In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 20 maart 2025 en is eerder getoetst in een uitspraak van 4 april 2025. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 10 april 2025 is opgeheven, omdat eiser in strafrechtelijke detentie is geplaatst. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 30 april 2025 gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting wordt behandeld.
De rechtbank beperkt de beoordeling tot de vraag of eiser recht heeft op schadevergoeding, nu de maatregel van bewaring onrechtmatig is voortgeduurd. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring vanaf 10 april 2025 onrechtmatig was, omdat verweerder niet tijdig de maatregel heeft omgezet naar een andere grondslag. Eiser had rechtmatig verblijf in afwachting van de beslissing op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning, die op 7 april 2025 is afgewezen. Verweerder had de maatregel uiterlijk op 9 april 2025 moeten omzetten, wat niet is gebeurd.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en kent eiser een schadevergoeding toe van € 100,- voor de onrechtmatige vrijheidsontneming gedurende één dag. Daarnaast veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 907,-. De uitspraak is gedaan door mr. S.N. Abdoelkadir en is openbaar gemaakt op 14 mei 2025.