ECLI:NL:RBDHA:2025:8546

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
09-406923-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van brandstichting en explosievenbezit door een minderjarige

Op 15 mei 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van brandstichting en het voorhanden hebben van explosieven. De feiten vonden plaats in de periode van 23 tot en met 25 december 2024. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, het voorhanden hebben van een explosief en het medeplegen van brandstichting van een auto. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte een auto in brand heeft gestoken in Hoek van Holland en explosieven heeft voorhanden gehad in Zoetermeer. De verdachte heeft zijn betrokkenheid bekend en is veroordeeld tot een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 62 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 140 uren. De rechtbank heeft het jeugdstrafrecht toegepast, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de risico's die de verdachte heeft genomen door explosieven in zijn bezit te hebben en de gevolgen daarvan voor de veiligheid van anderen. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-406923-24
Datum uitspraak: 15 mei 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[de verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de terechtzitting van 1 mei 2025.
De officier van justitie in deze zaak is mr. A.L.M. van Rookhuizen en de advocaat van de verdachte is mr. K. Durdu te Rotterdam. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenkingen komen er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt aan:
feit 1: het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, gepleegd in de periode van 23 december 2024 tot en met 25 december 2024;
feit 2: het voorhanden hebben van een wapen/explosief op 25 december 2024 in Zoetermeer, in vereniging;
feit 3: het medeplegen van brandstichting van een auto, met gemeen gevaar voor goederen, op 24 december 2024 in Hoek van Holland.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
Op 24 december 2024 rond 21.30 uur werd in Hoek van Holland een auto in brand gestoken (feit 3 op de tenlastelegging). Diezelfde avond ontving de politie om 23.58 een melding dat in Zoetermeer een grijskleurige Golf GTE stond geparkeerd waarvan de kentekenplaten waren afgeplakt en daarin twee mannen zaten die een bivakmuts zouden dragen. De politie die op de melding afkwam, zag op een nabijgelegen parkeerplaats bovengenoemd voertuig staan, waarvan de achterkentekenplaat met een handdoek was afgedekt. De verdachte zat achter het stuur, naast hem zat de medeverdachte Veldhuis met een balaclava half over zijn hoofd en met tussen zijn benen blauwe latex handschoenen. Half onder zijn stoel lag een plastic tas waarin - zo bleek later - zelfgemaakte explosieven zaten. De verdachte en de medeverdachte werden vlak na middernacht aangehouden. In de telefoon van de verdachte werd een filmpje aangetroffen dat duidde op betrokkenheid van de verdachte en de medeverdachte bij feit 3.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van feit 3 dient de verdachte partieel vrij te worden gesproken van het tenlastegelegde ‘de nabij die vrachtwagen’.
3. 3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de feiten 1 tot en met 3 met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit. De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer DH4R024094, van de politie eenheid Den Haag, District Zoetermeer- Leidschendam/ Voorburg, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 464).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 17 april 2025;
Verder ten aanzien van de feiten 1 en 2
2. het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 25 december 2024, met foto-bijlagen (p. 50 - 72);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 25 december 2024, met bijlagen
(p. 78 - 88);
4. Een geschrift, te weten, het rapport van het NFI, "Explosievenonderzoek naar aanleiding van de vondst van twee vermeende explosieve constructies die zijn aangetroffen in een voertuig in Zoetermeer op 25 december 2024" van 8 april 2025 van dr. [naam 1]
(p. 439 - 454);
5. Het proces-verbaal van bevindingen, analyse Apple iPhone 15 pro, SIN: [SIN-nummer] , in gebruik bij verdachte [de verdachte] , opgemaakt op 28 december 2024
(p. 167 - 178).
Ten aanzien van feit 3
6. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 2] , opgemaakt op 27 december 2024 (p. 209 - 211);
7. Het proces-verbaal van bevindingen, analyse Apple iPhone 15 pro, SIN: [SIN-nummer] , in gebruik bij verdachte [de verdachte] , opgemaakt op 28 december 2024
(p. 167 - 178).
De verdachte heeft bekend dat hij zich, telkens met de medeverdachte, schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk in brand steken van een auto in Hoek van Holland, aan voorbereidingshandelingen voor het plegen van een aanslag met explosieven op een auto en een woning in Zoetermeer, en ook het voorhanden hebben van die explosieven. Uit de bewijsmiddelen volgt dat hij - na het accepteren van de opdracht via Snapchat - degene is geweest die de medeverdachte heeft opgehaald en met hem naar Hoek van Holland is gereden, waar de medeverdachte benzine op de auto gooide en die in brand stak. De geslaagde brandstichting in Hoek van Holland is - als bewijs voor de opdrachtgever(s) - door de verdachte gefilmd. Daarna heeft de verdachte explosieven opgehaald op een adres in Rotterdam en opnieuw de medeverdachte opgehaald. Zij zijn samen naar Zoetermeer gereden. De verdachten zorgden er samen voor dat in Zoetermeer de kentekenplaten van de auto onleesbaar waren en stonden via een chatgroep in contact met de opdrachtgever(s). Bij de stoel van de medeverdachte in de auto lag de tas met explosieven klaar, die de medeverdachte in Zoetermeer bij een auto en een woning tot ontploffing zou brengen. Verdachte liet zich voor het plegen van deze feiten betalen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij in de periode van 24 tot en met 25 december 2024 te Zoetermeer en Rotterdam en Leidschendam en Barendrecht, tezamen en in vereniging met anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing terwijl daar levensgevaar en/of gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel van te duchten is,
opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, en vervoermiddelen, te weten twee Improvised Explosive Devices (bestaande uit een container met flitspoeder en visco lont) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, doorgevoerd en voorhanden heeft gehad,
en appgesprekken in een chatgroep heeft gevoerd met mededaders over het plegen van een aanslag op een voertuig en woning (met behulp van genoemde explosieven) en over de voorbereidingen daarvan
en zich met gezichtsvermomming en voertuig met afgedekte kentekenplaten naar de directe omgeving van die beoogde woning en voertuig heeft begeven;
2
hij op 25 december 2024 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander
een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten twee Improvised Explosive Devices (bestaande uit een container met flitspoeder en visco lont), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad;
3
hij op 24 december 2024 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur en/of een brandstof in aanraking te brengen met een auto, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de nabij die auto staande bomen en geparkeerde voertuigen te duchten was.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte, met toepassing van het jeugdstrafrecht, wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 62 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 140 uren, subsidiair 70 dagen jeugddetentie gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit een lagere werkstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapportages en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft samen met een ander in de avond een auto in brand gestoken en voorbereidingshandelingen getroffen voor het veroorzaken van een ontploffing of brand, onder andere door het voorhanden hebben van zeer explosief materiaal. Op de zitting is duidelijk geworden dat de verdachte twee zeer gevaarlijke explosieven met een grote hoeveelheid flitspoeder voorhanden had, die tot grote explosies konden leiden. Het gevaar was zo groot dat zelfs de Explosieven Opruimingsdienst het te gevaarlijk vond om het tweede aangetroffen pakket een monster te nemen. Uit de informatie van het NFI blijkt dat flitspoeder al bij wrijving of warmte kan reageren en dat ontploffing van zelfs maar de helft van de inhoud van de tas zou hebben geleid tot een zekere dood van de inzittenden in de auto en tot zeer ernstige gevolgen voor de veiligheid en gezondheid van personen, zeker als dat gebeurt bij een woning die omringd is met woonhuizen zoals in dit geval. Het gevaarzettende karakter van de explosieven is daarmee een gegeven. Het teweegbrengen van ontploffingen is zeer ernstig en doet zich op steeds vaker en op meer plaatsen in Nederland, kennelijk met als doel personen te intimideren. Deze feiten komen vaak in het nieuws, zo ook deze feiten in Zoetermeer. Ook het bezit van deze gefabriceerde bommen met flitspoeder is extreem gevaarlijk en vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. De verdachte heeft in het geheel niet stil gestaan bij de risico’s van het bij zich hebben van een explosief en het levensgevaar waaraan hij zichzelf en anderen blootstelde en hoe traumatiserend het kan zijn als er in de buurt een explosief wordt neergelegd. Daarnaast heeft de verdachte met het in brand steken van de auto geen enkel respect getoond voor andermans eigendom. Hij heeft enkel gedacht aan het geld dat hij hiermee zou verdienen, en totaal niet nagedacht over de gevolgen die zijn gedrag zou hebben voor anderen. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 21 maart 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Dus heeft dit geen invloed op de straf.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de rapporten opgemaakt door Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) en van de toelichting die daarop door de deskundige van de reclassering op de zitting is gegeven.
Het advies is opgemaakt naar aanleiding van alleen de feiten 1 en 2. De reclassering ziet de verdachte als een bekennende first offender die zijn leven voor het delict op orde had. Hij studeerde, had geen geldzorgen, groeide op in een liefdevol gezin en gebruikte geen
middelen. De reclassering ziet de feiten als een incident en schat de kans op recidive in als laag. De verdachte heeft zich opvallend goed aan de schorsingsvoorwaarden gehouden. Hij is wat volwassener in doen en laten geworden, hij nam zelf initiatieven voor gesprekken en stelde vragen. Verdere bemoeienis van de reclassering is niet geïndiceerd, evenmin als het stellen van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf. De reclassering adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen. Als indicatie daarvoor noemt de reclassering dat de verdachte angstig was voor degene die hem benaderde om chauffeur te zijn bij de feiten en die hem nogal pushte. De reclassering heeft geen strafadvies gegeven. Op de zitting is door de deskundige met name de kwetsbaarheid van de verdachte en zijn afhankelijke opstelling ten opzichte van zijn ouders genoemd als indicatie voor toepassing van het jeugdstrafrecht. De verdachte vraagt veel hulp en zoekt duidelijk toenadering. Hij is weer thuis gaan wonen en gaat naar school. De verdachte leunt opvallend meer dan leeftijdsgenoten op zijn ouders en de opvoedomgeving.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
De rechtbank kan - ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar nog niet die van 23 jaren heeft bereikt - het jeugdstrafrecht toepassen. De reclassering heeft geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen en dat advies toegelicht zoals hierboven is weergegeven.
De rechtbank merkt op dat de verdachte, een jongeman van 20 jaar ook ten tijde van de feiten, een zeer beschermde opvoeding heeft gehad en die ook weer heeft opgezocht nadat hij een korte periode zelfstandig als student had gewoond. De reclassering heeft in zijn advies niet meegenomen dat de verdachte eerder op dezelfde dag de explosieven ophaalde, met dezelfde medeverdachte een auto in brand stak en dat filmde als bewijs voor de opdrachtgevers. Het idee van een eenmalig incident verliest daarmee gewicht. Contra-indicaties voor het toepassen van het jeugdstrafrecht zijn dat de verdachte, zoals de reclassering ook meldt, zich volwassen opstelt, slim is en zich leeftijdsconform heeft ontwikkeld.
Het feit dat de verdachte na een periode dat hij op kamers heeft gewoond weer bij de ouders is teruggekeerd en nu van huis uit een opleiding volgt, bevestigt de afhankelijke opstelling van de verdachte van zijn ouders. De rechtbank komt, deze informatie beschouwend en afwegend, tot het oordeel dat toepassing van het jeugdstrafrecht wel aangewezen is. De rechtbank past daarom het jeugdstrafrecht toe.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen.
De rechtbank stelt voorop dat bij de aard en ernst van de feiten een onvoorwaardelijke straf past. Brandstichtingen en bomaanslagen horen tot de meest ernstige strafbare feiten en de verdachte moet hebben kunnen inschatten welke risico’s hij nam - ook ten koste van anderen. Het is mogelijk dat hij enige druk van medeverdachten heeft ervaren zoals hij heeft verklaard, maar uit de gevoerde chat-gesprekken komt niets anders naar voren dan een actieve motivatie om met dit soort plannen mee te doen voor het geld. De verdachte heeft verklaard dat hij alleen maar voor het vervoer zorgde en lijkt zijn rol daarmee te verkleinen. De rechtbank wijst erop dat de verdachte naar Rotterdam is gereden om de tas met explosieven op te halen, en twee keer de medeverdachte heeft opgehaald om met hem naar de locatie te rijden waar iets in brand moest worden gestoken en tot ontploffing moest worden gebracht. Hij heeft contact onderhouden met de opdrachtgevers en heeft meegeholpen met het onleesbaar maken van de kentekenplaten van de auto van zijn vader die hij gebruikte. Uit de rapporten wordt niet goed duidelijk wat verder de verdachte tot het plegen van de feiten heeft gebracht. De reclassering ziet geen noodzaak voor een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte naast het uitgezeten voorarrest nog zal moeten ervaren dat zijn handelen strafwaardig is, door oplegging van een deels voorwaardelijke jeugddetentie en daarnaast een aanzienlijke werkstraf. De rechtbank komt het voorgaande overziend, tot de conclusie dat de strafeis van de officier van justitie passend is. De rechtbank zal deze volgen.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het inbeslaggenomen voorwerp, een telefoon, zal worden verbeurdverklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft teruggave van de telefoon aan de verdachte bepleit.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de inbeslaggenomen telefoon van verdachte, (SIN-nummer [SIN-nummer] ), staat vast dat deze enkel is gebruikt om mee te chatten met de medeverdachten. De rechtbank is van oordeel dat dit onvoldoende is om vast te stellen dat met behulp van de volledige telefoon de bewezenverklaarde feiten zijn gepleegd.
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de inbeslaggenomen telefoon.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 46, 47, 55 lid 1, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg en 157 van het Wetboek van Strafrecht en 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.5 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
de eendaadse samenloop van
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van voorbereiding van het opzettelijk brand stichten en/of het teweegbrengen van een ontploffing
en
ten aanzien van feit 2
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van feit 3
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straf
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
120 DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (door de rechtbank vastgesteld op 58 dagen), bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, groot
62 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
140 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
70 DAGEN;
de inbeslaggenomen goederen
gelast de teruggave aan de verdachte van het voorwerp met SIN-nummer [SIN-nummer] , te weten: telefoon;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. van der Harg, kinderrechter, voorzitter,
mr. E. van Die, kinderrechter,
en mr. N.B. Haverhoek, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.A.W. Hoefnagels, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 mei 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 tot en met 25
december 2024 te Zoetermeer en/of Rotterdam en/of Leidschendam en/of
Barendrecht, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving
een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
te weten het medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing
terwijl daar levensgevaar en/of gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel van te duchten is,
opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen,
te weten
twee Improvised Explosive Devices (bestaande uit een container met flitspoeder en
visco lont)
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of
voorhanden heeft gehad,
en/of appgesprekken in een chatgroep heeft gevoerd met mededader(s) over het
plegen van een aanslag op een voertuig en/of woning (met behulp van genoemde
explosieven) en/of over de voorbereidingen daarvan
en/of zich met gezichtsvermomming en/of voertuig met afgedekte kentekenplaten
naar de directe omgeving van die beoogde woning en/of voertuig heeft begeven;
2
hij op of omstreeks 25 december 2024 te Zoetermeer
tezamen en in vereniging met een of meer anderen
een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie,
te weten twee Improvised Explosive Devices (bestaande uit een container met
flitspoeder en visco lont) ,
zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door
vuur of door middel van ontploffing
voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 24 december 2024 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam,
althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
brand heeft gesticht door open vuur en/of een brandstof in aanraking te brengen
met een auto,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de nabij die auto staande
bomen en/of de nabij die vrachtwagen geparkeerde voertuigen
te duchten was.