Op 12 mei 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een verzoekster en de minister van Asiel en Migratie. Verzoekster had op 14 maart 2025 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 28 mei 2023. De minister heeft op 11 april 2025 de asielaanvraag ingewilligd, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de minister niet tijdig op de aanvraag heeft beslist en verzoekster geheel tegemoet is gekomen, heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 453,50, gebaseerd op de door een derde verleende rechtsbijstand. De wegingsfactor is vastgesteld op 'licht', omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot het genoemde bedrag. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid tot het indienen van een verzetschrift indien zij het niet eens is met de uitspraak.