ECLI:NL:RBDHA:2025:8628

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
C/09/682323 / FA RK 25-2175
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot een aansluitende zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 9 mei 2025 een verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging afgewezen. Betrokkene, die lijdt aan een bipolaire I stoornis, was niet ter zitting verschenen. Haar advocaat stelde dat het goed met haar gaat en dat er momenteel geen sprake is van ernstig nadeel, wat de basis vormt voor de aanvraag van de zorgmachtiging. De advocaat vroeg om afwijzing van het verzoek, omdat de zorgmachtiging niet doelmatig zou zijn en betrokkene bereid is om vrijwillig zorg te aanvaarden.

Tijdens de zitting werd door de psychiater aangegeven dat betrokkene in overleg met haar behandelaren is gestopt met medicatie en dat er op dat moment geen ontregeling was. De psychiater waarschuwde echter dat er in de toekomst een kans op ontregeling bestaat, wat kan leiden tot ernstig nadeel, zoals het verlies van haar woonplek. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de bipolaire I stoornis van betrokkene op dat moment leidde tot ernstig nadeel. Betrokkene had aangegeven vrijwillig mee te willen werken aan haar behandeling en was in contact met haar behandelaren.

De rechtbank concludeerde dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden waren om het eventueel te verwachten ernstig nadeel te voorkomen. Aangezien niet kon worden vastgesteld dat de verzochte verplichte zorg een ultimum remedium was, werd het verzoek tot zorgmachtiging afgewezen. De beschikking werd gegeven door mr. H.J.M. Bellekom, rechter, en uitgesproken ter openbare zitting op 9 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/682323 / FA RK 25-2175
Datum beschikking: 09 mei 2025

Afwijzing aansluitende machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[betrokkene] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.B. Peters te Zoetermeer.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 24 maart 2025, heeft de officier van justitie verzocht om een aansluitende zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 16 maart 2025 ondertekende medische verklaring van A.R. Hambarian, psychiater, die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij de behandeling betrokken was;
- een blanco zorgkaart;
- een ongedateerd zorgplan;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 24 maart 2025;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 09 mei 2025. Daarbij zijn gehoord:
- de advocaat van betrokkene;
- de zorgmedewerker, [naam] .
Omdat door de officier van justitie een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht en het de rechtbank ter zitting is gebleken dat diens aanwezigheid ook niet noodzakelijk was om tot een inhoudelijke beslissing te kunnen komen, is de officier van justitie niet gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet in staat was of bereid was zich te doen horen. De advocaat heeft ter zitting verteld dat hij betrokkene een kwartier voorafgaand aan de zitting heeft gesproken en dat zij heeft aangegeven dat het door omstandigheden niet is gelukt om naar de zitting te komen. De advocaat is op de hoogte van het standpunt van betrokkene.

Standpunten ter zitting

De advocaat heeft ter zitting naar voren gebracht dat de medicatie in overleg met betrokkene is afgebouwd. Het gaat nu goed met haar en ze is in gesprek met de behandelaren. Op dit moment is er geen sprake van ernstig nadeel. De zorgmachtiging wordt op dit moment aangevraagd voor eventueel ernstig nadeel dat kan optreden in de toekomst en is niet doelmatig, nu de Wvggz juist het terugdringen van gedwongen zorg beoogt. Betrokkene hecht erg aan haar eigen leven en wil zelf beslissen wanneer ze contact heeft met de behandelaren. Op dit moment is sprake van een samenwerking die zij op vrijwillige basis aangaat. Als er sprake zou zijn van een ontregeling in de toekomst, kan eventueel een crisismaatregel worden aangevraagd. De advocaat vraagt om afwijzing van het verzoek vanwege het ontbreken van ernstig nadeel en de bereidheid van betrokkene om vrijwillig de zorg te aanvaarden.
De psychiater heeft ter zitting verteld dat betrokkene een periode opgenomen is geweest en dat ze tijdens deze opname -in overleg- met haar medicatie is gestopt vanwege veel bijwerkingen. Er is daarna geen nieuwe medicatie meer opgestart en er is momenteel ook geen sprake van een ontregeling. De verwachting is wel dat deze weer kan optreden. Betrokkene is ten tijde van ontregelingen veel kwijtgeraakt; haar woning, vrienden en familie. Ze had een langdurige opname nodig om weer te stabiliseren. De behandelaren willen de zorgmachtiging aanhouden om snel te kunnen ingrijpen indien het weer mis gaat. Het zou enorm zonde zijn als ze alles wat ze nu opgebouwd heeft, weer kwijtraakt. Betrokkene is op dit moment in contact met de zorg, maar de verwachting is dat ze contact zoekt omdat er veel praktische zaken geregeld moeten worden. Ze is namelijk recent verhuisd naar een nieuwe begeleid wonen setting. De ervaring is dat betrokkene in het verleden alleen contact opnam met de behandelaren als er zaken voor haar geregeld moesten worden. Het plan is om af te wachten hoe het toestandsbeeld van betrokkene zich zal ontwikkelen en dat als het noodzakelijk blijkt om haar medicatie toe te dienen, dit onder de zorgmachtiging gebeurt. Het ernstig nadeel is erin gelegen dat betrokkene, bij ontregeling, haar woonplek kan kwijtraken. Als gevolg daarvan zal zij op straat terechtkomen en loopt zij gevaar door bijvoorbeeld contacten met mannen. Dit heeft zich in het verleden voorgedaan.

Beoordeling

Op 6 november 2025 is door de rechtbank een zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 6 mei 2025.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een bipolaire I stoornis en middelenmisbruik en afhankelijkheid.
Op grond van het bepaalde in artikel 6:4 Wvggz kan een zorgmachtiging worden verleend indien is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg, zoals beschreven in artikel 3:3 Wvggz en het doel van verplichte zorg, bedoeld in artikel 3:4, onderdelen b tot en met e, Wvggz.
Artikel 3:3 Wvggz geeft aan dat indien het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, als uiterste middel verplichte zorg kan worden verleend.
De rechtbank is, gelet op hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de bipolaire I stoornis van betrokkene thans nog leidt tot ernstig nadeel. De psychiater heeft immers ter zitting aangegeven dat er op dit moment geen sprake is van een ontregeling, dat het met betrokkene goed gaat en zij op dit moment geen medicatie gebruikt. Er wordt op dit moment ook geen verplichte zorg verleend.
De psychiater heeft er tijdens de zitting wel nog op gewezen dat de verwachting is dat er een nieuwe ontregeling kan optreden en dat zij dan alles wat zij heeft opgebouwd, weer kwijt kan raken.
De rechtbank stelt evenwel vast dat de betrokkene heeft aangegeven vrijwillig mee te willen werken aan haar behandeling en zij op dit moment goed in contact is met haar behandelaren. Naar het zich laat aanzien kan daarmee mogelijke toekomstig ernstig nadeel worden voorkomen.
Op dit moment is naar het oordeel van de rechtbank aldus niet komen vast te staan dat betrokkene zorg structureel van de hand wijst. De rechtbank kan op basis van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken dan ook niet vaststellen dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden bestaan om het eventueel te verwachten ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
Nu niet kan worden vastgesteld dat de verzochte verplichte zorg een ultimum remedium is, wordt niet voldaan aan de eisen die de wet stelt aan het verlenen van een zorgmachtiging. De rechtbank komt tot een afwijzing van het verzoek.
Beslissing
De rechtbank:
Deze beschikking is gegeven door mr. H.J.M. Bellekom, rechter, bijgestaan door A. van Voorden als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 09 mei 2025.