ECLI:NL:RBDHA:2025:8594

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
NL23.1458
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • L.J. van der Veen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake verblijfsvergunning voor medische behandeling

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 15 mei 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van een Zimbabwaanse verzoekster behandeld. De verzoekster had op 27 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier met het doel van medische behandeling. Deze aanvraag werd door de Minister van Asiel en Migratie op 20 december 2022 buiten behandeling gesteld. Hiertegen heeft de verzoekster bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 april 2025 behandeld, waarbij zowel de verzoekster als haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig waren, met een tolk.

De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, gezien de uitspraak van dezelfde rechtbank op het beroep met zaaknummer NL25.3360, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom is het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.J. van der Veen, in aanwezigheid van mr. F. Aissa, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.1458

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , verzoekster,

geboren op [geboortedatum] ,
van Zimbabwaanse nationaliteit,
V-nummer: 289.3720.391,
(gemachtigde: mr. A.E.M. de Vries),
en

de Minister van Asiel en Migratie.

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de buitenbehandelingstelling van haar aanvraag van 27 oktober 2022 om een verblijfsvergunning regulier voor het verblijfsdoel ‘medische behandeling’.
1.1.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 20 december 2022 buiten behandeling gesteld. Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. Met het bestreden besluit van 21 januari 2025 op het bezwaar van verzoekster is de minister bij de buitenbehandelingstelling van de aanvraag gebleven. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld, zodat het verzoek, op grond van artikel 8:81, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om een voorlopige voorziening geldt als een verzoek gedaan hangende het beroep bij de rechtbank.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met zaaknummer NL25.3360, op 7 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, haar gemachtigde en de gemachtigde van de minister. Een tolk was aanwezig.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL25.3360, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3.1.
Dat betekent dat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding bestaat.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.J. van der Veen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.