ECLI:NL:RBDHA:2025:8402
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening van beroepsgronden in bestuursrechtelijke procedure
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2025 wordt het beroep van eiser tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'studie' behandeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de verblijfsvergunning van eiser ingetrokken met een besluit van 2 mei 2024, en het bezwaar van eiser is bij het besluit van 5 november 2024 ongegrond verklaard. Eiser heeft op 2 december 2024 beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat dit beroep geen beroepsgronden bevatte. Eiser kreeg de gelegenheid om deze gronden in te dienen tot en met 2 januari 2025, maar de gemachtigde heeft deze pas op 6 januari 2025 ingediend. De rechtbank oordeelt dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, omdat de gemachtigde onvoldoende bewijs heeft geleverd van technische storingen die de indiening zouden hebben belemmerd. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld. De minister hoeft de proceskosten van eiser niet te vergoeden.