ECLI:NL:RBDHA:2025:8594
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- L.J. van der Veen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake verblijfsvergunning voor medische behandeling
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 15 mei 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van een Zimbabwaanse verzoekster behandeld. De verzoekster had op 27 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier met het doel van medische behandeling. Deze aanvraag werd door de Minister van Asiel en Migratie op 20 december 2022 buiten behandeling gesteld. Hiertegen heeft de verzoekster bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 april 2025 behandeld, waarbij zowel de verzoekster als haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig waren, met een tolk.
De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, gezien de uitspraak van dezelfde rechtbank op het beroep met zaaknummer NL25.3360, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom is het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.J. van der Veen, in aanwezigheid van mr. F. Aissa, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.