ECLI:NL:RBDHA:2025:8469

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
NL24.48821
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiser met Somalische nationaliteit en frauduleus verkregen Keniaans paspoort

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 16 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 3 december 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 2 april 2025 op zitting behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de minister niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiser niet alles heeft gedaan om een verklaring te verkrijgen van de Keniaanse autoriteiten over de verkrijging van zijn paspoort. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij alle beroepsgronden in acht moeten worden genomen. Tevens wordt de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.48821

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. F.H. Bruggink),
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. P.M.W. Jans).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 16 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 3 december 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 2 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1993. Eiser stelt dat hij de Somalische nationaliteit heeft en behoort tot de Tunni bevolkingsgroep. Eiser is in het bezit van een Keniaans paspoort. Eiser is in mei 2023 uit Somalië vertrokken vanwege zijn problemen met Al-Shabaab. Eiser stelt dat deze groepering in 2014 de vader van eiser heeft vermoord, omdat zijn vader hen geen geld meer wilde geven. Later zou eiser een relatie hebben gehad met een vrouw, wiens broer lid van Al-Shabaab was. Eiser stelt dat die broer hem heeft aangevallen met een mes en zijn zus heeft uitgehuwelijkt aan een lid van Al-Shabaab. De nieuwe partner van zijn zus zou eiser ook hebben bedreigd. Deze man zou eiser hebben vastgebonden en in een cel hebben vastgezet voor 12 uren. Nadat eiser werd vrijgelaten, heeft hij Somalië verlaten.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
identiteit, uw nationaliteit en herkomst, en
problemen met Al-Shabaab
5.1.
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat de Somalische identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig worden geacht. Volgens de minister heeft eiser zijn verklaringen niet onderbouwd met objectieve documenten die de identiteit, nationaliteit en herkomst volledig onderbouwen. Verder heeft eiser onvoldoende documenten overgelegd en hiervoor geen goede verklaring. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij in Somalië in het bezit is geweest van een originele geboorteakte. Aan de door eiser overgelegde kopie van zijn geboorteakte kan niet de waarde worden gehecht die hij daaraan gehecht wenst te zien. Ook heeft eiser geen verschoonbare reden opgegeven voor het niet kunnen overleggen van zijn originele geboorteakte. Daarnaast vormen de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geen samenhangend en aannemelijk geheel. De Keniaanse nationaliteit wordt daarom aangehouden. Omdat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet geloofwaardig zijn geacht, zijn de gestelde problemen van eiser in Somalië niet verder op geloofwaardigheid beoordeeld.
Waar gaat de zaak over
6. Eiser heeft tijdens de zitting bevestigd dat zij enkel gronden heeft ingediend tegen het standpunt van de minister over de Keniaanse nationaliteit van eiser. Deze zal de rechtbank hierna beoordelen. Tegen het niet beoordelen van de gestelde problemen van eiser met Al-Shabaab heeft eiser geen gronden ingediend en dit zal de rechtbank daarom niet beoordelen.
Mocht de minister uitgaan van de Keniaanse nationaliteit?
7. Eiser voert aan dat de minister in strijd met de samenwerkingsverplichting heeft gehandeld. Hierbij verwijst eiser naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 14 maart 2024. [1] Eiser heeft namelijk een kopie van zijn Somalische geboorteakte waarop ook een foto is aangebracht. Hieruit volgt dat eiser de Somalische nationaliteit heeft en niet de Keniaanse. Eiser meent dat de minister, gelet op het stappenplan dat is omschreven in de bovengenoemde uitspraak, het besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. Eiser heeft conform de Afdelingsuitspraak de Keniaanse ambassade op 29 november 2024 verzocht zich aan de hand van zijn paspoort uit te spreken over de nationaliteit van eiser en/of de eventuele frauduleuze wijze van verkrijging van het Keniaanse paspoort. Hierop heeft hij gerappelleerd op 12 december 2024. Bijkomend heeft eiser de minister op de hoogte gesteld van de e-mail van 29 november 2024 naar de Keniaanse ambassade. Op grond van de Afdelingsuitspraak dient de minister nu volgens eiser zelf actie te ondernemen richting de Keniaanse ambassade. Eiser betoogt verder dat de minister zijn zaak had moeten behandelen in de verlengde asielprocedure om deze documenten te onderzoeken.
7.1.
De minister stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat in geval van eiser nog geen sprake is van een oprechte inspanning en dat daarmee niet wordt voldaan aan het criterium van ‘stap 1’ van de Afdelingsuitspraak van 14 maart 2024. [2] Volgens de minister heeft eiser niet alles gedaan waartoe hij redelijkerwijs in staat was om in lijn met de Afdelingsuitspraak aannemelijk te maken dat zijn Keniaanse paspoort op frauduleuze wijze is verkregen. Het ligt op de weg van eiser om een verklaring te verkrijgen van de Keniaanse autoriteiten waaruit blijkt of de Keniaanse autoriteiten het betreffende paspoort aanmerken als rechtsgeldig afgegeven en of eiser als hun onderdaan beschouwen. Volgens de minister heeft eiser het contact met de Keniaanse autoriteiten niet op enige wijze persoonlijk gemaakt. Dit kan eiser doen door bijvoorbeeld het verzenden van een aangetekende brief of een bezoek aan de ambassade door hemzelf of iemand die namens hem gemachtigd is. Dat eiser in grensdetentie zit maakt dat niet anders nu eiser ook een gemachtigde heeft. Het is volgens de minister niet gebleken dat eiser heeft gerappelleerd naar aanleiding van de reactie van de Keniaanse autoriteiten op 19 februari 2025. Dit had wel van hem verwacht mogen worden. Ten aanzien van de overgelegde Somalische geboorteakte stelt de minister zich op het standpunt dat deze geboorteakte niet opweegt tegen het echt bevonden Keniaanse paspoort. Daarbij blijkt uit het Algemeen ambtsbericht dat documenten zoals geboorteaktes met terugwerkende kracht worden afgegeven en met behulp van ‘fixers’ te koop zijn. [3]
7.2.
Bij de beoordeling van persoonsgegevens en de nationaliteit van een vreemdeling, mag de minister in beginsel uitgaan van de gegevens zoals vermeld in een authentiek bevonden paspoort. Als een vreemdeling stelt dat dat paspoort, of bepaalde daarin vermelde gegevens, toch buiten beschouwing moeten worden gelaten, moet hij aannemelijk maken dat dat paspoort op frauduleuze wijze is verkregen. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 14 maart 2024 [4] uitgewerkt wat van een vreemdeling mag worden verwacht om aannemelijk te maken dat een echt bevonden paspoort op frauduleuze wijze is verkregen en wanneer de minister nader onderzoek moet doen.
7.2.1.
Daaruit volgt dat de eerste stap is dat een vreemdeling alles doet waar hij redelijkerwijs toe in staat is om van de autoriteiten van het land dat het paspoort heeft afgegeven, een verklaring te verkrijgen waaruit blijkt of zij het betreffende paspoort aanmerken als rechtsgeldig afgegeven en/of de vreemdeling als hun onderdaan beschouwen. Dit kan een vreemdeling vanuit Nederland bijvoorbeeld doen door contact op te nemen met de diplomatieke vertegenwoordiging van het land dat het paspoort heeft afgegeven. Hierbij mag van een vreemdeling worden verwacht dat hij de wijze waarop hij dat contact heeft gelegd, en de reactie van de autoriteiten, zo veel mogelijk schriftelijk vastlegt. Ook mag worden verwacht dat de vreemdeling contact zoekt in een voor het land dat het paspoort heeft afgegeven gangbare taal, de door de betreffende autoriteiten voorgeschreven procedures volgt, de gevraagde informatie verstrekt en zo nodig rappelleert. Als een vreemdeling onvoldoende moeite heeft gedaan om een verklaring, als hiervoor bedoeld, van de autoriteiten te verkrijgen, mag de minister ervan uitgaan dat de vreemdeling de nationaliteit heeft die op het paspoort is vermeld.
7.2.2.
Als een vreemdeling een oprechte inspanning heeft geleverd om een verklaring te krijgen van de autoriteiten over de verkrijging van zijn paspoort en/of zijn nationaliteit, maar daar desondanks niet in is geslaagd, moet de minister in actie komen (stap twee). Het is dan aan de minister om die autoriteiten te benaderen. De reactie die de minister krijgt van de autoriteiten, bepaalt hoe hij de aanvraag verder moet beoordelen.
7.2.3.
De rechtbank stelt vast dat eiser de Keniaanse ambassade meerdere malen heeft benaderd over de nationaliteit van eiser en over het eventueel op frauduleuze wijze verkregen paspoort. Het eerste contact vond plaats voorafgaand aan het nemen van het besluit. Eiser heeft op 29 november 2024 per e-mail contact opgenomen met de diplomatieke vertegenwoordiging van Kenia. Na het bestreden besluit heeft eiser meerdere malen de Keniaanse ambassade benaderd. Eiser heeft op 12 december 2024, 27 december 2024 en op 27 januari 2025 gerappelleerd. Eiser heeft het contact met de Keniaanse ambassade en de reactie schriftelijk aan de rechtbank overgelegd. Zo blijkt uit de overgelegde mailwisseling van 5 februari 2025 dat de gemachtigde van eiser heeft gebeld naar de ambassade en dat hij naar aanleiding van het gesprek op 5 februari 2025 een e-mail heeft verzonden naar een nieuw e-mailadres. Op 19 februari 2025 is vervolgens weer gerappelleerd en heeft de Keniaanse ambassade aangegeven dat zij de autoriteiten in [plaats] om verduidelijking hebben gevraagd en informatie zullen terugkoppelen. De gemachtigde heeft op 19 maart 2025 nog mailcontact gehad met de Keniaanse ambassade die op 20 maart 2025 aangeeft nog geen reactie van de autoriteiten van [plaats] te hebben ontvangen. Verder heeft eiser van meet af aan verklaard dat hij het paspoort frauduleus heeft verkregen. Bovendien zit eiser in grensdetentie. Hij is daarom afhankelijk van een advocaat en is niet in staat om op elk moment contact te zoeken met de ambassade. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiser een oprechte inspanning heeft geleverd om in contact te komen met de Keniaanse autoriteiten. Het standpunt van de minister dat eiser het contact met de ambassade persoonlijk had moeten maken met behulp van een aangetekende brief volgt de rechtbank – mede doordat eiser in grensdetentie zit en volledig afhankelijk is van zijn advocaat – dan ook niet. De minister heeft onvoldoende rekening gehouden met de door eiser verrichte inspanningen. Uit het voorgaande volgt dat de minister niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiser niet alles heeft gedaan waartoe hij redelijkerwijs in staat is om van de Keniaanse autoriteiten een verklaring te verkrijgen waaruit blijkt of zij het betreffende paspoort aanmerken als rechtsgeldig afgegeven en/of de vreemdeling als hun onderdaan beschouwen. De beroepsgrond slaagt. Omdat de beroepsgrond slaagt behoeven de overige beroepsgronden, tegen het standpunt van de minister over de Keniaanse nationaliteit van eiser, geen bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

8. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Het bestreden besluit is gezien hetgeen is overwogen onder 7.2.2 niet deugdelijk gemotiveerd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Dat betekent dat de minister opnieuw op de aanvraag dient te beslissen. De minister moet daarbij alles wat in beroep is aangevoerd en overgelegd tegen het vernietigde besluit betrekken. De minister dient eerst onderzoek te doen naar de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser. Voor het nemen van een nieuw besluit stelt de rechtbank een termijn van acht weken vanaf verzending van deze uitspraak. Wanneer de minister besluit om eiser uit te nodigen voor een aanvullend gehoor dient binnen twaalf weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit te worden genomen.
8.1.
Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding om de minister te veroordelen in de proceskosten van eiser in de beroepsprocedure. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-. De gemachtigde van eiser heeft een beroepschrift ingediend en is verschenen op de zitting. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 3 december 2024;
  • draagt de minister op om binnen acht weken, of als een aanvullend gehoor wordt gehouden binnen twaalf weken, een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Harten, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ABRvS 14 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1071.
2.ABRvS 14 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1071.
3.Algemeen Ambtsbericht Somalië van december 2021, p. 41 en 42 en Algemeen Ambtsbericht Somalië van juni 2023, p. 49 e.v.
4.ABRvS 14 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1071.