ECLI:NL:RBDHA:2025:8533

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
C/09/656564 / FA RK 23-8115
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en verdeling van de huwelijksgemeenschap met betrekking tot minderjarige kinderen en eigendommen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2025 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die in 2016 zijn gehuwd en samen een minderjarig kind hebben. De man heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken en om de hoofdverblijfplaats van het kind bij hem te bepalen, evenals een zorgregeling. De vrouw heeft verweer gevoerd en zelfstandig de echtscheiding verzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. De rechtbank heeft geoordeeld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken.

Daarnaast heeft de rechtbank de hoofdverblijfplaats van het kind bij de man bepaald, gezien de feitelijke situatie waarin het kind al bij de man verbleef. De rechtbank heeft ook een zorgregeling vastgesteld waarbij het kind om en om een week bij beide ouders verblijft. Wat betreft de verdeling van de huwelijksgemeenschap, heeft de rechtbank geoordeeld dat er een algehele gemeenschap van goederen bestaat en dat de partijen op 29 mei 2023 een overeenkomst hebben gesloten over de verdeling van hun bezittingen. De rechtbank heeft de waarde van de echtelijke woning en andere bezittingen beoordeeld en vastgesteld dat de vrouw niet benadeeld is voor meer dan een vierde van haar aandeel. De rechtbank heeft de verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld en de man de echtelijke woning toegewezen, terwijl de vrouw de opbrengst van het appartement op de Krim en andere bezittingen heeft gekregen. De proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummers: FA RK 23-8115 (echtscheiding) / FA RK 24-2387 (verdeling)
Zaaknummers: C/09/656564 (echtscheiding) / C/09/664066 (verdeling)
Datum beschikking: 6 mei 2025

Scheiding

Beschikking op het op 27 oktober 2023 ingekomen verzoek van:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. H.M.A. over de Linden te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. G.O. Perquin te Zoetermeer.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift van de zijde van de man, ingekomen op 27 oktober 2023;
  • de brief van 30 oktober 2023, met bijlage, van de zijde van de man;
  • de brief van 10 november 2023, met bijlagen, van de zijde van de man;
  • het verweerschrift met zelfstandige verzoeken van de zijde van de vrouw, ingekomen op 24 januari 2024;
  • het verweerschrift tegen de zelfstandige verzoeken van de zijde van de man, ingekomen op 23 februari 2024;
  • het bericht van 5 maart 2024 van de zijde van de man;
  • het bericht van 6 maart 2024 van de zijde van de vrouw;
  • het bericht van 28 maart 2024 van de zijde van de man;
  • de brief van 28 maart 2024 van de zijde van de vrouw;
  • het bericht van 24 maart 2025, met bijlagen, van de zijde van de man;
  • het bericht van 27 maart 2025, met bijlagen, van de zijde van de man.
Op 31 maart 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk Russisch (mevrouw
E. Batalova), alsmede de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en een tolk Russisch (mevrouw N. Epstein). Van de zijde van de vrouw is een pleitnotitie overgelegd en voorgedragen.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd op [dag] 2016 te [plaats 1] .
- Zij zijn de ouders van het volgende minderjarige kind:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2018 te [geboorteplaats] .
- De ouders oefenen gezamenlijk het gezag over [minderjarige] uit.
- De man heeft de Letse nationaliteit en de vrouw heeft de Oekraïense en de Russische nationaliteit.

Verzoek en verweer

De man verzoekt de echtscheiding tussen partijen uit te spreken en:
  • de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de man te bepalen;
  • een zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] bij toerbeurt een week bij de man zal verblijven en een week bij de vrouw;
  • te bepalen dat partijen elk bij helfte zullen bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] ;
  • te bepalen dat partijen over een weer niet gehouden zullen zijn tot het betalen van alimentatie;
  • de echtelijke woning te ( [postcode] ) [plaats 2] , [adres 1] , toe te delen aan de man, waarbij geldt dat de man de vrouw zal ontheffen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de betaling van de hypotheek;
  • te bepalen dat indien de vrouw niet onvoorwaardelijk wenst mee te werken aan toedeling aan de man van haar aandeel in de echtelijke woning, dat de uitspraak van de rechtbank dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van degene die tot de rechtshandeling gehouden is, een en ander conform artikel 3:300 van het Burgerlijk wetboek;
  • te bepalen dat de vrouw uitvoering dient te geven aan de overeenkomst die partijen hebben getekend op 29 mei 2023, waarin is overeengekomen dat de vrouw het appartement op de Krim gelegen aan de [adres 2] , in [plaats 3] (Oekraïne), kadastraal bekend [nummer] , krijgt toebedeeld en daarmee de te verdelen overwaarde op de echtelijke woning heeft plaatsgevonden;
  • te bepalen dat de overeenkomst met betrekking tot het appartement op de Krim niet meer valt open te breken, noch dat de vrouw zich kan beroepen op een wilsgebrek, overmacht, nietigheid of welk juridisch argument dan ook, aangezien de man reeds uitvoering heeft gegeven aan de overeenkomst, de schenking een feit is en de man gezien de huidige omstandigheden op de Krim niet in staat is het appartement te verkopen, althans dat de rechtbank in goede justitie een regeling bepaalt die erop neerkomt dat de man heeft voldaan aan zijn verplichtingen en de vrouw daarom niets meer van de man heeft te vorderen uit hoofde van verdeling van de huwelijkse gemeenschap van goederen,
een en ander kosten rechtens.
De vrouw voert – onder referte ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding en het verzoek aangaande de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] – verweer, welk verweer hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de vrouw zelfstandig de echtscheiding tussen partijen uit te spreken en:
  • een zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] bij de vrouw zal verblijven in de even weken van zondagavond tot zondagavond, alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, in onderling overleg tussen partijen te bepalen;
  • te bepalen dat de vrouw jegens de man bevoegd is de bewoning van de aan partijen in eigendom toebehorende echtelijke woning te ( [postcode] ) [plaats 2] , [adres 1] , en het gebruik van de zaken die behoren bij deze woning en tot de inboedel daarvan gedurende zes maanden na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking voort te zetten;
  • de verdeling van de huwelijksgemeenschap vast te stellen conform het voorstel van de vrouw,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert – onder referte ten aanzien van het zelfstandige verzoek tot echtscheiding en zelfstandige verzoek aangaande de zorgregeling – verweer, welk verweer hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

Beoordeling

Echtscheiding
Rechtsmacht
Nu beide echtgenoten hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, komt de Nederlandse rechter met betrekking tot de verzoeken tot echtscheiding rechtsmacht toe.
Ouderschapsplan
Door partijen is geen ouderschapsplan overgelegd overeenkomstig artikel 815, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Nu het ouderschapsplan in de wet geformuleerd is als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding waarbij minderjarige kinderen zijn betrokken, heeft de rechtbank de bevoegdheid de verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, zesde lid, Rv).
Naar het oordeel van de rechtbank is uit de overgelegde stukken en het besprokene op de zitting voldoende gebleken dat partijen niet in staat zijn om tot een gezamenlijk opgesteld en ondertekend ouderschapsplan te komen. Gelet hierop zal de rechtbank partijen ontvangen in hun verzoeken tot echtscheiding met nevenvoorzieningen.
Toepasselijk recht
De rechtbank zal krachtens artikel 10:56, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) Nederlands recht op de verzoeken tot echtscheiding toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
De man en de vrouw stellen beiden dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, zodat de daarop steunende, over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding als op de wet gegrond voor toewijzing vatbaar zijn.
Hoofdverblijfplaats [minderjarige]
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek ten aanzien van de hoofdverblijfplaats.
Inhoudelijke beoordeling
De vrouw heeft zich aan het verzoek van de man aangaande de hoofdverblijfplaats gerefereerd. De rechtbank zal de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de man bepalen. De afgelopen tijd heeft [minderjarige] bij de man in de echtelijke woning verbleven en is de vrouw meermaals voor een periode van ongeveer twee maanden in de Krim in Oekraïne/Rusland geweest. Tussendoor komt de vrouw steeds een aantal weken terug naar Nederland om voor [minderjarige] te zorgen. Zij verblijft dan ook in de echtelijke woning. Gesteld noch gebleken is dat deze situatie op korte termijn zal veranderen, zodat de rechtbank aanleiding ziet om aan te sluiten bij de feitelijke situatie.
Zorgregeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op de verzoeken ten aanzien van de zorgregeling.
Inhoudelijke beoordeling
Partijen hebben eerder met elkaar afgesproken dat zij om en om een week voor [minderjarige] zullen zorgen met het wisselmoment op zondagavond en dat de vakanties bij helfte zullen worden verdeeld. Hoewel de overeengekomen zorgregeling op dit moment niet kan worden uitgevoerd omdat de vrouw geen eigen woonruimte heeft in Nederland, staan partijen hier nog wel steeds achter. De rechtbank zal deze regeling met het oog op de toekomst dan ook vastleggen.
Kosten [minderjarige]
De man heeft verzocht te bepalen dat partijen elk bij helfte zullen bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] . De vrouw is het niet eens met dit verzoek.
Zoals hiervoor overwogen, zal de rechtbank de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de man bepalen. Daarmee draagt de man in eerste instantie de verblijfsoverstijgende kosten van [minderjarige] . Als de man had gewild dat de vrouw zou bijdragen in de verblijfsoverstijgende kosten van [minderjarige] , had hij een concreet verzoek tot vaststelling van een kinderalimentatie moeten indienen. Een dergelijk verzoek ligt niet voor. Het verzoek dat de man heeft gedaan is te onbepaald en zal dan ook worden afgewezen.
Partneralimentatie
De man heeft verzocht te bepalen dat partijen over en weer niet gehouden zullen zijn tot het betalen van (naar de rechtbank begrijpt:) partneralimentatie. De vrouw is het niet eens met dit verzoek.
Geen van partijen heeft verzocht een partneralimentatie vast te stellen. Voor zover de man heeft bedoeld te verzoeken dat wordt bepaald dat hij nooit een partneralimentatie aan de vrouw zal hoeven te betalen, zal de rechtbank dit verzoek afwijzen. De rechtbank acht het niet redelijk om dit reeds nu voor de toekomst vast te leggen.
Voortgezet gebruik echtelijke woning
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de echtelijke woning in Nederland is gelegen, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe met betrekking tot het verzoek ter zake het voortgezet gebruik van de echtelijke woning en wordt dit volgens Nederlands internationaal privaatrecht door Nederlands recht beheerst.
Inhoudelijke beoordeling
Zoals hierna zal blijken, zal de echtelijke woning conform de overeenkomst van partijen worden toegedeeld aan de man. De rechtbank begrijpt het verzoek van de vrouw om het voortgezet gebruik van de echtelijke woning aan haar toe te kennen aldus dat zij verzoekt te bepalen dat zij gedurende zes maanden na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking op dezelfde basis als waarop dat nu gebeurt gebruik kan maken van de echtelijke woning. Dit verzoek zal worden toegewezen, in die zin dat de rechtbank zal bepalen dat de man gedurende zes maanden na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking moet gedogen dat de vrouw in de periodes dat zij in Nederland is in de echtelijke woning verblijft en voorts gebruik maakt van de salon op de begane grond, waarbij uitdrukkelijk geldt dat de man de woning niet hoeft te verlaten.
Verdeling huwelijksgemeenschap
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot de verzoeken tot echtscheiding, heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensstelsel van partijen (artikel 5, eerste lid, Verordening huwelijksvermogensstelsels).
Niet gebleken is dat de echtgenoten vóór het huwelijk het op hun huwelijksvermogensregime toepasselijke recht hebben aangewezen.
Krachtens artikel 4, eerste lid, van het Haags Huwelijksvermogensverdrag van 14 maart 1978, Trb. 1988, 130, wordt het huwelijksvermogensregime beheerst door het Nederlandse recht, nu de echtgenoten kennelijk hun eerste gewone verblijfplaats na de huwelijkssluiting hebben gevestigd in Nederland en zich geen van de in artikel 4, tweede lid, van dat verdrag genoemde uitzonderingen voordoet.
Inhoudelijke beoordeling
Nu niet is gesteld of gebleken dat partijen huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt, moet gelet op het bepaalde in de artikelen 1:93 en 1:94 BW (tekst tot
1 januari 2018) worden aangenomen dat tussen hen een algehele gemeenschap van goederen bestaat.
Bij de verdeling van de gemeenschap van goederen moet als uitgangspunt worden genomen dat partijen in gelijke mate delen in de baten van de gemeenschap, terwijl ieder de lasten van de gemeenschap voor de helft moet dragen. Als wettelijke peildatum voor het vaststellen van de omvang van de huwelijksgemeenschap geldt de datum van indiening van het verzoekschrift, zijnde 27 oktober 2023. Als peildatum voor de waardering geldt in het beginsel de datum van feitelijke verdeling.
De rechtbank stelt voorop dat partijen op 29 mei 2023 vooruitlopend op de echtscheiding een schriftelijke overeenkomst zijn aangegaan ter zake onder meer de wijze van verdeling van de bestanddelen van de huwelijksgemeenschap. De overeenkomst luidt, voor zover hier van belang, als volgt (zoals vertaald in het Nederlands):
Recht op eigendom van het bezit:
Echtgenote: appartement [adres] [plaats], republiek Krim, Rusland
Bank uit de kamer [zaal]
De hele inventaris van de salon
BMW X1
Eenmalige 500 e
Echtgenoot: recht op omzetting van de hypotheek op het bezit: [adres] [postcode] [plaats], Nederland
Alle technische appratuur met uitzondering van wat in de lijst van de echtgenote is genoemd
E-Golf
Gehele instrument
Door de vrouw is verder aangevoerd dat de overeenkomst op grond van artikel 1:196 BW vernietigbaar is omdat zij heeft gedwaald omtrent de waarde van de echtelijke woning en (naar de rechtbank begrijpt:) het appartement op de Krim en daardoor bij de verdeling voor meer dan een vierde gedeelte is benadeeld.
Voor een geslaagd beroep op artikel 1:196 BW moet de vrouw aantonen dat zij voor meer dan een vierde is benadeeld. In dat geval wordt zij vermoed omtrent de waarde van een of meer van de te verdelen goederen en schulden te hebben gedwaald. Om te beoordelen of benadeling heeft plaatsgehad, moeten de goederen en schulden van de gemeenschap geschat worden naar hun waarde op het tijdstip van de verdeling. De rechtbank zal daartoe de waarde van de verschillende vermogensbestanddelen beoordelen per de datum van de overeenkomst (29 mei 2023).
De echtelijke woning en de hieraan gekoppelde hypothecaire schuld
Volgens de man zijn partijen bij het sluiten van de overeenkomst uitgegaan van een waarde van de echtelijke woning van € 325.000,-. De vrouw bestrijdt dat de echtelijke woning
€ 325.000,- waard was, maar zij heeft niet aangegeven wat de woning dan wel waard was. De WOZ-waarde van de echtelijke woning bedroeg per 1 januari 2023 € 391.000,-. De vrouw heeft aangevoerd dat de waarde in het economisch verkeer doorgaans hoger is dan de WOZ-waarde.
Door de man is aangevoerd dat bij het bepalen van de waarde van de echtelijke woning rekening moet worden gehouden met het feit dat partijen hadden afgesproken dat de vrouw vanaf juni 2023 nog ten minste voor de duur van een jaar haar salon in de echtelijke woning mocht voortzetten, waardoor de man niet de beschikking zou hebben over de begane grond van de woning. Op de zitting is de rechtbank gebleken dat de vrouw nog steeds haar salon uitoefent op de begane grond van de echtelijke woning. De rechtbank acht het dan ook redelijk om, zoals door de man is bepleit, voor de verdeling van de echtelijke woning uit te gaan van een lagere waarde dan de waarde in het economisch verkeer.
De door de man genoemde waarde van € 325.000,- komt de rechtbank erg laag voor. Mede gelet op het feit van algemene bekendheid dat een koopwoning in 2023 gemiddeld 2,8% goedkoper was dan in 2022 (bron: CBS), zal de rechtbank in redelijkheid uitgaan van een waarde van € 370.000,-.
De hypothecaire schuld bij de ABN AMRO Bank bedroeg volgens de man in oktober 2023 (afgerond) € 300.470,-. Nu de vrouw dat niet heeft weersproken en deze datum vlak bij de peildatum ligt, zal de rechtbank voor de hoogte van de hypothecaire schuld uitgaan van voormeld bedrag.
Gelet op het voorgaande bedraagt de overwaarde op de echtelijke woning € 69.530,-
(€ 370.000,- minus € 300.470,-).
Het appartement op de Krim
Partijen twisten over de waarde van het appartement op de Krim. Volgens de man was het appartement ten tijde van het sluiten van de overeenkomst ten minste € 50.000,- waard. De vrouw heeft op de zitting verklaard dat zij het appartement in januari 2024 heeft verkocht voor € 50.000,-. Door de man is gemotiveerd weersproken dat het appartement op 29 mei 2023 substantieel minder waard was dan € 50.000,-. In dat kader heeft hij er onder meer op gewezen dat op het door de vrouw als productie 7 overgelegde uittreksel uit het Unified State Register of Real Estate niet de actuele waarde van het appartement is vermeld. De rechtbank stelt ambtshalve vast dat het uittreksel geldig is vanaf 27 juni 2011. Daarmee geeft het uittreksel geen richting voor het vaststellen van de reële marktwaarde in 2023. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank de waarde van het appartement op de Krim op
€ 50.000,-.
Inboedel en inventaris van de salon
Partijen hebben zich niet uitgelaten over de waarde van de inboedel en de inventaris van de salon. De rechtbank stelt in redelijkheid zowel de waarde van de inboedel als de waarde van de inventaris van de salon op € 5.000,-.
De auto’s
Partijen zijn het erover eens dat de waarde van de auto van het merk BMW € 8.000,- bedroeg en de waarde van de auto van het merk Volkswagen € 16.000,-.
Op grond van het voorgaande gaat de rechtbank uit van een totale waarde van de bestanddelen van de huwelijksgemeenschap van € 153.530,-. Ieder van partijen heeft recht op de helft hiervan, te weten € 76.765,-. Volgens de door partijen gesloten overeenkomst worden aan de vrouw toegedeeld het appartement op de Krim, de bank, de inventaris van de salon en de auto van het merk BMW. De totale waarde hiervan bedraagt € 63.000,-. Aan de man worden toegedeeld de echtelijke woning en de hieraan gekoppelde hypothecaire schuld, de inboedel en de auto van het merk Volkswagen. De totale waarde hiervan bedraagt
€ 90.530,-.
Nu de vrouw blijkens de overeenkomst goederen ter waarde van € 63.000,- krijgt toegedeeld, terwijl haar wettelijke aandeel € 76.765,- bedraagt, is er volgens de door de rechtbank gemaakte berekening geen sprake van benadeling voor meer dan € 38.383 (een vierde). Overigens heeft de vrouw in het geheel niet aangegeven voor welk bedrag zij meent te zijn benadeeld en heeft zij zich maar in zeer beperkte mate uitgelaten over de waarde van de bestanddelen van de huwelijksgemeenschap. Al met al is de rechtbank van oordeel dat het beroep van de vrouw op vernietigbaarheid van de overeenkomst wegens benadeling voor meer dan een vierde niet slaagt.
Het voorgaande brengt met zich dat de op 29 mei 2023 tussen partijen gesloten overeenkomst geldig is en door partijen moet worden nagekomen. Dit betekent dat de rechtbank de wijze van verdeling van de huwelijksgemeenschap als volgt zal vaststellen.
De rechtbank zal bepalen dat de echtelijke woning aan de man wordt toegedeeld onder de verplichting om de vrouw te doen ontslaan uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld, een en ander zonder nadere verrekening van de waarde. Zij ziet aanleiding om, conform het verzoek van de man, te bepalen dat deze uitspraak dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte waarin de vrouw een volmacht aan de notaris geeft voor de levering van haar aandeel in de woning aan de man.
Het appartement op de Krim is inmiddels verkocht aan een derde en de vrouw beschikt over de verkoopopbrengst daarvan, althans hiervan heeft zij een ander appartement gekocht. De rechtbank zal bepalen dat de verkoopopbrengst van het appartement op de Krim aan de vrouw wordt toegedeeld, een en ander zonder nadere verrekening.
Tot slot zal worden bepaald dat aan de man worden toegedeeld de volledige inboedel met uitzondering van de bank en de auto van het merk Volkswagen en dat aan de vrouw worden toegedeeld de bank, de inventaris van de salon en de auto van het merk BMW. Dit alles zonder nadere verrekening van de waarde.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [dag] 2016 te [plaats 1] ;
*
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2018 te [geboorteplaats] , de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de man;
*
bepaalt dat partijen om en om een week voor [minderjarige] zullen zorgen met het wisselmoment op zondagavond en dat de vakanties bij helfte zullen worden verdeeld;
*
bepaalt dat de man gedurende zes maanden na de inschrijving van deze beschikking moet gedogen dat de vrouw in de periodes dat zij in Nederland is in de echtelijke woning te ( [postcode] ) [plaats 2] , [adres 1] , verblijft en gebruik maakt van de salon op de begane grond, waarbij uitdrukkelijk geldt dat de man de woning niet hoeft te verlaten;
*
bepaalt ten aanzien van de wijze van verdeling van de huwelijksgemeenschap van partijen – onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand – het volgende:
1. aan de man worden toegedeeld:
1.1
de echtelijke woning te ( [postcode] ) [plaats 2] , [adres 1] , onder de verplichting om de vrouw te doen ontslaan uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld, een en ander zonder nadere verrekening van de waarde met de vrouw;
1.2
de volledige inboedel met uitzondering van de bank en de inventaris van de salon, zonder nadere verrekening van de waarde met de vrouw;
1.3
de auto van het merk Volkswagen, zonder nadere verrekening van de waarde met de vrouw;
2. aan de vrouw worden toegedeeld:
2.1
de verkoopopbrengst van het appartement op de Krim, zonder nadere verrekening met de man;
2.2
de bank, zonder nadere verrekening van de waarde met de man;
2.3
de inventaris van de salon, zonder nadere verrekening van de waarde met de man;
2.4
de auto van het merk BMW, zonder nadere verrekening van de waarde met de man;
bepaalt dat deze uitspraak dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte waarin de vrouw een volmacht aan de notaris geeft voor de levering van haar aandeel in de echtelijke woning te ( [postcode] ) [plaats 2] , [adres 1] , aan de man;
verklaart deze beschikking – met uitzondering van de echtscheiding – uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Brakel, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. C.P.E. van de Fliert-Verburg als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 6 mei 2025.