In deze zaak heeft de kantonrechter op 2 april 2025 uitspraak gedaan over een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de initiële beschikking door de officier van justitie is vernietigd op basis van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor er geen procesbelang meer was. Ondanks de niet-ontvankelijkheid van het beroep, heeft de kantonrechter besloten om een proceskostenvergoeding toe te kennen aan betrokkene. De proceskosten zijn berekend op basis van de aard van de zaak, waarbij een wegingsfactor van 0,5 is toegepast. De kantonrechter heeft de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten tot een totaalbedrag van € 436,88. De uitspraak benadrukt dat de niet-ontvankelijkheid van het beroep niet in de weg staat aan de toekenning van deze kostenvergoeding.