In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen de voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 3 maart 2025 en is eerder getoetst in een uitspraak van 26 maart 2025. Eiser, vertegenwoordigd door mr. D. Matadien, heeft beroep aangetekend tegen de rechtmatigheid van de maatregel, met als argument dat er geen zicht op uitzetting naar Gambia is en dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 2 mei 2025 gesloten en de zaak niet op zitting behandeld, omdat er voldoende informatie in het procesdossier aanwezig was om een oordeel te vellen.
De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig is, omdat er geen nieuwe feiten of gewijzigde omstandigheden zijn die een andere beoordeling rechtvaardigen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de Gambiaanse autoriteiten niet zullen reageren op de aanvraag voor een laissez-passer, en de rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting. De beroepsgronden van eiser worden verworpen, en de rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is. Het verzoek om schadevergoeding wordt eveneens afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.