In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete van € 57,00 voor het overschrijden van de snelheid op een autosnelweg. Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. I.N.D.J. Rissema, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 2 april 2025 is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen, maar betrokkene en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de hoorplicht is geschonden, wat aanleiding geeft tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie. De kantonrechter oordeelt echter dat de inleidende boetebeschikking in stand kan blijven, omdat er geen structurele schending van de hoorplicht is aangetoond die de belangen van betrokkene zou schaden. De kantonrechter heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en de juistheid van de meting. De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de boete ongewijzigd blijft en dat het verzoek om proceskostenvergoeding wordt afgewezen.