ECLI:NL:RBDHA:2025:8473

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
NL24.48341
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Somalische/Keniaanse nationaliteit met frauduleus verkregen Keniaans paspoort

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres heeft op 16 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke door de minister op 1 december 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 2 april 2025 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van eiseres en de minister aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is. Eiseres, die stelt Somalische nationaliteit te hebben en tot de Ogaden bevolkingsgroep te behoren, heeft een Keniaans paspoort overgelegd dat volgens de minister frauduleus is verkregen. De minister heeft de geloofwaardigheid van eiseres' identiteit en haar asielmotieven betwist, maar de rechtbank concludeert dat eiseres voldoende inspanningen heeft geleverd om de echtheid van haar documenten te verifiëren. De rechtbank vernietigt het besluit van de minister en draagt deze op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij alle ingediende stukken in acht moeten worden genomen.

De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiseres toegewezen, die in totaal € 1.814,- bedragen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de minister om de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres opnieuw te onderzoeken, en dat de minister niet voldoende rekening heeft gehouden met de inspanningen van eiseres om haar zaak te onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.48341

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. F.H. Bruggink),
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. P.M.W. Jans).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Zij heeft op 16 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 1 december 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 2 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres stelt geboren te zijn op [geboortedatum] 1992. Eiseres stelt dat zij de Somalische nationaliteit heeft en behoort tot de Ogaden bevolkingsgroep. Eiseres heeft een Keniaans paspoort overgelegd, die zij van een reisagent zou hebben gekregen. Eiseres woonde naar eigen zeggen namelijk vanaf 2008 in een vluchtelingenkamp in Kenia. In Kenia woonde zij met alleen vrouwen en loopt daarom gevaar om ontvoerd te worden door onbekende mannen die zij bandieten noemen. Eiseres stelt al eens eerder te zijn ontvoerd door bandieten. Eiseres stelt bij terugkeer naar Kenia te vrezen dat zij opnieuw zal worden ontvoerd door bandieten.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende relevante asielmotieven:
de identiteit, nationaliteit en herkomst, en
de problemen van eiseres in Kenia
5.2.
De minister stelt zich op het standpunt dat de Somalische identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig worden geacht. Eiseres heeft een echt bevonden Keniaans paspoort overgelegd. De minister stelt zich op het standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij het Keniaanse paspoort frauduleus heeft verkregen. Dat eiseres een kopie van haar UNHCR-registratie heeft overgelegd maakt het voorgaande volgens de minister niet anders. Verder heeft eiseres geen documenten overgelegd waaruit blijkt dat zij de Somalische nationaliteit bezit. Ook vormen de verklaringen van eiseres over haar identiteit, nationaliteit en herkomst geen samenhangend en aannemelijk geheel. De minister gaat om die reden uit van de Keniaanse nationaliteit bij eiseres. De minister beoordeeld daarom de problemen van eiseres in Somalië niet op geloofwaardigheid. [1] Ten aanzien van de problemen van eiseres in Kenia stelt de minister zich op het standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij door bandieten ontvoerd zal worden, omdat eiseres na het incident niet nogmaals is ontvoerd terwijl zij daarna nog zeven maanden in hetzelfde vluchtelingenkamp in Kenia was. Verder volgt de minister niet dat eiseres gegronde vrees heeft voor vervolging. Dat eiseres uit Kenia komt is op zichzelf onvoldoende om aangemerkt te worden als vluchteling of aan te nemen dat eiseres bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade.
Waar gaat de zaak over
6. Eiseres heeft tijdens de zitting bevestigd dat zij enkel gronden heeft ingediend tegen het standpunt van de minister over de Keniaanse nationaliteit van eiseres. Deze zal de rechtbank hierna beoordelen. Tegen het niet beoordelen van de gestelde problemen van eiseres in Somalië en de problemen in Kenia heeft eiseres geen gronden ingediend en dit zal de rechtbank daarom niet beoordelen.
Mocht de minister uitgaan van de Keniaanse nationaliteit?
7. Eiseres voert aan dat de minister in strijd met de samenwerkingsverplichting heeft gehandeld. Hierbij verwijst eiseres naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 14 maart 2024. [2] De minister heeft namelijk nagelaten haar originele UNHCR-documenten te verifiëren bij de UNHCR. Deze documenten zijn inmiddels naar Bureau Documenten gestuurd om ze op echtheid te laten onderzoeken. Eiseres heeft met deze documenten een begin van bewijs geleverd dat zij de Somalische nationaliteit heeft en niet de Keniaanse. Eiseres meent dat de minister, gelet op het stappenplan dat is omschreven in de bovengenoemde uitspraak, het besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. Eiseres heeft conform het stappenplan de Keniaanse ambassade op 29 november 2024 verzocht zich aan de hand van haar paspoort uit te spreken over de nationaliteit van eiseres en/of de eventuele frauduleuze wijze van verkrijging van het Keniaanse paspoort. Hierop heeft zij gerappelleerd op 9 december 2024, 27 december 2024 en 27 januari 2025. De gemachtigde van eiseres heeft op 5 februari 2025 gebeld naar de ambassade en naar aanleiding van dat gesprek heeft gemachtigde een e-mail verzonden naar een nieuw e-mailadres. Op 19 februari 2025 is vervolgens weer gerappelleerd en op 21 februari 2025 heeft de Keniaanse ambassade de ontvangst van de e-mail bevestigd en aangegeven dat de e-mail is doorgestuurd. Vervolgens is op 24 februari 2025 nogmaals bevestigd dat de e-mail is ontvangen en dat de documenten zijn doorgestuurd naar de Keniaanse autoriteiten. Op grond van de Afdelingsuitspraak dient de minister nu volgens eiseres zelf actie te ondernemen richting de Keniaanse ambassade. Daarnaast betoogt eiseres dat de minister haar zaak had moeten behandelen in de verlengde asielprocedure om deze documenten te onderzoeken.
7.1.
De minister stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat in geval van eiseres nog geen sprake is van een oprechte inspanning en dat daarmee niet wordt voldaan aan het criterium van ‘stap 1’ van de Afdelingsuitspraak van 14 maart 2024. [3] Volgens de minister heeft eiseres niet alles gedaan waartoe zij redelijkerwijs in staat was om in lijn met de Afdelingsuitspraak aannemelijk te maken dat haar Keniaanse paspoort op frauduleuze wijze is verkregen. Het ligt op de weg van eiseres om een verklaring te verkrijgen van de Keniaanse autoriteiten waaruit blijkt of de Keniaanse autoriteiten het betreffende paspoort aanmerken als rechtsgeldig afgegeven en of zij eiseres als hun onderdaan beschouwen. Volgens de minister heeft eiseres het contact met de Keniaanse autoriteiten niet op enige wijze persoonlijk gemaakt. Dit kan eiseres doen door bijvoorbeeld het verzenden van een aangetekende brief of een bezoek aan de ambassade door haarzelf of iemand die namens haar gemachtigd is. Dat eiseres in grensdetentie zit maakt dat niet anders nu eiseres ook een gemachtigde heeft. Verder wijst de minister erop dat het tijdsverloop sinds de reactie van de Keniaanse autoriteiten niet dusdanig is dat geen reactie meer hoeft te worden verwacht. Het is volgens de minister niet gebleken dat eiseres heeft gerappelleerd naar aanleiding van de reactie van de Keniaanse autoriteiten. Dit had wel van haar verwacht mogen worden. Ten aanzien van de overgelegde UNHCR-documenten wijst de minister erop dat uit de verklaring van Bureau Documenten van 5 februari 2025 volgt dat geen uitspraak kan worden gedaan over de echtheid van de documenten, vanwege het ontbreken van voldoende betrouwbaar vergelijkingsmateriaal.
7.2.
Bij de beoordeling van persoonsgegevens en de nationaliteit van een vreemdeling, mag de minister in beginsel uitgaan van de gegevens zoals vermeld in een authentiek bevonden paspoort. Als een vreemdeling stelt dat dat paspoort, of bepaalde daarin vermelde gegevens, toch buiten beschouwing moeten worden gelaten, moet hij aannemelijk maken dat dat paspoort op frauduleuze wijze is verkregen. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 14 maart 2024 [4] uitgewerkt wat van een vreemdeling mag worden verwacht om aannemelijk te maken dat een echt bevonden paspoort op frauduleuze wijze is verkregen en wanneer de minister nader onderzoek moet doen.
7.2.1.
Daaruit volgt dat de eerste stap is dat een vreemdeling alles doet waar hij redelijkerwijs toe in staat is om van de autoriteiten van het land dat het paspoort heeft afgegeven, een verklaring te verkrijgen waaruit blijkt of zij het betreffende paspoort aanmerken als rechtsgeldig afgegeven en/of de vreemdeling als hun onderdaan beschouwen. Dit kan een vreemdeling vanuit Nederland bijvoorbeeld doen door contact op te nemen met de diplomatieke vertegenwoordiging van het land dat het paspoort heeft afgegeven. Hierbij mag van een vreemdeling worden verwacht dat hij de wijze waarop hij dat contact heeft gelegd, en de reactie van de autoriteiten, zo veel mogelijk schriftelijk vastlegt. Ook mag worden verwacht dat de vreemdeling contact zoekt in een voor het land dat het paspoort heeft afgegeven gangbare taal, de door de betreffende autoriteiten voorgeschreven procedures volgt, de gevraagde informatie verstrekt en zo nodig rappelleert. Als een vreemdeling onvoldoende moeite heeft gedaan om een verklaring, als hiervoor bedoeld, van de autoriteiten te verkrijgen, mag de minister ervan uitgaan dat de vreemdeling de nationaliteit heeft die op het paspoort is vermeld.
7.2.2.
Als een vreemdeling een oprechte inspanning heeft geleverd om een verklaring te krijgen van de autoriteiten over de verkrijging van zijn paspoort en/of zijn nationaliteit, maar daar desondanks niet in is geslaagd, moet de minister in actie komen (stap twee). Het is dan aan de minister om die autoriteiten te benaderen. De reactie die de minister krijgt van de autoriteiten, bepaalt hoe hij de aanvraag verder moet beoordelen.
7.2.3.
De rechtbank stelt vast dat eiseres de Keniaanse ambassade meerdere malen heeft benaderd over de nationaliteit van eiseres en over het eventueel op frauduleuze wijze verkregen paspoort. Het eerste contact vond plaats voorafgaand aan het nemen van het besluit. Eiseres heeft op 29 november 2024 per e-mail contact opgenomen met de diplomatieke vertegenwoordiging van Kenia. Na het bestreden besluit heeft eiseres meerdere malen de Keniaanse ambassade benaderd. Eiseres heeft op 9 december 2024, 27 december 2024, en 27 januari 2025 gerappelleerd. Eiseres heeft het contact met de Keniaanse ambassade en de reactie schriftelijk aan de rechtbank overgelegd. Zo blijkt uit de overgelegde mailwisseling van 5 februari 2025 dat de gemachtigde van eiseres heeft gebeld naar de ambassade en dat hij naar aanleiding van het gesprek op 5 februari 2025 een e-mail heeft verzonden naar een nieuw e-mailadres. Op 19 februari 2025 is vervolgens weer gerappelleerd en op 21 februari 2025 heeft de Keniaanse ambassade de ontvangst van de e-mail bevestigd en aangegeven dat de mail is doorgestuurd. Vervolgens is op 24 februari 2025 nogmaals bevestigd dat de e-mail is ontvangen en dat de documenten zijn doorgestuurd naar de Keniaanse autoriteiten. Gemachtigde heeft op 19 maart 2025 nog mailcontact gehad met de Keniaanse ambassade die op 24 maart 2025 aangeeft nog geen reactie te hebben ontvangen. Verder heeft eiseres van meet af aan verklaard dat zij het paspoort frauduleus heeft verkregen. Bovendien zit eiseres in grensdetentie. Zij is daarom afhankelijk van een advocaat en is niet in staat om op elk moment contact te zoeken met de ambassade. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiseres een oprechte inspanning heeft geleverd om in contact te komen met de Keniaanse autoriteiten. Het standpunt van de minister dat eiseres het contact met de ambassade persoonlijk had moeten maken met behulp van een aangetekende brief volgt de rechtbank – mede doordat eiseres in grensdetentie zit en volledig afhankelijk is van haar advocaat – dan ook niet. De minister heeft onvoldoende rekening gehouden met de door eiseres verrichte inspanningen. Uit het voorgaande volgt dat de minister niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiseres niet alles heeft gedaan wat redelijkerwijs mogelijk was om van de Keniaanse autoriteiten een verklaring te verkrijgen waaruit blijkt of zij het betreffende paspoort aanmerken als rechtsgeldig afgegeven en/of de vreemdeling als hun onderdaan beschouwen. De beroepsgrond slaagt. Omdat de beroepsgrond slaagt behoeven de overige beroepsgronden tegen het standpunt van de minister over de Keniaanse nationaliteit van eiseres geen bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

8. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Het bestreden besluit is gezien hetgeen is overwogen onder 7.2.3 niet deugdelijk gemotiveerd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Dat betekent dat de minister opnieuw op de aanvraag dient te beslissen. De minister moet daarbij alles wat in beroep is aangevoerd en overgelegd tegen het vernietigde besluit betrekken. De minister dient eerst onderzoek te doen naar de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres. Voor het nemen van een nieuw besluit stelt de rechtbank een termijn van acht weken vanaf verzending van deze uitspraak. Wanneer de minister besluit om eiseres uit te nodigen voor een aanvullend gehoor dient binnen twaalf weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit te worden genomen.
8.1.
Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding om de minister te veroordelen in de proceskosten van eiseres in de beroepsprocedure. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-. De gemachtigde van eiseres heeft een beroepschrift ingediend en is verschenen op de zitting. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 1 december 2024;
  • draagt de minister op om binnen acht weken, of als een aanvullend gehoor wordt gehouden binnen twaalf weken, een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Harten, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 4.1, lid 5 jo. lid 6 van paragraaf C1 van de Vreemdelingencirculaire.
2.ABRvS 14 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1071.
3.ABRvS 14 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1071.
4.ABRvS 14 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1071.