ECLI:NL:RBDHA:2025:8401
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek om een voorlopige voorziening inzake urgentieverklaring voor huisvesting
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 april 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoekster, die een urgentieverklaring voor huisvesting heeft aangevraagd, afgewezen. Verzoekster, die met haar drie kinderen vanuit Curaçao naar Nederland is verhuisd, heeft een urgentieverklaring aangevraagd omdat haar huidige woonsituatie in een hotel onhoudbaar is. De gemeente Zoetermeer heeft deze aanvraag afgewezen op basis van verschillende weigeringsgronden, waaronder het feit dat verzoekster zelf naar Nederland is gekomen zonder adequate woonruimte en dat de huisvestingsproblemen te voorzien waren.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 april 2025 behandeld, waarbij zowel verzoekster als haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van de gemeente aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelt dat de afwijzing van de urgentieverklaring door de gemeente terecht is, omdat er meerdere weigeringsgronden zijn. De voorzieningenrechter benadrukt dat de situatie van verzoekster, hoewel moeilijk, niet uniek is in de huidige krappe woningmarkt en dat de belangen van haar minderjarige kinderen niet voldoende zijn meegewogen om een urgentieverklaring te verlenen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen heeft. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskostenveroordeling.