ECLI:NL:RBDHA:2025:8609

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
NL24.4164
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van uitstel van vertrek op medische gronden

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 17 april 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om uitstel van vertrek op grond van haar medische situatie beoordeeld. Eiseres, een Indonesische vrouw die sinds 1999 in Nederland verblijft, had verzocht om uitstel van vertrek vanwege haar medische toestand na een operatie aan borstkanker in december 2022. De rechtbank behandelt de afwijzing van de minister van Asiel en Migratie, die zich baseerde op adviezen van het Bureau Medische Advisering (BMA). Deze adviezen gaven aan dat er geen medische noodsituatie op korte termijn werd verwacht en dat eiseres in staat was om te reizen. Eiseres betwistte de juistheid van deze adviezen en voerde aan dat de minister niet voldoende rekening had gehouden met haar gezondheidstoestand en de risico's van uitzetting naar Indonesië. De rechtbank concludeert dat de minister op basis van de BMA-adviezen terecht heeft besloten geen uitstel van vertrek te verlenen. Eiseres heeft geen concrete aanknopingspunten aangedragen om aan de juistheid van de BMA-adviezen te twijfelen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.4164

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [v-nummer] ,
(gemachtigde: mr. A.M.J.M. Louwerse),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] , verweerder
(gemachtigde: mr. T. Pourjalili).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om uitstel van vertrek op grond van haar medische situatie. [2]
1.1.
Verweerder heeft met het primaire besluit van 11 april 2023 deze aanvraag afgewezen. Met het bestreden besluit van 11 januari 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij zijn besluit gebleven.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
Eiseres heeft haar beroepsgronden aangevuld.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op de zitting van 5 maart 2025 behandeld. Hieraan hebben eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1971 en heeft de Indonesische nationaliteit. Zij verblijft sinds 30 maart 1999 in Nederland. Op grond van haar medische situatie heeft zij om uitstel van vertrek verzocht.
Wat heeft verweerder besloten?
3.
Naar aanleiding van het verzoek om uitstel van vertrek heeft verweerder advies gevraagd aan het Bureau Medische advisering (BMA) over de gezondheidssituatie van eiseres. Uit het BMA-advies van 30 maart 2023 blijkt dat eiseres in december 2022 is geopereerd aan borstkanker. Er bleek geen sprake te zijn van uitzaaiingen. Een aanvullende chemotherapie was daarom niet nodig.Wel krijgt zij sinds januari 2023 aanvullende hormonale therapie en periodieke controles. Het is aannemelijk dat deze behandeling meerdere jaren zal duren. Bij het uitblijven van de behandeling bestaat het risico dat uitzaaiingen ontstaan. Naar verwachting zal zich dit niet voordoen op de korte termijn maar op de langere termijn. Bij het uitblijven van de behandeling verwacht het BMA geen medische noodsituatie op korte termijn. Volgens het BMA kan eiseres reizen. Er zijn geen aanwijzingen dat enige medische voorziening noodzakelijk is. Dit BMA-advies heeft verweerder aan het primaire besluit ten grondslag gelegd.
3.1.
Op 14 juli 2023 heeft het BMA opnieuw een advies uitgebracht over de medische situatie van eiseres. Uit dit BMA-advies blijkt dat het BMA bij het uitblijven van de behandeling geen medische noodsituatie verwacht binnen een indicatieve termijn van drie tot zes maanden. Er bestaat wel een verhoogd risico op het ontstaan van uitzaaiingen. Dit is een langzaam en geleidelijk proces. In het BMA-advies is verder een disclaimer opgenomen waarin is aangegeven dat in het geval van eiseres niets kan worden gezegd over het al dan niet optreden van een medische noodsituatie na zes maanden, dat het niet te voorspellen is wat het ziekteverloop over een periode langer dan zes maanden zal zijn en dat de daarmee samenhangende noodzakelijke behandeling kan wijzigen. Om die redenen kan niet worden bepaald welke beschikbare behandeling voldoende is om een eventueel te verwachten medische noodsituatie te voorkomen.
3.2.
Verweerder stelt zich in het bestreden besluit, onder verwijzing naar de BMA-adviezen, op het standpunt dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor uitstel van vertrek. Daarom heeft verweerder geen uitstel van vertrek verleend. Nu eiseres de BMA-adviezen niet heeft weersproken en ook geen contra-expertise heeft overgelegd, kan van de juistheid van de BMA-adviezen worden uitgegaan. Omdat hieruit blijkt dat eiseres kan reizen en bij het uitblijven van de behandeling geen medisch noodsituatie binnen een indicatieve termijn van drie tot zes maanden wordt verwacht, is er geen sprake van een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM [3] om medische redenen.
3.3.
Verweerder heeft afgezien van het horen van eiseres. [4]
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres vindt dat verweerder zich in zijn besluitvorming ten onrechte heeft beperkt tot de vragen of bij het uitblijven van een behandeling een medische noodsituatie te verwachten is en of eiseres naar Indonesië kan reizen. Verweerder heeft niet de juiste vragen en ook niet alle vragen gesteld aan het BMA in het kader van een zorgvuldig onderzoek.
4.1.
Eiseres voert aan dat verweerder geen strikte termijn van zes maanden mag hanteren bij het bepalen of sprake is van een medische noodsituatie op korte termijn. De indicatieve termijn van drie tot zes maanden, die verweerder hanteert voor het bepalen of er wel of geen sprake is van een medische noodsituatie op korte termijn, is niet in lijn met het arrest X. [5] Verweerder mag niet de ogen sluiten voor wat er na zes maanden zal gebeuren bij het uitblijven van een behandeling. Het is een feit van algemene bekendheid dat kanker, zonder behandeling, leidt tot veel pijn en uiteindelijk tot de dood. Dit volgt ook uit openbare bronnen. Er is onvoldoende onderzocht of er voor eiseres, als zij niet wordt behandeld, sprake is van een reëel risico van een ernstige, snelle en onomkeerbare achteruitgang van haar gezondheidstoestand die voor intense pijn zorgt of voor een significante daling van haar levensverwachting.
4.2.
Eiseres stelt verder dat de bewijslast bij verweerder ligt om aannemelijk te maken dat uitzetting naar Indonesië niet zal leiden tot een situatie die in strijd is met artikel 3 van het EVRM.
4.3.
Eiseres stelt ten slotte dat het aanvullend BMA-advies onvoldoende inzichtelijk en inhoudelijk niet concludent is vanwege de disclaimer die in dit advies is opgenomen. Verweerder heeft door dit advies (mede) aan zijn besluit ten grondslag te leggen niet aan zijn vergewisplicht voldaan.
Wat zijn de regels?
5. Op grond van artikel 64 van de Vw blijft uitzetting achterwege zolang het, gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling, niet verantwoord is om te reizen.
5.1.
In paragraaf A3/7.1.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) staat dat de vreemdeling uitstel van vertrek krijgt als er een reëel risico bestaat op schending van artikel 3 van het EVRM om medische redenen. Dit is het geval als uit het advies van het BMA blijkt dat het achterwege blijven van de medische behandeling naar alle waarschijnlijkheid zal leiden tot een medische noodsituatie én als de noodzakelijke medische behandeling in het land van herkomst niet beschikbaar of niet toegankelijk is. Onder een medische noodsituatie verstaat verweerder die situatie waarbij de vreemdeling lijdt aan een aandoening, waarvan op basis van de huidige medisch-wetenschappelijke inzichten vaststaat dat het achterwege blijven van behandeling binnen een indicatieve termijn van drie tot zes maanden zal leiden tot overlijden, invaliditeit of een andere vorm van ernstige geestelijke of lichamelijke schade.
5.2.
De indicatieve termijn in de hiervoor genoemde paragraaf van de Vc was voorheen een termijn van drie maanden, maar is naar aanleiding van het arrest X aangepast naar een ruimere termijn van drie tot zes maanden. Het BMA toetst sinds 1 juli 2023 aan de ruimere termijn.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank beoordeelt het besluit om geen uitstel van vertrek te verlenen aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6.1.
Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Zorgvuldigheid totstandkoming BMA-adviezen
7. Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [6] volgt dat een BMA-advies een deskundigenadvies is en dat verweerder, als hij een BMA-advies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, zich ervan moet vergewissen dat dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de betrokken conclusies daarop aansluiten. Als dit het geval is, mag verweerder in beginsel van de juistheid van dit advies uitgaan. Het is vervolgens aan eiseres om de juistheid van het deskundigenadvies te betwisten, bijvoorbeeld met een contra-expertise.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat de BMA-adviezen, gelet op de daarin opgenomen informatie, op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de betrokken conclusies daarop aansluiten. Eiseres heeft geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht om daaraan te twijfelen. Niet in geschil is dat eiseres de medische oordelen, zoals neergelegd in de BMA-adviezen niet weerspreekt. Ook heeft zij geen recente aanvullende medische informatie overgelegd waaruit zou blijken dat haar medische situatie is veranderd. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de medische situatie van eiseres onveranderd is gebleven sinds het laatste BMA-advies.
Reikwijdte van de vraagstelling aan het BMA
8. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat verweerder nadere vragen had moeten stellen aan het BMA. De medisch adviseur geeft in het medisch advies een inschatting over het ontstaan van een medische noodsituatie bij uitblijven van de huidige behandeling binnen de indicatieve termijn van drie tot zes maanden. Deze vraag beoordeelt de medische adviseur los van overige factoren. [7]
8.1.
Uit de BMA-adviezen blijkt dat de medisch adviseur bij het uitblijven van verdere behandeling geen medische noodsituatie binnen de indicatieve termijn van drie tot zes maanden verwacht. Daarom hoeft het BMA niet te onderzoeken of de behandeling in Indonesië aanwezig is en of deze behandeling voor eiseres toegankelijk is. [8]
8.2.
Indien bij eiseres uitzaaiingen ontstaan zal dit niet binnen de indicatieve termijn van drie tot zes maanden leiden tot veel pijn of overlijden. Daarom is geen sprake van een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM om medische redenen.
Indicatieve termijn van drie tot zes maanden
9. De rechtbank vindt het niet onredelijk dat verweerder uitgaat van een indicatieve termijn van drie maanden tot zes maanden. Verweerder heeft in zijn besluitvorming toegelicht dat het Hof in het arrest X heeft geoordeeld dat het hanteren van een harde termijn in strijd is met het Unierecht en dat deze termijn louter indicatief mag zijn. Het hanteren van een indicatieve termijn is geoorloofd mits ‘de situatie van de betrokken derdelander concreet is onderzocht in het licht van alle relevante factoren, rekening houdend met de aandoening waaraan die derdelander lijdt’. Naar aanleiding van dit arrest is het beleid van verweerder op dit punt aangepast. Als een medisch advies van het BMA wordt gevraagd, wordt sindsdien verzocht om te beoordelen of het aannemelijk is dat binnen een indicatieve termijn van drie tot zes maanden een medische noodsituatie zal ontstaan, die zich tegen een terugkeer naar het land van herkomst verzet. Aan deze eis heeft verweerder voldaan door het besluit te baseren op de BMA-adviezen die tot stand zijn gekomen op basis van de individuele medische gegevens van eiseres.
9.1.
De wijze waarop verweerder het beleid op basis van het arrest X heeft uitgewerkt en dat eruit bestaat dat geen strikte termijn maar een indicatieve termijn met een marge van een aantal maanden wordt gehanteerd, acht de rechtbank in overeenstemming met het genoemde arrest. De rechtbank ziet geen aanleiding om daar in de situatie van eiseres anders over te oordelen. Eiseres heeft namelijk niet met medische stukken of anderszins aannemelijk gemaakt dat de gehanteerde termijn in haar geval te strikt is. Verweerder heeft de medische situatie van eiseres onderzocht, in het licht van alle relevante factoren en haar gezondheidstoestand.
Inschatting na zes maanden
10. Verweerder heeft onder verwijzing naar pagina 12 van het Protocol Bureau Medische Advisering toegelicht dat in sommige gevallen het BMA ook ná zes maanden een inschatting kan maken van het ziekteverloop (bijvoorbeeld bij hiv en bepaalde vormen van kanker). Er wordt in zo’n geval een medische noodsituatie verwacht op enige termijn, alleen is het inschatten van de exacte termijn niet mogelijk. Het kan binnen een indicatieve termijn van drie tot zes maanden ontstaan en zal zéker na zes maanden ontstaan bij het uitblijven van behandeling. Deze gevallen zullen hierna ‘het eerste scenario’ worden genoemd.
10.1.
Verder heeft verweerder toegelicht dat er ook gevallen zijn waarin het BMA bij het uitblijven van de behandeling geen medische noodsituatie verwacht binnen de indicatieve termijn van drie tot zes maanden, maar dat er ná zes maanden (vanwege bepaalde risicofactoren) wel een ernstige situatie kan ontstaan bij het uitblijven van behandeling. In deze gevallen kan echter geen uitspraak worden gedaan over het al dan niet optreden van een medische noodsituatie ná zes maanden. Er kunnen namelijk in de loop van de tijd wijzigingen in de medische situatie en behandeling plaatsvinden, die voor een arts niet te voorspellen zijn. Daarnaast zullen op de langere termijn ook niet-medische omgevingsfactoren van invloed kunnen zijn op het beloop van een ziekte of aandoening. Om die reden kan ook niet worden bepaald welke beschikbare behandeling voldoende is om een eventueel te verwachten medische noodsituatie na de genoemde indicatieve termijn te voorkomen. Deze gevallen zullen hierna ‘het tweede scenario’ worden genoemd.
10.2.
In het geval van eiseres is in het aanvullende BMA-advies een disclaimer opgenomen waarin is aangegeven dat niets kan worden gezegd over de termijn en dat ook de beschikbare behandeling in het land van herkomst niet kan worden uitgezocht. Eiseres voert aan dat deze disclaimer niet juist is toegepast. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog, mede gelet op de door verweerder gegeven toelichting op de zitting. Uit de stukken blijkt dat eiseres na de operatie geen uitzaaiingen had en chemotherapie daarom niet nodig was. Dat betekent dat – anders dan de gemachtigde stelt – eiseres op dat moment kankervrij was. De hormoonbehandeling is erop gericht om de kans te verkleinen dat de kanker terugkomt. Het is dan ook niet zeker dat er op enig moment alsnog uitzaaiingen zullen komen bij het uitblijven van de hormoonbehandeling. Eiseres valt dan ook onder het hiervoor geschetste tweede scenario en er kan om die reden geen uitspraak worden gedaan over het al dan niet optreden van een medische noodsituatie ná zes maanden. Het toepassen van deze disclaimer maakt het BMA-advies niet onbegrijpelijk of onjuist.
10.3.
Gelet op het voorgaande mocht verweerder zich baseren op de BMA-adviezen.
Bewijslast
11. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat het aan verweerder is om aannemelijk te maken dat de terugkeer van eiseres naar Indonesië niet zal leiden tot een situatie die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. Zoals de Afdeling heeft overwogen [9] volgt uit het arrest Paposhvili [10] dat het aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat hij door zijn gezondheidstoestand een reëel risico in de zin van artikel 3 van het EVRM loopt en dat de noodzakelijke medische zorg, indien deze beschikbaar is, in zijn geval feitelijk niet toegankelijk is. [11] Als de vreemdeling dit aannemelijk heeft gemaakt, is het aan verweerder om de twijfel over een mogelijke schending van artikel 3 van het EVRM weg te nemen.
11.1.
Dat de bewijslast ten aanzien van een mogelijke schending van 3 van het EVRM ten onrechte op de schouders van eiseres is gelegd, volgt de rechtbank gelet op de hiervoor aangehaalde jurisprudentie niet. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat het verhoogde risico op uitzaaiingen bij het staken van de behandeling een schending oplevert van artikel 3 van het EVRM om medische redenen. Met de stelling dat het een feit van algemene bekendheid is dat kanker, mits onbehandeld, leidt tot veel pijn en uiteindelijk tot de dood, heeft zij niet aan haar bewijsplicht voldaan. De rechtbank verwijst hierbij naar hetgeen zij onder 10.2 reeds heeft overwogen over dat niet is gebleken dat zij op dit moment kanker heeft. Dat de risico’s op terugkeer van de kanker door het uitblijven van de hormoonbehandeling zodanig veel groter worden dat deze risicotoename reeds een schending van het bepaalde in artikel 3 van het EVRM zou opleveren, heeft eiseres niet onderbouwd met enige (recente) medische informatie.
12. Al met al is de rechtbank van oordeel dat eiseres geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de BMA-adviezen naar voren heeft gebracht en dat verweerder met de inhoud van de BMA-adviezen in voldoende mate aan zijn vergewisplicht heeft voldaan.
13. De jurisprudentie waar eiseres naar heeft verwezen, leidt niet tot een ander oordeel nu niet is gebleken dat eiseres op dit moment aan een ernstige ziekte lijdt.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, voorzitter, en mr. C.I.H. Kerstens-Fockens en mr. J. Smeets, leden, in aanwezigheid van mr. J.R. van Veen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
2.Op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Op grond van artikel 7:3, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht.
5.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) van 22 november 2022, ECLI:EU:C:2022:913 (Arrest X).
6.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), uitspraak van de Afdeling van 8 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3422.
7.Protocol Bureau Medische Advisering, versie 2023, p. 12.
8.Werkinstructie 2024/2.
9.Uitspraak van de Afdeling van 26 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2046.
10.Arrest van het EHRM van 13 december 2016, Paposhvili tegen België, ECLI:CE:ECHR:2016:1213JUD004173810, paragraaf 186.
11.Arrest Paposhvili.