim verkeerde, zodat zij (op grond van artikel 6:61 lid 2 BW) niet meer in verzuim kon geraken. [eiseres] stelt ook dat zei haar werkzaamheden dus rechtmatig heeft kunnen opschorten, maar dat zij dit niet heeft gedaan. Reeds op dit laatste stuit haar beroep op artikel 6:59 BW af, nu dit vereist dat de schuldenaar daadwerkelijk gebruik maakt van zijn opschortingsbevoegdheid. Daar komt bij dat niet is gebleken dat op 23 februari 2024 één of meerdere van de facturen 1 t/m 13 reeds waren vervallen. Blijkens [eiseres] ’ eigen overzichten ‘
Openstaande posten debiteuren’, kan [gedaagde] uitsluitend met betrekking tot factuur 1 in (schuldeisers)verzuim zijn komen te verkeren. Van de overige facturen liggen de door [eiseres] gehanteerde vervaldata ná
23 februari 2024, waarbij – zoals terecht door [gedaagde] is opgemerkt – ten onrechte is gerekend met een (kortere) betalingstermijn van 30 dagen (na factuurdatum) terwijl een betalingstermijn van 45 dagen (na ontvangst factuur) is overeengekomen. Ten aanzien van factuur 1 heeft [gedaagde] ter zitting verklaard dat zij deze eerst in februari 2024 heeft ontvangen. Dit heeft [gedaagde] ook bij e-mail van 15 maart 2024 gemeld aan [eiseres] , die dit niet heeft weersproken. Uitgaande van een ontvangst begin februari 2024 ligt ook de vervaltermijn van factuur 1 ná 23 februari 2024. Dit betekent dat [gedaagde] niet in verzuim was.
schade5.14. Partijen zijn in artikel 10.7 AVvO overeengekomen dat bij een overschrijding van de uitvoeringstermijn, zoals hier het geval, [eiseres] aan [gedaagde] een direct opeisbare gefixeerde schadevergoeding verschuldigd is. Partijen verschillen van mening over de hoogte van die vergoeding. Voornoemd artikel geeft ter bepaling daarvan een drietrapsregeling; wanneer – zoals in dit geval – ter zake niets is vastgelegd in de overeenkomst van onderaanneming, geldt de regeling zoals deze is overeengekomen tussen de aannemer ( [gedaagde] ) en diens opdrachtgever (WZN) en als die regeling ook ontbreekt, bedraagt de vergoeding € 60 per kalenderdag. Volgens [eiseres] moet de hoogte worden bepaald aan de hand van de derde trede waarmee zij uitkomt op een gemaximaliseerd bedrag van € 2.940. Zoals terecht door [gedaagde] aangevoerd, wordt aan trede drie echter niet toegekomen. Op de voet van trede twee moet voor de hoogte van het gefixeerde schadebedrag worden aangesloten bij de tussen [gedaagde] en WZN overeengekomen contractuele boete ten bedrage van (maximaal) € 150.000. Dat [eiseres] bij het aangaan van de overeenkomst van onderaanneming niet met dit boetebeding bekend zou zijn geweest, komt voor haar rekening en risico. Gelet op voornoemde expliciete toepasselijkheidsverklaring van een dergelijke regeling op de rechtsverhouding tussen [eiseres] en [gedaagde] lag het op de weg van [eiseres] als professionele partij om destijds naar het bestaan en de inhoud daarvan navraag te doen. Het nalaten daarvan kan nu niet aan [gedaagde] worden tegengeworpen. Op grond van artikel 10.7 AVvO juncto de artikelen 7.3 en 7.4 van de overeenkomst van aanneming heeft [gedaagde] sinds 23 februari 2024 een opeisbare schadevordering ten bedrage van in ieder geval
€ 150.000op [eiseres] . Zoals reeds overwogen onder randnummer 5.12., heeft [gedaagde] [eiseres] van meet af aan gewezen op de mogelijke financiële consequenties van de overschrijding van de bouwtijd. Ook in zoverre was [gedaagde] dus gerechtigd haar betalingsverplichting jegens [eiseres] op te schorten.
5.15.
[gedaagde] stelt naast voornoemd bedrag aanspraak te kunnen maken op vergoeding van diverse vertragingsschades die door Topaz [2] naar WZN en door WZN [3] , aangevuld met haar eigen kosten, naar [gedaagde] zijn doorgelegd alsook van de eigen (meer)kosten die [gedaagde] als gevolg van de overschrijding van de uitvoeringstermijn heeft moeten maken. De laatste betreffen de bij de herziene productie 57 door [gedaagde] opgevoerde posten “
Extra uren uitvoering”, “
Extra uren projectleiding”, het langer doorlopen van de “
Algemene bouwplaatskosten”, “
Extra benodigde opruimwerkzaamheden i.v.m. vertraging” en de “
Aanvullende kosten opleverschoonmaak i.v.m. doorloop van de werkzaamheden van [eiseres] tijdens de opleverschoonmaak”, “
Kosten (…) Geze (…) in verband met [eiseres] niet tijdig klaar (…)”, “
Aanvullende inhuur van opruimer (…)” en “
Terugloop boor- en freeswerk omdat [eiseres] het niet op tijd heeft afgetekend (…) [4] . Voor een dergelijke aanvullende vergoeding bestaat echter geen grondslag. Het tussen partijen overeengekomen bedrag van € 150.000 betreft immers een gefixeerde schadevergoeding die in de plaats treedt van de werkelijke (hogere of lagere) vertragingsschade. Anders dan [gedaagde] lijkt voor te staan, biedt artikel 7.4 van de overeenkomst van aanneming geen rechtsgrond voor een aanvullende vergoeding van de zijde van [eiseres] . Zoals laatstgenoemde terecht heeft aangevoerd, is deze bepaling niet van toepassing op de rechtsverhouding tussen haar en [gedaagde] , omdat [eiseres] geen partij is bij de overeenkomst van aanneming.
Ad (b) Beschadiging en vervuiling van het zorgcomplex5.16.[gedaagde] verwijt [eiseres] voorts dat zij bij de uitvoering van haar (herstel)werkzaamheden het zorgcomplex heeft beschadigd en vervuild. [gedaagde] stelt een opeisbare en te verrekenen schadevordering op [eiseres] te hebben in verband met het herstellen daarvan. [eiseres] wijst iedere aansprakelijkheid van de hand. Voor zover de met de (herziene) productie 57 opgevoerde herstelkosten al daadwerkelijk zijn gemaakt, geldt volgens [eiseres] dat zij niet door [gedaagde] in de gelegenheid is gesteld de vermeende schades zelf te herstellen waardoor zij – naar de rechtbank begrijpt – niet in verzuim zou zijn komen te verkeren.
vervanging UTP-kabel5.17. Volgens [gedaagde] zijn verreweg de meeste herstelkosten voortgekomen uit het vervangen van de UTP-kabel. [eiseres] erkent dat de verkeerde UTP-kabel is aangelegd en dat terecht aanspraak is gemaakt op vervanging van de kabels. [eiseres] is in de gelegenheid gesteld om dit gebrek binnen een redelijke, tussen partijen in onderling overleg bepaalde termijn te herstellen. [eiseres] is hiertoe ook terstond overgegaan. [gedaagde] stelt zich echter op het standpunt dat het herstel niet deugdelijk is gebeurd. [gedaagde] verwijst hiertoe naar de onder 3.20 geciteerde correspondentie en de daarbij gevoegde foto’s waaruit blijkt van achtergebleven beschadigingen aan plafonds, wanden, vloeren en dubbele brandwerende deuren. [eiseres] is hierdoor in verzuim geraakt. [gedaagde] was na de reeds geboden mogelijkheid tot deugdelijke nakoming op dit punt niet gehouden om [eiseres] nogmaals een ingebrekestelling te sturen met een nieuwe termijn voor het verrichten van herstelwerkzaamheden die in rechtstreeks verband staan met de vervanging van de aangelegde verkeerde bekabeling. Mede gelet ook op de vertraging en de oplopende contractuele boete, mocht dat van [gedaagde] niet gevergd worden en dat had [eiseres] zich ook moeten realiseren. [gedaagde] kan aanspraak maken op de kosten die met het herstel van de plafonds, wanden, vloeren en dubbele deuren door een derden gemoeid zijn. Blijkens de door [gedaagde] bij productie 57c overgelegde en door [eiseres] niet (voldoende) concreet weersproken facturen bedragen deze herstelkosten:
- Herstelwerk na werkzaamheden [eiseres] aan wanden € 19.300,67
- Herstelwerk na werkzaamheden [eiseres] aan systeemplafonds € 17.898,54
- Herstelwerk na werkzaamheden [eiseres] brandwerende doorvoeren € 5.985
- Herstelwerk na werkzaamheden [eiseres] aan schilderwerk € 2.369,25
5.18.
Daarnaast voert [gedaagde] nog de volgende herstelkosten op:
- Herstelwerk na werkzaamheden [eiseres] aan PVC vloer € 550
- Herstelwerk na werkzaamheden [eiseres] aan sparingen in vloeren € 300
Zoals door [gedaagde] in het kostenoverzicht aangegeven, zijn van deze posten geen specifieke facturen voorhanden. De rechtbank leidt hieruit af dat – zoals gebruikelijk en begrijpelijk – deze kostenposten niet afzonderlijk door derden aan [gedaagde] zijn gefactureerd. Dit laat echter onverlet de aansprakelijkheid van [eiseres] voor het herstel van de door haar beschadigde vloeren. De ter zake door [gedaagde] opgevoerde en door [eiseres] niet concreet weersproken bedragen aan uren en/of materiaal komen de rechtbank niet onredelijk voor en komen dus ook voor vergoeding door [eiseres] in aanmerking.
5.19.
Dit geldt evenzeer voor de post “
2 extra afvalcontainers (…) € 670”.
Naar de rechtbank uit de bij die post gegeven toelichting begrijpt, heeft [gedaagde] twee extra afvalcontainers gehuurd om de 34 km te vervangen kabel en overig extra afval als gevolg van dit herstelwerk af te voeren. [eiseres] heeft een en ander niet (voldoende) concreet weersproken.
5.20. Wat betreft het herstel van UTP-kabel resteert dan nog de post “
Herstelwerk wanden en plafonds na later gedaan boor- en freeswerk door [eiseres] (…) € 750”. De rechtbank is van oordeel dat deze vermeende kostenpost niet op [eiseres] verhaald kan worden. Bij gebreke van een onderliggende factuur en zonder nadere toelichting van [gedaagde] valt niet in te zien waarom dit bedrag naast de hiervoor onder 5.17. genoemde kostenposten voor rekening van [eiseres] dient te komen. Overlap kan niet worden uitgesloten.
5.21.
Het voorgaande leidt ertoe dat [gedaagde] wat betreft de door haar opgevoerde kosten in ieder geval een opeisbare vordering van
€ 47.073,46op [eiseres] heeft.
5.22.
Het beroep van [eiseres] op dekking van deze kosten onder de CAR-verzekering van [gedaagde] waaronder [eiseres] ook is opgenomen, kan niet tot een ander oordeel leiden. Getuige het bericht onder 3.21 stelt de verzekeraar zich op het standpunt dat voornoemde schade niet onder de CAR-verzekering valt. Partijen zijn overeengekomen dat in een dergelijk geval de schade voor rekening van [eiseres] komt, zie randnummer 3.8.
overige kosten5.23. Aan overige te verrekenen kosten heeft [eiseres] onder meer opgevoerd:
- Kosten herstel brandwerende doorvoeren week 5 en 6-2024 € 2.205,00
en
- Boorwerk t.b.v. oplossen storing/verstopping € 175,00
- Vervangen deurnaald hydrofoorruimte € 233,29
- kosten dakreparatie i.v.m. doorboren dakbedekking door [eiseres] € 613,96
- Aanvullend boor- en freeswerk i.v.m. vergeten mee te storten buizen € 1.000,00
- Kosten opnieuw aansluiten van deurautomaten i.v.m. verkeerde
aansluiting door [eiseres] € 1.675,00
Ten aanzien van deze posten houdt de rechtbank het ervoor dat [gedaagde] [eiseres] niet in de gelegenheid heeft gesteld om deze vermeende gebreken weg te nemen (op een door haarzelf te bepalen wijze). Het betoog van [gedaagde] dat [eiseres] die gelegenheid wel is geboden, wordt als onvoldoende onderbouwd verworpen [5] . Stukken waaruit dit zou kunnen blijken zijn door [gedaagde] niet overgelegd, terwijl [eiseres] betwist dat haar de kans is gegeven om de vermeende gebreken te kunnen herstellen. Dit standpunt is ook terug te vinden in de correspondentie die in dit kader tussen partijen is gevoerd, zie onder randnummer 3.20.4. Nu [gedaagde] hier rechtens wel toe gehouden was [6] , moeten de kosten die zij in verband met deze herstelwerkzaamheden heeft moeten maken in beginsel voor eigen rekening blijven, althans kunnen deze niet op [eiseres] worden verhaald. De rechtbank is echter van oordeel dat dit uitsluitend geldt met betrekking tot de eerste post. Deze herstelwerkzaamheden dateren immers uit week 5 en 6, aldus van ruim voor de eerste opleverdatum. Ten aanzien van de overige posten geldt dat gelet op alle omstandigheden van het geval het door [eiseres] gedane beroep op afwezigheid van een ingebrekestelling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, zoals dit ook doorklinkt in de e-mail van [gedaagde] onder randnummer 3.20.5. De hele gang van zaken heeft redelijkerwijs kunnen leiden tot het wegvallen van het vertrouwen bij [gedaagde] in een goede afloop binnen de reeds verlengde uitvoeringsperiode, zoals [gedaagde] . De rechtbank acht in dit kader relevant dat [eiseres] reeds vanaf 23 februari 2024 in verzuim verkeerde, omdat zij niet voldeed aan de overeengekomen planning, inhoudende oplevering in week 9-2024. Daarop is de oplevering doorgeschoven naar week 12-2024, met als belangrijke voorwaarde dat maandag week 12 een vrijwel oplevervrije oplevering moest kunnen plaatsvinden. Daarbij is afgesproken dat [eiseres] haar werk dinsdag week 10 klaar zou hebben, zodat vanaf woensdag week 10 herstelwerkzaamheden konden plaatsvinden. [eiseres] heeft haar akkoord hierop gegeven (zie randnummer 3.13). Kort daarop kwam de uitvoeringsfout met betrekking tot de UTP-kabel aan het licht waardoor oplevering in week12-2024 ook niet haalbaar was. Toen is een aangepaste planning gemaakt d.d. 8 maart 2024 waarbij de oplevering werd opgeschoven naar week 17-2024. Vervolgens zag [gedaagde] zich geconfronteerd met de door [eiseres] aan het zorgcomplex toegebrachte schades. Mede gelet ook op de doorlopende contractuele boete kon herstel daarvan door [eiseres] , die – zoals ter zitting door [gedaagde] geuit – het haar opgedragen werk al niet af had, redelijkerwijs niet meer van [gedaagde] gevergd worden.
Een en ander leidt ertoe dat [gedaagde] tevens aanspraak kan maken op vergoeding door [eiseres] van een bedrag van
€ 3.697,25 [7] .
5.24. De resterende post “
Benodigde uren projectleider/werkvoorbereider t.b.v. bovenstaande werkzaamheden (…) € 1.700” heeft blijkens de daarbij in het kostenoverzicht gegeven toelichting betrekking op extra uren vóór week 9. In die periode was het werk echter nog in volle gang en moesten voornoemde begeleiders sowieso op het werk aanwezig zijn. Ook deze kosten blijven derhalve voor rekening [gedaagde] .
verrekening en slotsom5.25. [gedaagde] is ingevolge artikel 6:127 BW bevoegd om voornoemde bedragen van € 150.000, € 47.073,46 en € 3.697,25 te verrekenen met het door [eiseres] in conventie van [gedaagde] aan hoofdsom gevorderde en voor opeising vatbaar bedrag van € 381.517,07.
Na verrekening is de vordering van [eiseres] toewijsbaar tot een bedrag van € 180.746,36. De daarover gevorderde wettelijke handelsrente zal worden toegewezen vanaf de datum dagvaarding. Dat [gedaagde] eerder in verzuim is komen te verkeren is niet (voldoende) gebleken. De betalingstermijnen liepen tot 45 dagen na ontvangst door [gedaagde] . Gelet op het onweersproken betoog van [gedaagde] dat zij de facturen veel later heeft ontvangen dan de op de facturen vermelde data, kan voor de respectievelijke vervaldata niet worden aangesloten bij de respectievelijke factuurdata. [eiseres] heeft verder niets aangevoerd waaruit de respectievelijke ontvangstdata en (daarmee) vervaldata kunnen worden afgeleid.
Buitengerechtelijke incassokosten5.26. [eiseres] vordert daarnaast vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke vereisten hiervoor is voldaan. Voor de hoogte van de vergoeding zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) en worden aangesloten bij het opeisbare deel van de hoofdsom(€ 381.517,07) [8] . Een en ander leidt tot een bedrag van € 3.682,59 dat voor vergoeding door [gedaagde] in aanmerking komt.
Proceskosten in conventie5.27. [gedaagde] zal, als de partij die een deel van haar betalingsverplichting jegens [eiseres] onbevoegd heeft opgeschort, worden veroordeeld in de proceskosten, inclusief de beslagkosten, aan de zijde van [eiseres] . Voor de begroting van de proceskosten wordt aangesloten bij het toe te wijzen deel van de hoofdsom.
5.28.
De rechtbank begroot de proceskosten als volgt:
- dagvaarding € 115,22
- griffierecht € 5.929,00
- salaris advocaat € 3.858,00 [9] - beslagkosten € 3.011,56 [10] - nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 13.091,78in (voorwaardelijke) reconventie5.29. [gedaagde] heeft haar vordering ingesteld, onder de voorwaarde dat de rechtbank in conventie het beroep op verrekening verwerpt. Het beroep op verrekening is – zij het voor een lager bedrag – gehonoreerd, zodat de voorwaarde niet in vervulling is gegaan. De rechtbank komt aldus niet toe aan beoordeling van de vordering in reconventie. De proceskosten worden gecompenseerd.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] € 180.746,36 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 5 juni 2024 tot aan de dag waarop [gedaagde] volledig heeft betaald,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] € 3.682,59 aan buitengerechtelijke incassokosten te betalen,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van [eiseres] van € 13.091,78, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig betaalt en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] € 92,- extra aan [eiseres] betalen, plus de kosten van betekening,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst af het meer of anders gevorderde,
in reconventie6.6. stelt vast dat de voorwaarden waaronder de vordering is ingesteld niet in vervulling is gegaan en geen verdere behandeling behoeft,
6.7.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Schueler en in het openbaar uitgesproken door
mr. P. Dondorp op 23 april 2025. [11]

Voetnoten

1.Vanaf 25 juli 2022.
2.€ 69.451,90, herziene productie 57 [gedaagde] onder Topaz.
3.€ 4.875 + € 8.125 + € 8.470 + € 7.623,77, herziene productie 57 [gedaagde] onder Woonzorg Nederland.
4.€ 21.000 + € 4.725 + € 14.365 + € 19.181,84 + € 4.704 + € 1.820 + € 1.000 + € 2.220 + 750, herziene productie 57 onder [gedaagde] en overige kosten.
5.Bij deze stand van zaken wordt aan het door [gedaagde] ter zitting gedane bewijsaanbod op dit punt niet toegekomen.
6.Op grond van artikel 6:74 BW (zie randnummer 5.11) dan wel op grond van artikel 7:759 BW.
7.€ 175 + € 233,29 + € 613,96 + € 1.000 + € 1.675
8.Er wordt weliswaar een lage bedrag aan hoofdsom toegewezen, maar de kosten gemoeid met de incassowerkzaamheden zijn niet zondermeer evenredig aan de hoofdsom.
9.2 punten voor de dagvaarding en de mondelinge behandeling x tarief V.
10.€ 688 aan griffierecht en 2 x € 80,64 + € 233,28 aan explootkosten en € 1.929 aan salaris advocaat ( 1 rekest x tarief V).
11.type: 1486