In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 16 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 3 december 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 2 april 2025 op zitting behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de minister niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiser niet alles heeft gedaan om een verklaring te verkrijgen van de Keniaanse autoriteiten over de verkrijging van zijn paspoort. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij alle beroepsgronden in acht moeten worden genomen. Tevens wordt de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.