ECLI:NL:RBDHA:2025:8521

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
C/09/682633 KG ZA 25-261
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot overdracht van handelsnaam en bedrijfsinventaris in kort geding

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht en verbintenissenrecht, heeft de heer [de heer] een kort geding aangespannen tegen mevrouw [de heer] met betrekking tot een mondelinge koopovereenkomst voor de overname van een massagesalon. De partijen hebben in oktober 2024 een overeenkomst gesloten waarbij de heer [de heer] de massagesalon [bedrijfsnaam 2] zou overnemen. De koopprijs van € 13.600,- is in drie termijnen contant betaald. Na de overeenkomst ontstonden er echter geschillen over de uitvoering ervan, waarbij de heer [de heer] stelt dat mevrouw [de heer] haar verplichtingen niet nakomt door de overdracht van de website, domeinnaam en andere bedrijfsmiddelen te weigeren. Mevrouw [de heer] betwist de inhoud van de overeenkomst en stelt dat de heer [de heer] misbruik maakt van procesrecht door zijn vorderingen in te stellen zonder bewijs van de overeenkomst. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is om te concluderen wie van partijen gelijk heeft, en heeft de vorderingen van de heer [de heer] afgewezen. In reconventie heeft mevrouw [de heer] verzocht om vergoeding van haar proceskosten, maar ook deze vordering is afgewezen. De heer [de heer] is veroordeeld in de proceskosten van mevrouw [de heer].

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel-voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/682633/ KG ZA 25-261
Vonnis in kort geding van 29 april 2025
in de zaak van
[de heer]te [woonplaats 1]
eiser in conventie,
gedaagde in reconventie,
advocaat mr. T.Y. Tsang te Den Haag,
tegen:
[de mevrouw] ,te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. S.C. Blonk te Amsterdam.
Eiser in conventie, gedaagde in reconventie wordt in het navolgende aangeduid als ‘de [de heer] ’ en gedaagde in conventie, eiseres in reconventie als ‘ [de mevrouw] ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties 1 tot en met 13;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie van mevrouw [de heer] , met producties 1 tot en met 7;
- de aanvullende producties 1, 2, 4 tot en met 6, 8, 9 en 11 van de heer [de heer] ;
- de op 15 april 2025 gehouden mondelinge behandeling, waarbij de advocaten van partijen de zaak aan de hand van pleitnota’s hebben toegelicht.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
De heer [de heer] drijft onder de naam [bedrijfsnaam 1] een praktijk voor chiropractie in het centrum van [vestigingsplaats 1] ( [wijk] ). Hij is BIG-gecertificeerd en is een zogeheten gecontracteerde zorgverlener. Behandelingen chiropractie door de heer [de heer] kunnen dus in aanmerking komen voor vergoeding door de zorgverzekeraar.
2.2.
Mevrouw [de heer] dreef tot voor kort twee massagesalons onder de naam ‘ [bedrijfsnaam 2] ’, één in [vestigingsplaats 2] en één in [stadsgedeelte] . Zij heeft voor haar salons een website laten bouwen en maakt gebruik van een online reserveringssysteem en een online betalingssysteem.
2.3.
Partijen hebben omstreeks 3 oktober 2024 mondeling een koopovereenkomst gesloten ter zake de overname van de massagesalon [bedrijfsnaam 2] te [stadsgedeelte] per november 2024 door de heer [de heer] . De hiermee gemoeide koopprijs bedroeg € 13.600,-, welk bedrag in drie termijnen contant is betaald aan mevrouw [de heer] .
2.4.
Mevrouw [de heer] heeft haar massagesalon in [vestigingsplaats 2] voortgezet.
2.5.
Beide partijen voerden sindsdien de handelsnaam ‘ [bedrijfsnaam 2] ’ en maakten gebruik van het online reserveringssysteem, de website en het online betalingssysteem van [bedrijfsnaam 2] . Hierdoor is het voorgekomen dat klanten afspraken maakten voor behandeling in [vestigingsplaats 2] door mevrouw [de heer] maar in [stadsgedeelte] bij de heer [de heer] op de stoep stonden, en dat mevrouw [de heer] betalingen ontving van klanten die in [stadsgedeelte] waren behandeld.
2.6.
Mevrouw [de heer] heeft de heer [de heer] op 19 februari 2025 verzocht de naam en het logo van [bedrijfsnaam 2] niet langer te gebruiken. Per 1 maart 2025 heeft zij het webportaal van [bedrijfsnaam 2] , dat door haar wordt beheerd, gesloten.
2.7.
De heer [de heer] heeft daardoor geen toegang (meer) tot het reserveringssysteem, de website en het betalingssysteem van [bedrijfsnaam 2] . Hierdoor is exploitatie van zijn vestiging in [stadsgedeelte] momenteel niet goed mogelijk.

3.Het geschil

In conventie:
3.1.
De heer [de heer] vordert, na vermindering van eis ter zitting (zie 3.2), dat de voorzieningenrechter, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1) mevrouw [de heer] veroordeelt om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis volledig
uitvoering te geven aan de koopovereenkomst van 3 oktober 2024, waaronder begrepen:
a. de overdracht van de website, domeinnaam, reserveringssysteem, betaalsysteem, klantgegevens en e-mailaccounts;
b. de overdracht van de handelsnaam " [bedrijfsnaam 2] " en de zakelijke bankrekening;
c. de volledige feitelijke en juridische overdracht van alle bedrijfsinventaris en - middelen;
2) mevrouw [de heer] verbiedt om nog langer, direct of indirect of indirect, gebruik te maken van de handelsnaam " [bedrijfsnaam 2] " of daarvan afgeleide aanduidingen, zulks op straffe
van een dwangsom,
een en ander met veroordeling van mevrouw [de heer] in de proceskosten.
3.2.
De (advocaat van de) heer [de heer] heeft ter zitting de subsidiaire vordering, een verklaring voor recht dat de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden is, met veroordeling van mevrouw [de heer] tot terugbetaling van de koopprijs en betaling van aanvullende schadevergoeding, deels nader op te maken bij staat, ingetrokken.
3.3.
Aan zijn vorderingen legt de heer [de heer] - samengevat – het volgende ten grondslag. Mevrouw [de heer] komt haar verplichtingen uit hoofde van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst niet na. Zij heeft nagelaten de domeinnaam en website [website] , de online reserveringsomgeving (Treatwell) en het betaalsysteem (Salonized) aan hem over te dragen en heeft hem ook geen toegang tot het klantenbestand en marketinggegevens gegeven. Hierdoor loopt hij zowel klanten als betalingen mis en lijdt hij schade, die bovendien oploopt.
3.4.
Mevrouw [de heer] voert verweer.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In reconventie:
3.6.
Mevrouw [de heer] vordert dat de voorzieningenrechter de heer [de heer] veroordeelt tot betaling van de volledige proceskosten van mevrouw [de heer] , die zij begroot op € 10.000,-.
Aan deze vordering legt zij ten grondslag dat de heer [de heer] misbruik maakt van procesrecht omdat hij nakoming vordert van een koopovereenkomst terwijl enig bewijs van de
(schriftelijke) totstandkoming daarvan ontbreekt. Bovendien wist de heer [de heer] dat hij nooit de website van mevrouw [de heer] heeft gekocht. De heer [de heer] heeft aldus de feiten niet volledig en naar waarheid aangevoerd en daarmee in strijd met artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gehandeld. Zijn vordering tot nakoming is dan ook gebaseerd op feiten waarvan hij de onjuistheid kende of behoorde te kennen, en hij had daarom op voorhand moeten begrijpen dat deze geen kans van slagen had. Ook de -ter zitting ingetrokken- subsidiaire vordering betrof een evident kansloze vordering. Daarnaast vermoedt mevrouw [de heer] dat de door de heer [de heer] overgelegde documenten niet daadwerkelijk door een beëdigde vertaler zijn vertaald. Het ten onrechte aangeven dat een vertaling door een beëdigd vertaler is gemaakt, terwijl dit niet het geval is, moet als onrechtmatig handelen worden gekwalificeerd en in ieder geval als misbruik van procesrecht, aldus mevrouw [de heer] .
3.7.
De heer [de heer] voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie:
4.1.
Voor toewijzing van vorderingen in kort geding is, naast een spoedeisend belang, vereist dat voldoende aannemelijk is dat die vorderingen in een eventuele bodemprocedure zullen worden toegewezen.
4.2.
Vaststaat dat partijen een mondelinge verkoopovereenkomst hebben gesloten. Partijen verschillen erover van mening of mevrouw [de heer] de daaruit voortvloeiende verplichtingen is nagekomen.
4.3.
De heer [de heer] heeft een (vertaling van een) schriftelijke weergave van de volgens hem gemaakte afspraken overgelegd, getiteld “ [bedrijfsnaam 2] [stadsgedeelte] Winkelverkoopcontract”, waarin onder meer staat dat “alle faciliteiten en artikelen in de winkel, website, webpagina-inhoud, bankrekening, online reserveringssysteem, online afrekensysteem, winkelnaam en alle gereedschapsaccesoires en materialen die betrokken zijn bij de bedrijfsvoering” door mevrouw [de heer] aan hem worden overgedragen. Verder wijst hij op We-chat gesprekken waarin mevrouw [de heer] volgens hem heeft bevestigd dat de winkel en systemen zullen worden overgedragen, en heeft toegezegd het reserveringssysteem en alle apparatuur te zullen overdragen.
4.4.
Mevrouw [de heer] wijst erop dat het door de heer [de heer] overgelegde document “ [bedrijfsnaam 2] [stadsgedeelte] Winkelverkoopcontract” door geen van partijen is ondertekend. Zij heeft dit document pas in deze procedure gezien en betwist de inhoud daarvan. Volgens haar zijn partijen alleen de verkoop en overdracht van de salon met inventaris overeengekomen en heeft zij gedaan waartoe zij gehouden was. Zij wijst erop dat zij eerst twee salons had en haar vestiging in [vestigingsplaats 2] heeft voortgezet en daarom haar handelsnaam ‘ [bedrijfsnaam 2] ’, haar website en reserveringssysteem nodig heeft voor eigen gebruik.
Verder heeft zij naar voren gebracht dat de heer [de heer] een praktijk voor chiropractie heeft, en destijds tegenover haar heeft verklaard dat hij zijn praktijk voor chiropractie wilde uitbreiden op de locatie in [stadsgedeelte] . Gebruik van de naam ‘ [bedrijfsnaam 2] ’ is dan ook niet overeengekomen. Omdat de praktijk voor chiropractie van de heer [de heer] is verbonden aan een zorgverzekeraar zou dit ook onlogisch zijn. Massage komt immers niet voor vergoeding door de zorgverzekeraar in aanmerking.
De uitleg van de heer [de heer] van de we-chat gesprekken is volgens mevrouw [de heer] onjuist. Haar toestemming aan de heer [de heer] voor het gebruik van het online boekingssysteem betrof alleen een tijdelijke oplossing gedurende de opstartfase, voor vier maanden.
4.5.
De stellingen van partijen over de inhoud van de door hen gesloten overeenkomst staan vrijwel diametraal tegenover elkaar. Binnen het bestek van dit kort geding kan niet met een voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld wie van partijen gelijk heeft. Bij deze stand van zaken is voorshands onvoldoende aannemelijk dat in een eventuele bodemprocedure
de vordering tot overdracht van onder meer de website, domeinnaam, reserveringssysteem, betaalsysteem, de zakelijke bankrekening, de handelsnaam " [bedrijfsnaam 2] " en dergelijke (vordering 1) zal worden toegewezen. Hetzelfde geldt voor het daarmee samenhangende gevorderde verbod om gebruik te maken van de handelsnaam " [bedrijfsnaam 2] " (vordering 2). De voorzieningenrechter wijst deze vorderingen daarom af.
In reconventie:
4.6.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat van een volledige vergoeding van proceskosten alleen sprake kan zijn in buitengewone omstandigheden, zoals misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen.
4.7.
Van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door een procedure te voeren is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan pas sprake zijn als een eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden [1] .
4.8.
Daaraan is in dit geval niet voldaan. Zoals hiervoor is overwogen, is in dit kort geding niet vast te stellen wie van partijen gelijk heeft ten aanzien van de inhoud van de mondelinge overeenkomst. Van een evident ongegronde vordering is dan ook geen sprake.
De omstandigheid dat de overeenkomst mondeling tot stand is gekomen en er geen ondertekende schriftelijke overeenkomst is, maakt dit niet anders. Wat mevrouw [de heer] voor het overige heeft aangevoerd slaagt evenmin. Ten aanzien van de overgelegde vertalingen is ter zitting verklaard dat de overgelegde vertalingen wel door een beëdigd vertaalster zijn vertaald, met vermelding van haar Wbtv-nummer. Aangezien dit niet is betwist, neemt de voorzieningenrechter dit als vaststaand aan.
De voorzieningenrechter is gelet op het vorenstaande van oordeel dat van misbruik van procesrecht door de heer [de heer] geen sprake is. Hieruit volgt dat mevrouw [de heer] geen aanspraak heeft op vergoeding van haar volledige proceskosten, maar op een vergoeding aan de hand van het toepasselijke liquidatietarief.
Proceskosten
In conventie:
4.9.
Aangezien de heer [de heer] in het ongelijk is gesteld in conventie zal hij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van mevrouw [de heer] , conform het toepasselijke liquidatietarief. Deze worden begroot op:
- griffierecht
1.374,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.659,00
In reconventie
4.10.
In reconventie is mevrouw [de heer] in het ongelijk gesteld en zij zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten van de heer [de heer] . Deze worden gesteld op nihil, aangezien de reconventionele vordering voortvloeit uit de conventionele vordering en in het kader van verweer daartegen geen noemenswaardige extra werkzaamheden zijn verricht.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
In conventie:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt de heer [de heer] in de proceskosten, aan de zijde van mevrouw [de heer] tot op heden begroot op € 2.659,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, en te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als de heer [de heer] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
verklaart de veroordeling onder 5.2 uitvoerbaar bij voorraad.
In reconventie:
5.4.
wijst het gevorderde af;
5.5.
veroordeelt mevrouw [de heer] in de kosten van het geding, welke aan de zijde van de heer [de heer] worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.F. Hesselink en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025.
SH

Voetnoten

1.. Hoge Raad 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3516 en Hoge Raad 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828.