ECLI:NL:RBDHA:2025:8648

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
NL25.10219
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Nigeriaanse statushouder niet-ontvankelijk verklaard op basis van interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft eiseres, een Nigeriaanse vrouw, op 30 december 2024 een asielaanvraag ingediend in Nederland. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 4 maart 2025 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres reeds internationale bescherming geniet in Italië tot 31 januari 2028. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar is zonder bericht niet verschenen op de zitting van 4 april 2025. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar vluchtelingenstatus in Italië zou zijn ingetrokken. De rechtbank oordeelt dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres naar Italië kan terugkeren, en dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat de Italiaanse autoriteiten haar niet kunnen of willen helpen. De rechtbank heeft de beroepsgrond van eiseres verworpen en het beroep ongegrond verklaard. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.10219

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [V-nummer 1]
mede namens haar kind

[minderjarige],

V-nummer: [V-nummer 2]
(gemachtigde: mr. D. de Heuvel),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Eiseres heeft op 30 december 2024 een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 4 maart 2025 deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard. [1]
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 4 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen de gemachtigde van verweerder. Eiseres en haar gemachtigde zijn zonder bericht niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiseres stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1996.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij reeds internationale bescherming geniet in Italië. Uit onderzoek in het Eurodac-systeem is gebleken dat eiseres deze internationale bescherming geniet tot 31 januari 2028. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres daarom naar Italië kan terugkeren.
3. Eiseres voert daartegen het volgende aan. Mogelijk heeft haar vertrek aanleiding gegeven aan de Italiaanse autoriteiten om de asielvergunning in te trekken, temeer nu eiseres in Nederland een asielaanvraag heeft ingediend. Verder kan op grond van alle omstandigheden, met name de erbarmelijke omstandigheden in Italië, niet worden aangenomen dat er een zodanige band bestaat met Italië dat het redelijk is om van haar te verlangen dat zij terugkeert naar Italië. Een terugkeer naar Italië brengt voor eiseres en haar zoontje een schending van artikel 3 van het EVRM [2] met zich mee. Zij kwam bijvoorbeeld slechts een beperkte periode na toekenning van de vluchtelingenstatus in aanmerking voor huisvesting. Ook was haar loon in Italië laag waardoor zij zich niet meer staande kon houden. Daarbij speelt mee dat er op grote schaal sprake is van racisme in Italië. Dit maakte het vrijwel onmogelijk om werk en huisvesting te vinden. De situatie zoals volgt uit het arrest Ibrahim [3] zou zich in het geval van haar en haar zoontje dan ook voordoen. Tot slot heeft verweerder ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat zij niet voldoende inspanning heeft verricht om haar positie in Italië te verbeteren.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder kan een aanvraag niet-ontvankelijk verklaren op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw, als een vreemdeling in een andere lidstaat van de Europese Unie internationale bescherming geniet. Artikel 3.106a, tweede lid, van het Vb [4] bepaalt dat de aanvraag slechts niet-ontvankelijk wordt verklaard als de vreemdeling een zodanige band heeft met het betrokken derde land dat het voor hem redelijk zou zijn naar dat land te gaan. Bij de beoordeling daarvan worden op grond van het derde lid alle relevante feiten en omstandigheden betrokken, waaronder de aard, duur en omstandigheden van het eerdere verblijf.
5. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiseres tot 31 januari 2028 internationale bescherming in Italië geniet. Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling [5] dat alleen al om die reden is voldaan aan het bepaalde in artikel 3.106a, tweede lid, van het Vb. Zoals verweerder ook in het bestreden besluit heeft overwogen, zijn er geen concrete aanknopingspunten dat de vluchtelingenstatus van eiseres in Italië zou zijn ingetrokken. Eiseres heeft dit in ieder geval niet met stukken onderbouwd. Verweerder heeft zijn besluit dan ook voldoende gemotiveerd. De beroepsgrond faalt.
6. Uitgangspunt is dat verweerder ten aanzien van Italië voor statushouders over het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit volgt ook uit jurisprudentie van de Afdeling. [6] Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat het in haar geval anders is. Uit de verklaringen van eiseres blijkt niet dat zij op onmenselijke wijze is behandeld in Italië. Eiseres heeft in Italië huisvesting gehad en heeft in Italië kunnen werken. Ook heeft eiseres een opleiding voor pizzabakkers gevolgd. Hieruit blijkt dat de Italiaanse autoriteiten haar hebben geholpen om haar kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Daarnaast kon de zoon van eiseres naar school gaan. Van eiseres mag bovendien verwacht worden dat zij voldoende inspanningen verricht om haar rechten te effectueren of dat zij hulp inroept van de Italiaanse autoriteiten indien dit niet lukt. Uit de verklaringen van eiseres blijkt niet dat zij voldoende inspanning heeft verricht om zich in Italië te vestigen en haar rechten daar te effectueren. Zo heeft eiseres weliswaar geklaagd bij haar baas, echter is niet gebleken dat eiseres een aangifte tegen haar baas heeft gedaan omdat hij haar onderbetaalde. Ook is niet gebleken dat eiseres heeft geklaagd bij de hogere autoriteiten omdat zij eiseres niet helpen bij het vinden van huisvesting of een baan. Eiseres heeft dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de Italiaanse autoriteiten haar niet willen of kunnen helpen.
7. Verweerder heeft zich ook terecht en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de hoge drempel, zoals uiteengezet in het arrest Ibrahim, in het geval van eiseres en haar zoon niet wordt gehaald. Zij heeft geen elementen aangevoerd waaruit blijkt dat zij terecht zal komen in een toestand van zeer verregaande deprivatie, waardoor zij niet kan voorzien in haar belangrijkste basisbehoeften.
8. Verweerder heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 15 mei 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
3.Arrest Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:219.
4.Vreemdelingenbesluit 2000.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Zie uitspraken van 24 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1788 en van 27 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4374.