ECLI:NL:RBDHA:2025:8644

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
NL25.17830
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Guinese eiser niet in behandeling genomen op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. De eiser, een Guinese man geboren in 2004, had op 23 december 2024 asiel aangevraagd in Nederland. De minister van Asiel en Migratie, verweerder, heeft de asielaanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Dit is vastgesteld op basis van Eurodac-gegevens, waaruit bleek dat de eiser op 13 september 2024 al in Spanje om internationale bescherming had verzocht. De Spaanse autoriteiten hebben het verzoek om terugname op 13 februari 2025 geaccepteerd.

De eiser voerde aan dat er aanwijzingen zijn dat Spanje zijn internationale verplichtingen niet nakomt, en verwees naar een rapport dat tekortkomingen in de opvang van asielzoekers in Spanje beschrijft. De rechtbank oordeelde echter dat de verantwoordelijkheid van Spanje voor de behandeling van de asielaanvraag niet ter discussie staat en dat de verweerder terecht het interstatelijk vertrouwensbeginsel toepaste. De eiser slaagde er niet in om aan te tonen dat hij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.

De rechtbank concludeerde dat de asielaanvraag van de eiser terecht niet in behandeling is genomen en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.17830

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 april 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2004 en de Guinese nationaliteit te hebben. Op 23 december 2024 heeft hij asiel aangevraagd in Nederland.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. [1] Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiser op 13 september 2024 al in Spanje om internationale bescherming heeft verzocht. Nederland heeft op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening [2] de Spaanse autoriteiten verzocht om eiser terug te nemen. De Spaanse autoriteiten hebben dit verzoek op 13 februari 2025 geaccepteerd, waarmee de verantwoordelijkheid van Spanje vaststaat.
3. Eiser voert aan dat er concrete aanwijzingen zijn dat Spanje haar internationale verplichtingen niet nakomt. Eiser wijst hierbij op het AIDA Country Report 2023 over Spanje van mei 2024, waaruit blijkt dat er in Spanje structureel en systematisch tekortkomingen zijn bij de opvang van asielzoekers. De kans is groot dat eiser in Spanje geen opvang zal krijgen, problemen zal ondervinden om zijn verzoek om internationale bescherming in te dienen en op straat zal moeten overleven. De overdracht is daarom in strijd met artikel 3 van het EVRM. [3] Verweerder dient individuele garanties te bedingen bij de Spaanse autoriteiten.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag.
5. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat ten aanzien van Spanje kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit uitgangspunt is door de Afdeling [4] bevestigd. [5] Het is aan eiser om aan de hand van objectieve informatie aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. [6]
6. Eiser is hier niet in geslaagd. De Afdeling is in de uitspraak van 24 juni 2024 ingegaan op de opvangomstandigheden in Spanje en heeft geoordeeld dat het AIDA Country Report 2023 over Spanje van 24 mei 2024 geen wezenlijk ander beeld schets van de situatie in Spanje voor Dublinclaimanten dan de informatie waar de Afdeling eerder al over heeft geoordeeld. De rechtbank ziet geen reden om van dit oordeel af te wijken. Bovendien garanderen de Spaanse autoriteiten met het claimakkoord dat zij eisers asielverzoek in behandeling zullen nemen, met inachtneming van de Europese asiel- en opvangrichtlijnen. Als eiser toch moeilijkheden ervaart wat betreft de opvang, ligt het op zijn weg om daarover te klagen bij de (hogere) autoriteiten of de daartoe geëigende instanties. Niet is gebleken dat eiser in het verleden geprobeerd heeft te klagen in Spanje. Dat dit voor hem niet mogelijk, uiterst moeilijk of bij voorbaat zinloos is, is niet gebleken. Ook is niet gebleken dat de autoriteiten van Spanje hem niet zouden kunnen of willen helpen.
7. Uit het arrest Tarakhel [7] volgt dat een verplichting tot het vragen van aanvullende garanties pas aan de orde is als aan twee voorwaarden wordt voldaan. Ten eerste moet sprake zijn van een bijzondere kwetsbaarheid en ten tweede moet aannemelijk zijn dat er zonder garanties geen sprake zal zijn van toereikende zorg- en opvangvoorzieningen. Gesteld noch gebleken is dat eiser bijzonder kwetsbaar is. Ook heeft eiser, gelet op het voorgaande, niet aannemelijk gemaakt dat hij, zonder het verkrijgen van aanvullende garanties, in Spanje geen opvang zal krijgen. Verweerder heeft dus geen aanleiding hoeven zien om aanvullende garanties te vragen.
8. Verweerder heeft, gelet op het voorgaande, de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling genomen. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 15 mei 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van S.A. Sewratan, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
7.Arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 4 november 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712.