In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 15 mei 2025 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van een minderjarige, geboren in 2010, die via een informele rechtsingang heeft gevraagd om bij haar tante te mogen wonen in plaats van bij haar moeder. De ouders van de minderjarige, die van 20 augustus 2008 tot 20 april 2023 gehuwd zijn geweest, hebben gezamenlijk gezag over haar. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder e-mailberichten van de tante en de advocaat van de moeder, en heeft de minderjarige gehoord in een gesprek met de kinderrechter. De minderjarige heeft aangegeven dat zij zich niet prettig voelt bij haar moeder en haar nieuwe partner, en dat zij depressieve klachten ervaart. De moeder verzet zich tegen het verzoek van de minderjarige en stelt dat er sprake is van ouderverstoting. De vader steunt het verzoek van de minderjarige en verzet zich niet tegen het benoemen van een bijzondere curator of het gelasten van een raadsonderzoek. De rechtbank heeft ernstige zorgen over de gezondheidssituatie van de minderjarige en heeft besloten om een bijzondere curator te benoemen, mw. mr. I.G.M. van Gorkum, om de minderjarige te vertegenwoordigen. Tevens is er een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming gelast om de situatie van de minderjarige te onderzoeken en te rapporteren. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot een pro forma datum op 1 december 2025, waarbij verdere beslissingen over de zorgregeling en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige zullen worden genomen.