ECLI:NL:RBDHA:2025:8649

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 mei 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
23/1290
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor tandartskosten en de noodzaak van medische informatie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2025, in de zaak tussen eiser en het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijzondere bijstand voor tandartskosten beoordeeld. Eiser had op 17 juni 2022 een aanvraag ingediend, die door verweerder op 20 september 2022 werd afgewezen. De afwijzing werd gehandhaafd in de beslissing op bezwaar van 31 januari 2023. De rechtbank heeft het beroep op 3 december 2024 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. Eiser had de rechtbank verzocht om nadere stukken over te leggen ter onderbouwing van zijn standpunt dat hij had meegewerkt aan het medisch advies van [organisatie]. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst en eiser kreeg de gelegenheid om deze stukken in te dienen, wat hij op 4 december 2024 deed. Verweerder reageerde hierop op 6 januari 2025. Uiteindelijk sloten partijen het onderzoek zonder verdere zitting.

De rechtbank oordeelt dat eiser niet heeft aangetoond dat hij recht heeft op bijzondere bijstand, omdat hij geen toestemming heeft gegeven voor het opvragen van medische informatie bij zijn tandarts. Verweerder heeft terecht gesteld dat de noodzaak van de kosten niet kon worden vastgesteld, waardoor de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor tandartskosten terecht is gehandhaafd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/1290

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek,verweerder (gemachtigde: P.J.J.P. van der Zalm).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijzondere bijstand voor tandartskosten op grond van de Participatiewet (Pw).
Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 20 september 2022 afgewezen. Met de beslissing op bezwaar van 31 januari 2023 (het bestreden besluit) is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 3 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting voor 2 weken geschorst en eiser in de gelegenheid gesteld om, ter onderbouwing van zijn standpunt dat hij wel heeft meegewerkt aan de totstandkoming van het medisch advies van [organisatie] , de in het kader van de klachtenprocedure tegen [organisatie] gevoerde correspondentie uiterlijk op 17 december 2024 aan de rechtbank over te leggen.
Eiser heeft op 4 december 2024 deze stukken ingediend. Verweerder heeft daar bij brief van 6 januari 2025 op gereageerd.
Partijen hebben de rechtbank niet te kennen gegeven dat zij van hun recht om op een nadere zitting te worden gehoord, gebruik willen maken. De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser heeft bij verweerder een aantal aanvragen om bijzondere bijstand voor tandartskosten ingediend. De in dit geding relevante aanvraag is die van 17 juni 2022. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen, op de grond dat verweerder de noodzaak van de behandeling en daarmee de kosten niet heeft vast kunnen stellen. Verweerder heeft [organisatie] gevraagd een medisch advies uit te brengen. [organisatie] heeft dit niet kunnen doen, omdat eiser geen toestemming wilde geven voor het opvragen van medische informatie bij zijn tandarts. Verweerder heeft het afwijzende besluit na heroverweging in bezwaar gehandhaafd.
2. Het bestreden besluit berust op het standpunt van verweerder dat de noodzaak van de te vergoeden kosten niet kan worden vastgesteld, omdat eiser zijn medewerking heeft geweigerd aan een medisch onderzoek van [organisatie] .
3. Eiser heeft het standpunt van verweerder gemotiveerd bestreden. Volgens hem heeft hij alle medewerking verleend en toestemmingen gegeven. De tandarts en tandprotheticus zijn geraadpleegd en er zijn offertes overgelegd.
4. De rechtbank beoordeelt het beroep als volgt.
4.1.
Wanneer een belanghebbende een beroep kan doen op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht toereikend en passend te zijn, heeft hij geen aanspraak op (bijzondere) bijstand. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt. Dat volgt uit artikel 15, eerste lid, van de Pw.
4.2.
De Zorgverzekeringswet (Zvw) en de daarop gebaseerde regeling Zvw is voor de vergoeding van tandheelkundige kosten een voorliggende voorziening. Verweerder stelt daarom terecht dat artikel 15 van de Pw aan bijstandverlening in de weg staat. Er is een bewuste keuze gemaakt tandartskosten niet te vergoeden via het basispakket van de zorgverzekering. Dit betekent dat die kosten in beginsel ook niet worden vergoed via de bijzondere bijstand. Verweerder hanteert echter een buitenwettelijk begunstigend beleid dat is opgenomen in artikel 12 van de Uitvoeringsregels bijzondere bijstand ISD Bollenstreek 2022. Dat beleid houdt in dat wanneer sprake is van meerdere eigen bijdragen zorgkosten (niet zijnde het eigen risico vanuit de basisverzekering) binnen 1 kalenderjaar en deze eigen bijdragen een bedrag van € 250,- per persoon overschrijden en de belanghebbende geen draagkracht heeft om zelf in deze kosten te voorzien, bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor het meerdere boven dat bedrag. Niet in geschil is dat verweerder zijn buitenwettelijk beleid ISD consistent heeft toegepast.
4.3.
De aanvrager van bijstand moet aannemelijk maken dat hij recht heeft op bijstand. Hij moet daarom duidelijkheid geven over de feiten en omstandigheden op grond waarvan hij meent aanspraak te hebben op bijzondere bijstand, in het geval van eiser, omdat hij medisch was aangewezen op een tandprothese. Volgens verweerder heeft eiser in het kader van het medisch advies geen toestemming gegeven om medische informatie in te winnen bij zijn tandarts en heeft hij daarmee niet meegewerkt aan totstandkoming van het medische advies. Eiser heeft dat betwist en heeft ter onderbouwing daarvan na de schorsing van het onderzoek ter zitting nadere stukken overgelegd.
4.4.
Uit de door eiser nader overgelegde stukken komt naar voren dat hij op 5 juli 2022 een verklaring heeft getekend waarin hij [organisatie] toestemming geeft om medische informatie in te winnen bij zijn tandprotheticus [naam] . Een tandprotheticus is echter geen arts en kan dus geen medische informatie verschaffen. Uit het dossier blijkt niet, en ook uit de nadere stukken niet, dat eiser toestemming heeft gegeven aan [organisatie] om bij zijn tandarts medische informatie op te vragen. [organisatie] heeft desondanks wel een medisch advies opgesteld en heeft dit, zonder eiser vooraf inzage te geven [1] , rechtsreeks aan verweerder gestuurd. Dit was voor eiser aanleiding om gebruik te maken van het blokkeringsrecht. Verweerder kon daardoor bij de beoordeling van eisers aanvraag geen gebruik maken van het medisch advies en zodoende de medische noodzaak van de kosten waarvoor bijzondere bijstand was aangevraagd niet vaststellen.
4.5.
Nu verweerder de noodzaak van de kosten waarvoor eiser bijzondere bijstand heeft aangevraagd niet kon vaststellen, heeft verweerder de afwijzing van eisers aanvraag om bijzondere bijstand voor tandartskosten terecht gehandhaafd.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uit de door eiser overgelegde brief van [organisatie] van 9 augustus 2022 blijkt dat eiser gebruik wilde maken van zijn inzage- en correctierecht.