ECLI:NL:RBDHA:2025:8460
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, wiens identiteit niet is vermeld, had een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, maar deze was door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 mei 2025 behandeld, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. A.A. Scholtmeijer. De minister was vertegenwoordigd door mr. J.R. Sotthewes-de Jonge. Tijdens de zitting was ook een tolk aanwezig. De voorzieningenrechter heeft in overweging genomen dat er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL25.14084) die verband houdt met het beroep van de verzoeker. Aangezien de bodemzaak was behandeld, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, maar heeft de minister wel veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, die zijn vastgesteld op € 907,-. Deze kosten dienen door de minister te worden vergoed aan de rechtsbijstandverlener, aangezien aan de verzoeker een toevoeging is verleend. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.