ECLI:NL:RBDHA:2025:8628
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek tot een aansluitende zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 9 mei 2025 een verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging afgewezen. Betrokkene, die lijdt aan een bipolaire I stoornis, was niet ter zitting verschenen. Haar advocaat stelde dat het goed met haar gaat en dat er momenteel geen sprake is van ernstig nadeel, wat de basis vormt voor de aanvraag van de zorgmachtiging. De advocaat vroeg om afwijzing van het verzoek, omdat de zorgmachtiging niet doelmatig zou zijn en betrokkene bereid is om vrijwillig zorg te aanvaarden.
Tijdens de zitting werd door de psychiater aangegeven dat betrokkene in overleg met haar behandelaren is gestopt met medicatie en dat er op dat moment geen ontregeling was. De psychiater waarschuwde echter dat er in de toekomst een kans op ontregeling bestaat, wat kan leiden tot ernstig nadeel, zoals het verlies van haar woonplek. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de bipolaire I stoornis van betrokkene op dat moment leidde tot ernstig nadeel. Betrokkene had aangegeven vrijwillig mee te willen werken aan haar behandeling en was in contact met haar behandelaren.
De rechtbank concludeerde dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden waren om het eventueel te verwachten ernstig nadeel te voorkomen. Aangezien niet kon worden vastgesteld dat de verzochte verplichte zorg een ultimum remedium was, werd het verzoek tot zorgmachtiging afgewezen. De beschikking werd gegeven door mr. H.J.M. Bellekom, rechter, en uitgesproken ter openbare zitting op 9 mei 2025.