Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De gronden van de beslissing
Appartementsrechten
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 mei 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Ranko B.V. en een gedaagde partij. Ranko, de verhuurder van een horecagelegenheid, vorderde dat de gedaagde, die de horecagelegenheid huurt, medewerking verleent aan noodzakelijke funderingswerkzaamheden die door de Vereniging van Eigenaren (VvE) zijn goedgekeurd. De werkzaamheden zijn vereist voor de versterking van de fundering van het gebouw, dat in appartementsrechten is gesplitst. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde op grond van de huurovereenkomst en de relevante wetgeving verplicht is om medewerking te verlenen aan deze werkzaamheden. De voorzieningenrechter stelde vast dat de opbouw van de extra bouwlaag al was gerealiseerd en dat er een spoedeisend belang was voor Ranko om de werkzaamheden uit te laten voeren. De gedaagde had verweer gevoerd, onder andere door te stellen dat hij niet had ingestemd met de werkzaamheden en dat deze de exploitatie van zijn horecagelegenheid zouden verstoren. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de werkzaamheden op een minst bezwarende wijze uitgevoerd zouden worden en dat de gedaagde recht had op schadevergoeding voor eventuele schade die hij zou lijden als gevolg van de werkzaamheden. Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld tot het verlenen van medewerking aan de funderingswerkzaamheden, met een dwangsom voor het geval hij hier niet aan voldeed. Tevens werd de gedaagde in de proceskosten veroordeeld.