ECLI:NL:RBDHA:2025:8585

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
NL25.11016
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot Roemenië

Op 11 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer NL25.11016, waarin de voorzieningenrechter, mr. B. Fijnheer, het verzoek om een voorlopige voorziening heeft afgewezen. De zaak betreft een asielaanvraag van een verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.G.P. de Boon, die tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie in beroep is gegaan. De minister had op 6 maart 2025 besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Roemenië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag.

Tijdens de zitting op 25 maart 2025, waar de verzoeker aanwezig was met waarnemer mr. S.H. van Wingerden en tolk A. Baban, is het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, nu er inmiddels uitspraak is gedaan op het beroep, een voorlopige voorziening niet meer nodig is.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 april 2025 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.11016
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], V-nummer: [V-nummer] , verzoeker
(gemachtigde: mr. A.G.P. de Boon),
en

de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. J.A.C.M Prins).

Procesverloop

Bij besluit van 6 maart 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL25.11016, op 25 maart 2025 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door mr. S.H. van Wingerden, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Baban. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL25.11016, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van K.L.H. Thomas, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
11 april 2025

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.