ECLI:NL:RBDHA:2025:8412

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
C/09/666799 / FA RK 24-3663
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en verdeling van huwelijksgemeenschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2025 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die in 2021 zijn gehuwd. De man heeft verzocht om echtscheiding, met nevenvoorzieningen met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgemeenschap en partneralimentatie. De vrouw heeft verweer gevoerd en zelfstandig verzoeken ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. De man heeft aangevoerd dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, terwijl de vrouw zich verzet tegen de echtscheiding en stelt dat er nog kansen zijn voor het huwelijk. De rechtbank heeft geoordeeld dat de duurzame ontwrichting van het huwelijk vaststaat en heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen.

Daarnaast heeft de rechtbank de verzoeken van de vrouw om voortgezet gebruik van de echtelijke woning en partneralimentatie afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de vrouw haar behoeftigheid onvoldoende heeft onderbouwd en dat er geen sprake was van een woning die aan de vrouw toebehoorde. Wat betreft de verdeling van de huwelijksgemeenschap heeft de rechtbank vastgesteld dat partijen gehuwd zijn onder de wettelijke beperkte gemeenschap van goederen. De rechtbank heeft bepaald dat de bankrekeningen van beide partijen als bestanddelen van de gemeenschap moeten worden verdeeld, waarbij de saldi per peildatum worden gedeeld. De vrouw is verplicht om inzage te geven in haar bankrekeningen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de echtscheiding zelf.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 24-3663 (echtscheiding)
FA ARK 24-7951 (verdeling huwelijksgemeenschap)
Zaaknummer: C/09/666799 (echtscheiding)
C/09/675251 (verdeling huwelijksgemeenschap)
Datum beschikking: 6 mei 2025

Echtscheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 16 mei 2024 ingekomen verzoek van:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. K.H. de Vries te Capelle aan den IJssel.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. S. Oedayrajsingh Varma te Zoetermeer.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het F9-formulier met bijlagen, ingekomen op 6 juni 2024, namens de man;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift, ingekomen op 9 augustus 2024, namens de vrouw;
  • het verweerschrift op zelfstandig verzoek met een aanvullend verzoek, ingekomen op 2 oktober 2024, namens de man;
  • het F9-formulier met bijlagen, ingekomen op 24 maart 2025, namens de man.
Op 3 april 2025 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de vrouw, bijgestaan door zijn advocaat.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd op [datum] 2021 te [plaats] .
- Partijen zijn gehuwd zonder het maken van huwelijkse voorwaarden.
- De man heeft de Nederlandse nationaliteit en de vrouw heeft de Surinaamse nationaliteit.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de man strekt tot echtscheiding, met een nevenvoorziening tot:
- de wijze van de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap vast te stellen conform het voorstel van de man;
- de vrouw te bevelen haar banksaldi op de huwelijksdatum en de datum indiening verzoekschrift tot echtscheiding aan de man te verstrekken, alsmede de bankmutaties tot zes maanden voorafgaand aan de datum indiening verzoekschrift tot echtscheiding van de bankrekeningen op haar naam.
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw voert verweer tegen de verzoeken, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Bovendien heeft de vrouw, zelfstandig verzocht om – indien de rechtbank de echtscheiding uitspreekt – als nevenvoorziening het volgende te bepalen:
- een door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie van € 777,- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen, met ingang van dat datum van de indiening van het verzoekschrift, dan wel een bijdrage en een datum die de rechtbank juist acht;
- verdeling ten overstaan van een notaris van de huwelijksgemeenschap, met benoeming van een notaris en onzijdige personen, die een eventuele onwillige partij zal vertegenwoordigen;
- voortgezet gebruik van de echtelijke woning met inboedel, aan het adres de Honsdrafveld 4 te Den Haag, tot zes maanden na de inschrijving van de echtscheiding in het register van de burgerlijke stand,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer tegen de zelfstandige verzoeken van de vrouw.

Beoordeling

Echtscheiding
Nu beide echtgenoten hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, komt de Nederlandse rechter met betrekking tot het verzoek tot echt*scheiding rechtsmacht toe.
De rechtbank zal krachtens artikel 10:56, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding toepassen.
De man heeft verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Hij stelt dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
De vrouw voert verweer. Zij wil niet scheiden. Volgens haar komt de wens tot echtscheiding bij de familie van de man vandaan en heeft het huwelijk nog kans van slagen.
De man heeft ter zitting nogmaals aangegeven dat partijen al geruime tijd volledig langs elkaar heen leven en dat hij de wens heeft om te scheiden. Gelet daarop moet de duurzame ontwrichting van het huwelijk tussen partijen als vaststaand worden aangenomen. Het verzoek van de man tot echtscheiding zal derhalve worden toegewezen.
Voortgezet gebruik echtelijke woning
Nu de woning waar het verzoek op ziet in Nederland is gelegen, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe met betrekking tot het verzoek van de vrouw en wordt dit verzoek volgens Nederlands internationaal privaatrecht door Nederlands recht beheerst.
Partijen zijn sinds de huwelijksvoltrekking inwonend bij de ouders van de man. Daar deelden zij de kamer die de man daarvoor in gebruik had. De vrouw overnacht nog steeds in deze kamer. De man slaapt inmiddels in een andere kamer, bij zijn broer.
Het verzoek van de vrouw is gebaseerd op artikel 1:165 lid 1 BW. Dat artikel luidt:
Op verzoek van een echtgenoot kan de rechter bij de echtscheidingsbeschikking of bij latere uitspraak bepalen dat, als die echtgenoot ten tijde van de inschrijving van de beschikking een woning bewoont die aan de andere echtgenoot uitsluitend of mede toebehoort of ten gebruike toekomt, hij jegens de andere echtgenoot bevoegd is de bewoning en het gebruik van de bij de woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken gedurende zes maanden na de inschrijving van de beschikking tegen een redelijke vergoeding voort te zetten.
Het gaat dan dus om een woning die aan de andere echtgenoot uitsluitend of mede toebehoort of ten gebruike toekomt. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een dergelijke woning. De woning is geen eigendom van de man en/of de vrouw. Gesteld noch gebleken is dat de man een huurovereenkomst heeft met zijn ouders of gebruik van de kamer op andere gronden kan afdwingen. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
Partneralimentatie
De rechtbank kan bepalen dat de ene echtgenoot jegens de andere echtgenoot gehouden is tot het bepalen van een bijdrage in de kosten van diens levensonderhoud, indien die andere echtgenoot niet voldoende inkomsten heeft noch zich deze in redelijkheid kan verwerven.
De rechtbank is met de man van oordeel dat de vrouw haar behoeftigheid onvoldoende heeft onderbouwd. Het had op de weg van de vrouw gelegen om inzichtelijk te maken dat zij per maand meer inkomsten nodig heeft dan zij op dit moment verdient of kan verdienen. De vrouw heeft dat nagelaten. Voor zover de vrouw bedoeld heeft zich te beroepen op de hofnorm, 60% van het besteedbaar gezinsinkomen, heeft de man terecht naar voren gebracht dat die in de situatie van partijen niet zonder meer kan worden toegepast. Zo is ter zitting gebleken dat partijen geen gezamenlijke financiële huishouding hadden en heeft de vrouw niet inzichtelijk gemaakt waaraan haar inkomen werd besteed. De rechtbank wijst het verzoek daarom af.
Verdeling
Aangezien de Nederlandse rechter op grond van Brussel II-ter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij ook rechtsmacht ten aanzien van de
nevenverzoeken over het huwelijksvermogensstelsel van partijen (artikel 5, eerste lid, Verordening huwelijksvermogensstelsels).
Omdat partijen zijn gehuwd na 29 januari 2019 is op het huwelijksvermogensstelsel van partijen de Verordening Huwelijksvermogensstelsel (Verordening (EU) 2016/1103) van toepassing. Niet gesteld of gebleken is dat partijen een geldige rechtskeuze hebben gemaakt. Op grond van artikel 26 lid 1 onder a van de Verordening wordt het huwelijksvermogensstelsel daarom beheerst door het recht van het land waar partijen na de huwelijkssluiting de eerste gewone verblijfplaats hadden. Dat is in dit geval Nederland, zodat het Nederlands recht van toepassing is.
Wettelijke beperkte gemeenschap van goederen
Niet gesteld of gebleken is dat de echtgenoten huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt. Zij zijn op of na 1 januari 2018 met elkaar gehuwd, zodat gelet op het bepaalde in de artikelen 1:93 en 1:94 van het BW moet worden aangenomen dat tussen hen een wettelijke beperkte gemeenschap van goederen bestond.
De rechtbank overweegt dat, nu de echtgenoten gehuwd zijn in de wettelijke beperkte gemeenschap van goederen, de (door indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding) ontbonden huwelijksgemeenschap op grond van artikel 1:94, lid 2 en lid 7 BW bestaat uit de goederen en schulden die voor het huwelijk reeds gemeenschappelijk waren en uit de goederen die tijdens het huwelijk (en voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding) zijn verkregen dan wel schulden die tijdens het huwelijk (en voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding) zijn aangegaan, voor zover deze niet betrekking hebben op goederen die buiten de wettelijke beperkte gemeenschap vallen.
Bij de verdeling van de wettelijke beperkte gemeenschap van goederen moet als uitgangspunt worden genomen dat de echtgenoten in gelijke mate delen in de baten van de gemeenschap, terwijl ieder de lasten van de gemeenschap voor de helft moet dragen.
Peildatum
Voor de omvang en samenstelling van de ontbonden gemeenschap geldt als peildatum 16 mei 2024, zijnde de datum van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding. Voor de bepaling van de waarde van de te verdelen goederen geldt – voor zover de man en de vrouw niet anders overeenkomen dan wel de eisen van redelijkheid en billijkheid met zich meebrengen – de datum van feitelijke verdeling.
Omvang huwelijksgemeenschap
Door partijen zijn slechts de bankrekeningen als bestanddelen van de gemeenschap naar voren gebracht. Deze bankrekeningen staan deels op naam van de man en deels op naam van de vrouw. Partijen zijn het er over eens dat de saldi per peildatum minus de saldi per datum huwelijksvoltrekking bij helfte moeten worden gedeeld. De rechtbank zal dat bepalen.
De man heeft inzage verstrekt in deze saldi van de op zijn naam staande bankrekeningen. De vrouw heeft dat nog niet gedaan, maar op zitting toegezegd dat alsnog te doen. De rechtbank zal het verzoek van de man tot inzage toewijzen waar het de inzage per peildatum en per datum huwelijksvoltrekking betreft. De vrouw heeft weersproken dat zij nauwelijks uitgaven heeft gedaan tijdens het huwelijk. Zij had een beperkt inkomen en studeerde daarnaast. In het licht daarvan heeft de man onvoldoende concrete feiten en omstandigheden naar voren gebracht waaruit kan worden afgeleid dat aan de zijde van de vrouw mogelijk sprake is van het overmaken van saldi naar derden teneinde die aan de gemeenschap te onttrekken.
Het verzoek van de vrouw om de verdeling te gelasten ten overstaan van de notaris, wordt afgewezen omdat de man verweer heeft gevoerd en de vrouw niet heeft onderbouwd welk belang zij daarbij heeft en de man.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt uit de echtscheiding tussen [de man] en [de vrouw] , gehuwd op [datum] 2021 te [plaats]
*
bepaalt dat de vrouw aan de man inzage moet verstrekken van de banksaldi op al haar bankrekeningen per 29 maart 2021 en per 16 mei 2024;
bepaalt dat partijen moeten overgaan tot verdeling van de banksaldi aldus dat het totaal van het positieve saldo van de rekeningen op naam van de man (per 16 mei 2024 minus het saldo per 29 maart 2021) en op naam van de vrouw (per 16 mei 2024 minus het saldo per 29 maart 2021), bij helfte wordt gedeeld;
*
verklaart deze beschikking met uitzondering van de echtscheiding uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Brakel, rechter, bijgestaan door mr. A. Hoek als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 6 mei 2025.