ECLI:NL:RBDHA:2025:8507

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
NL25.10838
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Belarussische nationaliteit op grond van kennelijke ongegrondheid en procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Belarussische nationaliteit. De eiser had op 28 januari 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, na deelname aan een demonstratie in 2021 tegen de presidentsverkiezingen in Belarus. De aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd van de risico's die hij bij terugkeer naar Belarus zou lopen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 25 april 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de verweerder aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende had aangetoond dat hij in de negatieve belangstelling van de Belarussische autoriteiten staat en dat zijn verklaringen over de gevolgen van zijn deelname aan de demonstratie niet geloofwaardig waren. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht was afgewezen en dat het beroep ongegrond was. De eiser kreeg geen proceskostenvergoeding toegewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en de eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.10838

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. P. Scholtes),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. C. van der Zijde).

Procesverloop

1. Eiser heeft op 28 januari 2025 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Hij stelt van Belarussische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1981. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 7 januari 2025 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 25 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Hij heeft in 2021 aan een demonstratie deelgenomen tegen het verloop van de presidentsverkiezingen in 2020. Hij is daarbij gearresteerd en na een maand detentie vrijgelaten. Hij kreeg een geldboete opgelegd waardoor hij zijn huis moest verkopen. Eiser vreest bij terugkeer wederom te worden opgepakt omdat politieagenten hem zouden hebben verteld dat hij bij terugkeer opnieuw zou worden opgesloten.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Problemen wegens deelname aan een demonstratie in 2021.
Verweerder stelt zich hierover op het standpunt dat eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn. De problemen wegens deelname aan een demonstratie in 2021 zijn volgens verweerder ongeloofwaardig omdat in dat verband niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b, c en d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Het geloofwaardig geachte element levert volgens verweerder geen asielgrond op als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw. Hieraan legt verweerder ten grondslag dat eiser geen documenten heeft overgelegd terwijl dit wel van hem verwacht kan worden. Eiser heeft immers verklaard over een arrestatie, veroordeling, geldboete en de verkoop van zijn huis en het ligt in de lijn der verwachtingen dat hier enige documentatie van bestaat. Eisers verklaringen zijn verder vaag en ongerijmd, aldus verweerder. De door eiser overgelegde landeninformatie ziet verder niet op eiser zelf en daaruit kan niet worden afgeleid dat eiser, alleen omdat hij uit Belarus komt, gevaar loopt bij terugkeer. Omdat eiser niet zo snel als mogelijk asiel heeft aangevraagd, wordt zijn aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, onder h, van de Vw.
Beroepsgronden
4. Eiser voert aan dat hij bij terugkeer risico loopt om te worden vervolgd door de Belarussische autoriteiten. Hierbij verwijst hij naar landeninformatie van VluchtelingenWerk Nederland waaruit volgt dat personen die vluchten uit Belarus en die vervolgens terugkeren vanuit het westen naar Belarus gearresteerd worden aan de grens en vaak worden gedetineerd. Nu eiser in 2021 aan een demonstratie heeft deelgenomen en daarna is vertrokken loopt hij het risico om bij terugkeer te worden vervolgd.
Het oordeel van de rechtbank
Procesbelang
5. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft. Verweerder heeft namelijk op 22 april 2025 een ‘klantcontactnotitie’ van 27 maart 2025 aan het dossier toegevoegd. Hierin staat dat eiser zijn asielaanvraag wil intrekken en wenst terug te keren naar Belarus.
5.1.
De rechtbank acht de bewijswaarde van het door verweerder ingediende stuk te gering om tot de (verstrekkende) conclusie te komen dat eiser niet langer prijs stelt op internationale bescherming in Nederland. De ‘klantcontactnotitie’ is namelijk niet ondertekend door eiser en is ook geen op ambtseed opgemaakt proces-verbaal. Verweerder heeft verder ter zitting geen informatie kunnen verschaffen over of eiser inmiddels vrijwillig is teruggekeerd. De rechtbank zal het beroep daarom inhoudelijk behandelen.
Verwijzing naar zienswijze
6. De rechtbank overweegt dat de algemene stelling van eisers in beroep dat de zienswijze als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, onvoldoende is om te kunnen aanmerken als een beroepsgrond waar de rechtbank over moet beslissen. De minister is in de besluiten ingegaan op de zienswijze van eiser. De rechtbank zal daarom de stellingen in de zienswijze, waarvan eiser in beroep niet concreet heeft aangegeven waarom de reactie van de minister daarop volgens hem niet juist of niet toereikend is, niet bespreken.
Risico op vervolging of ernstige schade bij terugkeer
7. De rechtbank stelt vast dat eiser geen beroepsgronden heeft gericht tegen de tegenwerpingen van verweerder over de ongeloofwaardig geachte problemen die eiser heeft ondervonden naar aanleiding van zijn (geloofwaardig geachte) deelname aan een demonstratie in 2021. De beroepsgrond ziet uitsluitend op de conclusie van verweerder dat eiser geen reëel risico op vervolging of ernstige schade loopt bij terugkeer naar Belarus.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiser geen reëel risico op vervolging dan wel ernstige schade loopt bij terugkeer naar Belarus. Hiertoe is ten eerste van belang dat de problemen als gevolg van zijn deelname aan het protest in 2021 niet geloofwaardig zijn geacht door verweerder. Eiser heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat hij desondanks bij de Belarussische autoriteiten in de negatieve belangstelling staat. De enkele verwijzing van eiser naar algemene bronnen waaruit volgt dat Belarussen die wél in de negatieve aandacht staan kunnen worden geconfronteerd met mensenrechtenschendingen bij terugkeer is onvoldoende voor een ander oordeel. In de door eiser aangehaalde bronnen wordt namelijk gesproken over dissidenten, mensen in ballingschap en mensenrechtenactivisten. Eiser heeft niet onderbouwd waarom hij tot die groep moet worden gerekend terwijl dit wel van hem mag worden verwacht. Verweerder heeft in het bestreden besluit voldoende toegelicht dat eiser in elk geval geen verklaringen heeft afgelegd waaruit dit blijkt en ook in beroep heeft eiser dit punt niet nader toegelicht.
7.2.
De enkele deelname aan een demonstratie in 2021, zonder dat bekend is of de autoriteiten hiervan op de hoogte zijn, tezamen met het vertrek van eiser uit Belarus naar Nederland is onvoldoende om te concluderen dat eiser bij terugkeer naar Belarus reëel risico loopt op vervolging of ernstige schade in de zin van artikel 3 EVRM. Uit de landeninformatie volgt immers niet dat alle uit het westen terugkerende Belarussen in de negatieve aandacht staan van de autoriteiten. Het lag dus op de weg van eiser om op basis van zijn individuele omstandigheden aannemelijk te maken dat hij, ondanks dat hij niet als dissident kan worden aangemerkt, gevaar zal lopen bij terugkeer. Eiser heeft dit niet gedaan en heeft volstaan met algemene verwijzingen naar en citaten uit het landenrapport van VluchtelingenWerk Nederland. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

8. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechter, in aanwezigheid van mr. L.D. Osborne, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.